Tot slot van deze "chronique scandaleuse" maken we nog melding van twee affaires met eeri vemakelijk tintje. De eerste speelde zich af op het Ceciliafeest van 1922. Hierop waren de jongste leden van het mannenkoor zich zo te buiten gegaan, dat enkele oudere leden waren weggelopen en sommigen zelfs als lid wilden bedanken. Wie zich misdragen hebben en op welke manier valt niet precies te achterhalen, maar veelzeggend is het dat de minimumleeftijd van 16 jaar tot 18 jaar werd opgetrokken. De pastoor sprak met betrekking tot het volgende Ceciliafeest de hoop uit dat het hierbij "zoo net mogelijk zal toegaan, gedachtig dat ons koor uit erkend nette mannen bestaat". Hij verzocht verder "geen sterken drank te schenken en na afloop kalm huiswaarts te gaan". Dat de jongste leden geen sterke drank meer zouden krijgen, daar had de ledenvergadering geen moeite mee, maar wat het schenken aan de andere leden betrof kon men het met het voorstel van de pastoor toch echt niet eens zijn. Waarop de pastoor besloot bij het vol gende Ceciliafeest in plaats van wijn, maar sigaren te geven. De tweede affaire betreft het royement van een jong koorlid dat in 1943 mee werkte aan een van de bekende Bergse revues, die werden georganiseerd door de muziek- en toneelvereniging Tot Ons Genoegen. De aan dit royement ten grondslag liggende redenering geeft een goed beeld van de sociale controle binnen een vereniging als het Sint-Josephkoor in deze jaren. De redenering van de bestuursleden, blijkbaar ingegeven door het in hun ogen bedenkelijke peil van deze revues, doet tegenwoordig komisch aan: er "werd besloten Dhr. van onze ledenlijst te schrabben, temeer daar zijn meisje, dus aanstaande vrouw, nog erger de a.s. moeder zijner kinderen in deze revue, 'Dikke Dien' een alom verdachte vrouw imiteerde. Dat zooiets niet door de beugel kan, daar was ieder bestuurslid het mee eens". Waarvan akte! DE DIRECTEUREN Men kan niet over een koor schrijven zonder aandacht te besteden aan de dirigenten die het koor hebben geleid (in dit geval tot aan het einde van de jaren zestig "directeuren" geheten). De eerste jaren van het bestaan stond het koor van de Sint-Josephkerk onder leiding van een geestelijke. In dit verband geeft de overlevering twee namen en wel die van B.P. Vergroesen en L. Brog- trop. Over Vergroesen, een priester die in de stad bij zijn moeder woonde en voor zover bekend niet aan een bepaalde kerk of instelling was verbonden, valt weinig te achterhalen. Van Brogtrop weten we dat hij tot 1888 rector was van het nieuwe Algemeen Burger Gasthuis aan de Van Dedemstraat. Het was onder zijn leiding dat het koor bij de ingebruikname van de Sint-Josephkerk ("Smitjeskerk" dus) de Missa Sexta van Haller uitvoerde. In 1887 kwam het koor zonder directeur te zitten. Rector Smits stelde toen de 36-jarige J.H. (Jan) Gieles aan, die binnén de Gezellenvereniging al enige tijd actief was als kapelmeester van de harmonie Kolpings Zonen. Jan Gieles (later, om hem te onderscheiden van zijn zoon Arie, "de ouwe heer Gieles" genoemd) was klarinettist bij destafmuziek van het 3e Regiment Infanterie. Dit in het Markiezenhof gelegerde regiment had een nauwe band met de Bergse samenleving. In veel Bergse amateur-muziekgezelschappen waren stafmuzi kanten actief: de aanwezigheid van de stafmuziek van 3-RI heeft op deze wijze tot een grote bloei van het plaatselijke muziekleven geleid. Ook het Sint- Josephkoor heeft hier dus van kunnen profiteren. 140 Bij het 25-jarig bestaan van de Sint-Josephparochie in 1931 werden vijftien zangers gehuldigd die reeds 25 jaar of langer lid waren van het kerkkoor. Vier van hen waren zelfs al lid vanaf de oprichting van het koor in 1884. Jan Gieles wist het peil van het koor van de Sint-Josephkerk hoog op te voeren. Officieel bleef hij directeur van het koor tot aan zijn dood in 1931 (hij was toen 79 jaar). Zijn zoon A.H. (Arie) Gieles was echter reeds in 1916, op 26-jarige leeftijd zijn vader zo nu en dan gaan vervangen. Sinds de jaren twintig verving Arie Gieles zijn vader zelfs volledig en het was dan ook logisch dat hij in 1931 tot directeur werd benoemd. Hoewel Arie Gieles geen beroepsmusicus was (hij was boekbinder) deed hij op muzikaal gebied niet voor zijn vader onder. Daarvan getuigen de vele muzikale hoogstandjes die hij met het Sint- Josephkoor leverde, zoals de succesvolle uitvoering van de Mass in G-minor van R. Vaughan Williams en de Missa Secunda van J. Vrancken. Behalve directeur was Arie Gieles ook vele jaren secretaris van het koor en directeur van de harmonie Kolpings Zonen. Evenals zijn vader was Arie Gieles reeds tientallen jaren directeur van het Sint- Josephkoor, toen hij deze functie in 1954, op 65-jarige leeftijd neerlegde. Hij overleed, 90 jaar oud, in 1980. Zijn opvolger was Chr.J. (Chris) van de Boom, een 22-jarige conservatoriumstudent, die de functie van directeur combi neerde met die van organist. In de periode dat hij het Sint-Josephkoor leidde, werd in de Sint-Josephkerk de Latijnse volkszang ingevoerd. Teneinde het vanaf de tweede wereldoorlog dalende ledental van het mannenkoor op langere termijn weer te doen stijgen, besteedde Chris van de Boom met name aandacht aan de ontwikkeling van het jongenskoor: hier moesten immers de toekomstige zangers van het mannenkoor worden gezocht. Deze werkwijze bleef niet zonder resultaat. 141

Periodieken

De Waterschans | 1984 | | pagina 10