DE MUZIKALE PRESTATIES De manier waarop over het algemeen het gregoriaans werd gezongen, stond in scherp contrast met het peil van het Sint-Josephkoor waar het de uitvoering van meerstemmige muziek betrof. Reeds in 1905 beweerde de organist-secre taris dat de "Josephieten van Bergen-op-Zoom" in de stad zeer gewaardeerd werden en tot de beste koren van het bisdom gerekend mochten worden. Eigen roem? Feit is dat het koor in datzelfde jaar van pastoor H.P.W. Ver meulen, de eerste pastoor van de nieuwe parochie van de Fi.H. Martelaren van Gorcum, het vererende verzoek ontving om de mis bij de wijding van zijn in aanbouw zijnde kerk te zingen. Hiertoe werd een nieuwe mis ingestudeerd, die bij de plechtigheid in mei 1907 werd uitgevoerd. Naast de verzorging van de erediensten gaf het koor ook regelmatig uitvoe ringen buiten de kerk, zowel in de Sint-Josephs-Gezellenvereniging als bij meer openbare gelegenheden. Zo zong het koor in 1922 bijvoorbeeld bij een concert van de harmonie Kolpings Zonen in de tuin van Thalia, bij de ont hulling van het H. Hartbeeld voor de nieuwe Sint-Josephkerk en zelfs bij een politieke bijeenkomst van de r.k. kiesvereniging die vooraf ging aan de ver kiezingen van dat jaar. Eveneens in het kennelijk drukke jaar 1922 nam het koor voor de eerste maal deel aan een concours en wel te Oudenbosch, waar men een eervolle tweede prijs behaalde. Hoewel het Sint-Josephkoor ook minder goede en succesvolle jaren kende, werd het koor in 1932 in een gezag hebbend tijdschrift als het Sint-Gregoriusblad aangeduid als een van de beste koren van Nederland. Geen wonder dat er reeds in 1929 en 1933 leden waren die met het koor voor de radio wilden optreden; ditzou overigens nog heel wat jaren op zich laten wachten. HET GEZELLIGHEIDSASPECT Tekenend voor het karakter van het koor waren de niet-muzikale activiteiten die werden ontplooid. Natuurlijk kwam de verzorging van de erediensten (mis en lof), zowel zondags als door de week, op de eerste plaats. Daarnaast was echter het gezelligheidsaspect van groot belang. Dat bleek niet alleen op de repetities, waar het er gemoedelijk aan toeging en na afloop nog een borreltje werd gedronken, maar ook op de twee vergaderingen die men jaarlijks hield, onder andere op 19 maart, het feest van de patroonheilige. Traditiegetrouw kreeg elk lid dan twee consumpties en twee sigaren en liep de vergadering uit op een "gezellig samenzijn". Hèt feest van het jaar was echter het Ceciliafeest, op of omstreeks 22 novem ber. Twee commissies uit de leden, een feest- en een consumptiecommissie, verzorgden dan een groots opgezette festiviteit in het Gezellenhuis, die meestal aan het eind van de middag begon en tot na middernacht duurde. Wanneer de kas het toeliet kregen de leden een diner of souper voorgezet; gedurende de avond werden er voordrachten gehouden en liedjes gezongen. Aanvankelijk gaf de pastoor, hij was immers de president van het koor, een financiële bijdrage, later werd het traditie dat hij een halve fles wijn de man cadeau deed. De koordeken schonk meestal sigaren. Wat de organisatie van het Ceciliafeest betrof, bleken de koorleden zeer vindingrijk te zijn: zo stelde in 1935 een van de leden voor "om een varken op te zetten, en te mesten tegen het St. Ceciliafeest". Behalve tot de nodige hilariteit leidde dit voorstel ook werkelijk tot de instelling van een "technische com missie" die zich met deze zaak zou gaan bezighouden. De commissie bestond uit drie leden: de indiener van het voorstel werd als fokker aangesteld, een koorlid dat slager was, werd tot deskundige benoemd en hieraan werd een vertegenwoordiger uit het bestuur toegevoegd. Helaas bleek uit het rapport dat de commisssie uitbracht, dat de kosten van deze onderneming te hoog waren; het koor kan er dus niet op bogen ooit in het zo roemrijke bestaan een varken te hebben bezeten! 136 De /eden van het Sint-Josephkoor werkten regelmatig mee aan uitvoeringen in de Sint-Josephs-Gezellenvereniging. Hier een opname van een optreden in 1915. Naast het Ceciliafeest kende het Sint-Josephkoor nóg een activiteit waar de leden steeds reikhalzend naar uitzagen en dat was de koorreis. Dit was 'n een- of tweedaagse reis die soms tamelijk ver weg voerde en die zeker voor die tijd waarin zij plaats vond bepaald niet alledaags was. Zo organiseerde de reis commissie vele malen een uitstapje naar België: in 1904 ging men bijvoor beeld naar Brussel, in 1928 naar Namen, Dinant en de grotten van Han-sur- Lesse en in 1937 naar Brugge en Gent. Lang niet elk jaar kon zo'n reis worden gemaakt: het spreekt voor zich dat een goed gevulde kas daarvoor een ver eiste was. De vrouwen van de koorleden waren bij geen van deze activiteiten aanwezig: pas in 1937 werd voor het eerst in het bestaan van het Sint-Josephkoor een feestavond gehouden waarbij men de echtgenotes had uitgenodigd. Een jaarlijks terugkerende gewoonte werd dit echter niet, waarschijnlijk vanwege de grote onkosten die men voor een gemengde feestavond moest maken. DE INKOMSTEN Het koor beschikte over meerdere bronnen van inkomsten. Op de eerste plaats betaalden de leden contributie. In 1905 bedroeg deze een stuiver per week, in 1940 een kwartje. Op de tweede plaats moesten de leden boete betalen wanneer zij bij de vastgestelde missen en loven op zon- en feestdagen en bij repetities niet of te laat kwamen opdagen, of te vroeg vertrokken. Ook het weg blijven bij vergaderingen kostte de leden geld. Volgens het in 1904 137

Periodieken

De Waterschans | 1984 | | pagina 8