afb. 3
De omgeving van het huidige belastingkantoor volgens de kadastrale minuut van
1832 (links) en hetzelfde stadsdeel zoals het er momenteel uitziet, naar
de kadastrale plankaart per 1 januari 1984 (rechts). Duidelijk is te zien hoe de
bebouwing en vaak ook de verkaveling een ingrijpende wijziging heeft
ondergaan in de loop van de laatste 150 jaar. Het pand Steenbergsestraat 27 en
de daaraan voorafgaande bebouwing (de huizen Zwarte Arend en Zwarte Anker)
zijn gearceerd weergegeven. De plaats van de in dit artikeltje behandelde
afvalput is met een sterretje aangeduid.
dens nadere beslissing omtrent het
plaatsen van palen met kettingen op
de stoep. De toenmahge gemeente
opzichter, wiens advies werd
ingewonnen over de bouwaanvra-
ge, schreef, dat er niet de minste
bezwaren bestonden tegen de bouw
van het woonhuis, maar wel tegen
het plaatsen van de hardstenen
palen met afsluitkettingen op de
stoep. "Deze kunnen", zo verklaar
de hij, "het publiek verkeer hinder
lijk en zelfs met het oog op den
stoomtram, door de kleine afmee
ting tusschen tram en stoep, ge
vaarlijk zijn". Hij adviseerdedan ook
hiervoor geen toestemming te ver
lenen. De ruimte tussen de ket
tingen met nogal vervaarlijk uitzien
de punten en de voorbij denderende
stoomtram bedroeg minderdaneen
halve meter. Uit aanzichtkaarten
van kort na de eeuwwisseling blijkt,
dat het gemeentebestuur het advies
van de opzichter naast zich neer
heeft gelegd. Na het overlijden van
de weduwe De Meulemeester stond
het pand Steenbergsestraat 27 ge
registreerd ten name van J.H.A.M.
de Meulemeester, pastoor, en
mevrouw F.J.M.J. Testers-de Meu
lemeester, echtgenote van A.H.A.M.
J. Testers. In 1952/1953 tenslotte,
werd het pand in eigendom over
gedragen aan de Staat der Neder
landen, ministerie van Financiën.
DE AFVALPUT
Wanneer we de huidige situatie van
de Steenbergsestraat rondom het
Plattegrond van de kantoren van de
rijksbelastingdienst (Steenbergsestraat
27 èn 29) en van de daarachter
geplaatste semie-permanente
behuizing. De plaats van de afvalput is
met een zwarte stip aangeduid.
afb.2
5 M.
0
belastingkantoor8) vergelijken met
hetzelfde stadsdeel op dezelfde
schaal op de kadastrale minuut van
1832 (Afb. 3), dan is duidelijk te zien,
hoe de bebouwing en ook de
verkaveling van de percelen, in
grijpende wijzigingen heeft onder
gaan in de loop van de laatste 150
jaar. Met behulp van beide afbeel
dingen is het mogelijk om de
afvalput die achter het belasting
kantoor werd aangetroffen (Afb. 2)
te projecteren op de oude situatie.
Duidelijk blijkt dan, dat deze kuil
zich op het achtererf van Het Zwarte
Anker heeft bevonden. Wellicht is
na te gaan, wie op het tijdstip dat het
afval werd weggeworpen, eigenaar
was van dat woonhuis.
Helaas geeft ons dat geen informa
tie over degene die het pand werke
lijk bewoonde. Behalve de bewoner
van Het Zwarte Anker kunnen ook
anderen hun afval ter plaatse heb
ben gestort, bijvoorbeeld de gebrui
ker van een achterhuis van Het
Zwarte Anker, gelegen aan het aan
grenzende Sint-Eewoutstraatje9).
Speculaties over de vroegere ge
bruiker van onze vondsten lijken
ons dan ook weinig zinvol, vooral
wanneer wij ons realiseren, dat een
dergelijke manier van afvalverwer
king rond 1700 weliswaar op veel
plaatsen nog gebruikelijk was, maar
beslist niet in een klein achtertuintje
■rV
in het stadscentrum. Vanwege de
beperkte capaciteit die een stads
tuintje biedt voor de opslag van de
telkenjare groter wordende hoe
veelheid afval en wellicht ook uit
hygiënische overwegingen, ging
men in de dichtbevolkte stadscentra
al vrij snel over tot het metselen van
beerputten en -keldertjes, waarin
het huisvuil werd verzameld. De put
kon regelmatig worden geruimd en
de inhoud vormde voor de boeren
een welkome meststof. Dit verklaart
dan ook de aanwezigheid van soms
grote aantallen pijpekoppen en pot
scherven op de zanderige akkers
rondom de stad. Vrijwel de gehele
collectie van de Stichting In den
Scherminckel is bijeengebracht uit
de restanten, die na de laatste ledi
ging in dergelijke beerputten achter
waren gebleven10). Het is heel goed
mogelijk, dat het door ons
gevonden serviesgoed van achter
het belastingkantoor uit zo'n beer-
keldertje afkomstig is en pas in een
later stadium onder het achtererf
van dat pand is begraven. Dit zou
verband kunnen hebben gehouden
met bijvoorbeeld een grote onder
houdsbeurt of verbouw van dat
keldertje.
DE VONDSTEN
Het materiaal dat de medewerkers
van de Stichting In den Scher-
minckel bij het belastingkantoor
verzamelden, bestond uit potscher
ven en glaswerk. Tot nu toe is alleen
het keramisch materiaal bewerkt,
zodat we het glaswerk hier verder
buiten beschouwing moeten laten.
Afbeelding 4 toont een aantal fraai
gedecoreerde steengoedkannen en
drinkbekers, die we achter het
belastingkantoor aantroffen; ze zijn
afkomstig uit Duitsland. Tot om
streeks de aanvang van de 16e eeuw
werd in het Belgische plaatsje
Raeren (bij de Duitse grens nabij
Aken) veel gebruiksaardewerk ver
vaardigd, maar vooral Iaterinde16e
en het begin van de 17e eeuw
werden er daar veel van dergelijke
prachtig versierde kannen, kruiken
en bekers geproduceerd.
Het Raerense steengoed is vooral
bekend om de veelvuldige toepas
sing van medaillons met wapens
van landen, steden, adelijken en
geestelijken en van andere ver
sieringen zoals inkervingen, opge
legde reliëfs met taferelen, figuren
en teksten en met ornamenten als
ranken, arcaden, arabesken, gro
tesken enzovoorts. Naast het vrijwel
kleurloze zoutglazuur werden de
produkten vanaf circa 1583 vaak
verfraaid met donkerblauwe kleur
stof, die met een penseel op het te
bakken voorwerp werd aange
bracht. Het was niet te voorkomen,
dat deze kleurstof onder invloed van
het zoutglazuur ging vloeien. Het
blauw dreigde op die wijze ook
delen van de pot te bedekken, die
eigenlijk neutraal grijs zouden
moeten blijven. Door middel van
groefjes en ribbels trachtte men de
smalt binnen de perken te houden
en op die wijze gekleurde en onge
kleurde delen van elkaar te schei
den. Voor het aanbrengen van re
liëfversieringen maakte men ge
bruik van geprofileerde spatels, die
men tegen de ongebakken en nog
vochtige pot hield, terwijl die op een
draaiende schijf stond. Zo ontston
den de gewenste groeven en ribbels
op de hals en de voet (Afb. 4.1 t/m
4.10). Voorts maakte men gebruik
van rolstempels, van klei-schaafje.'
van spatels waarmee een schub-
effect kon worden gerealiseerd
(Afb. 4.8), van uit beukenhout ge
sneden stempels waarmee de roset-
ten op bijv. de hals van de onder 4.5
afgebeelde kruik werden aange
bracht en van matrijzen. Met behulp
van matrijzen werden kleine klei-
plaquettes gemaakt, die met behulp
van een leempapje stuk voor stuk op
de pot moesten worden geplakt
(Afb. 4.1, 4.2, 4.6).
Tengevolge van de 30-jarige oorlog
(1618-1648) kwam in het tweede
kwart van de 17e eeuw een einde
aan de pottenbakkersproductie in
Raeren. Hetduurdetot 1680 voordat
er weer sprake was van een plaatse
lijke productie van enige betekenis.
Veel pottenbakkersfamilies emi
greerden naar het Westerwaid, waar
Nassau, Grenzau, Höhr en Grenz-
hausen de meest bekende centra
zijn geworden. Ook vakgenoten uit
het al even rerenommeerde Sieg-
burg vestigden zich omstreeks die
tijd in het Westerwaid. De "Kanne-
backer" brachten niet alleen hun er
varingen, tradities, meesterschap
en techniek mee, maar ook hun ge
reedschappen, stempels en matrij
zen. Het is dan ook moeilijk vast te
stellen, waar een bepaald stuk werd
vervaardigd.11 Gezien de datering
van onze vondsten uit de Steen
bergsestraat, waarover straks meer,
kunnen we in elk geval gerust aan
nemen, dat het onder 4 afgebeelde
materiaal in het Westerwaid werd
geproduceerd.
Het belastingkantoor aan de Steen
bergsestraat is tot op heden de
enige plaats in Bergen op Zoom,
waar dit soort steengoed bij een op
graving goed vertegenwoordigd
was. Wellicht duidt het voorkomen
11