GROOT RENNENBERG WORDT
'DE VERLOREN ZOON'
2. Het pand Groot Rennenberg als slagerswinkel, foto ca. 1920. Gemeente-archief
Bergen op Zoom. Links de in 1909 aangebrachte, thans verwilderde winkelpui.
Willem, een koopman uit
Antwerpen.8 Deze feiten kwamen
aan het licht, toen hun
achtergelaten bezittingen in
beslag werden genomen op bevel
van de hertog van Alva. In een
bewaard gebleven rekening van de
rentmeester van de confiscatie (in
beslaggenomen goederen) van
1568-1571 komt Willem kennelijk
voor als 'Gillien de Keysere' onder
degenen, van wie geen bezittingen
achterhaald konden worden en
waarvan dus niets werd
ontvangen.9 Het huis Rennenberg
wordt in die rekening niet
genoemd; wellicht was het tevoren
reeds verkocht. Volgens een
belastingrekening uit 1574 was het
toen in bezit van Neeltjen Jan
Pauwels.10 Twintig jaar later was
het eigendom van en bewoond
door Frans Jorissen." Daarop
moeten we het lange tijd zonder
informatie over de Grote
Rennenberg stellen. In 1635 werd
het huis verkocht door de wezen
van Anna Stevens aan Nicolaes
Janssen de Keijser. Het achterhuis
was niet in de verkoop begrepen.12
De volgende eigenares, Neelken
Anthonis alias Vlaminckx, weduwe
van de visverkoper Sijmon
Lievenszoon Daijer, verkocht de
'Grooten Rentelberch' op 23
januari 1643 aan Reijnier
Reijnierssen, tabakverkoper. Zij
mocht tot Pinksteren van dat jaar
(24 mei) in het huis blijven
wonen.13 Een nieuwe tijd voor de
Grote Rennenberg was
aangebroken.
KLEIN RENNENBERG
De naam Klein Rennenberg
vinden we voor het eerst in 1546.
De weduwe van Quinten van
Goirle, Aechte Danckaerts,
verkocht het huis toen aan
Laureys Corneliszoon bocxmakere
(broekenmaker). De koper moest
het water vanuit het grote huis
'beneden den voers. huus Cleyn
Rennenberch' leiden, 'gelijck dat
van ouden tijden onderhouden
is'.M Grensde het perceel in 1546
en in 1558 (bij een volgende
verkoop) nog aan de muur van het
Markiezenhof, in 1559 werd een
kamer van de 'Grooten Rynberch'
als belending opgegeven. Tussen
1749 en 1767 is het huis
aangekocht door Anthonij
Drossaers, die het kennelijk heeft
ingericht als een deel van het
grote pand.'5
HET HUIS 'ACHTER RENNENBERG'
Matheeus van Goirle, nagel verkoper,
verkocht op 7 februari 1522 aan Peter
Rombouts, sleutelverkoper, twee
kamers en erven naast elkaar gelegen
bij de Sint Jacobsbrug bij het huis de
'Rennenberch'. De panden zijn
nadien samengevoegd en vormen
sindsdien het huis Achter
Rennenberg. Het werd in 1597
bewoond door Jan Armeraijer, (niet
bepaald een rijkdom suggererende
naam!). In 1635 verkocht de
eigenares van Groot Rennenberg het
'achterhuysken' aan Neelken Frans.
Het stond tussen Groot Rennenberg
en de muur van het Markiezenhof.
Een volgende eigenares, de weduwe
Ferdinandus van Sambeeck, verkocht
het 'huisken in 't slop van de huijse
Rennenberch' in 1667 aan Samuel
Roest. Bijna een eeuw moeten we
overslaan, omdat we over de
tussenliggende tijd geen gegevens
over het huisje hebben aangetroffen.
De schade veroorzaakt door de
beschieting van de stad in 1747 werd
op f 50,- geschat. De eigendom
kwam in 1767 aan Cornelis van
Opdorp, eigenaar van het inmiddels
tot 'de Verloore zoon' omgedoopte
Groot Rennenberg. Bij de volgende
verkoop in 1804 blijkt het achterhuis
bij het grote huis te zijn gevoegd.16
De voorgevelversiering van Groot
Rennenberg bestaat onder meer nog
uit twee gebeeldhouwde en kleurig
beschilderde maskarons, woest
uitziende saterkoppen.
Onder de ene kop staat 'ANNO' en
onder de andere '1648' (dat laatste
sinds kort weer opnieuw!) Het geheel
wijst op een verbouwing, die
tenminste het bovenste gedeelte van
de voorgevel van Groot Rennenberg
4
3. Zijgevel en achterhuis van Groot Rennenberg vanuit de tuin van het
Markiezenhof, voor de restauratie van de daken in 1966. Foto
rijksbureau voor Monumentenzorg, Zeist.
heeft betroffen. De trapgevel aan de
kant van de Vismarkt, die aan het
pand voorkomt op de in Parijs
bewaarde maquette van Bergen op
Zoom, is wellicht toen opgetrokken.
Wie heeft de verbouwing van 1648
tot stand gebracht? Hoogstwaar
schijnlijk Reijnier Reijnierssen, toe-
backverkooper', die het pand in
1643 verwierf. Deze Reijnier zal
dezelfde zijn geweest als de
persoon die in 1649 en 1656
gezworene was van het gilde van
de Poorterij.17
Misschien mogen we hem
gelijkstellen met Reijnier
Reijnierssen, jonge man uit het
land van L.uik, soldaat onder
kapitein Boekhoven, die op 19
januari 1639 ondertrouw deed met
Catelijn Willem Coops, alhier
woonachtig, en wiens huwelijk op
8 februari daarna werd voltrokken.
Hij zal zich een burgerberoep
hebben aangemeten, dat kennelijk
niet onaardige inkomsten heeft
opgeleverd.18 Helaas ontbreken
verdere gegevens over deze
Reijnier. In de loop van de
zeventiende eeuw gaat het pand in
de archiefbescheiden 'de
Verlooren Zoon' heten. Misschien
heeft Reijnier de huisnaam
veranderd. Helaas ontbreekt een
gevelsteen, die dit had kunnen
bevestigen, want nadien is de
gevel enige malen gewijzigd. In
1709 werd een zekere Johan
Francken eigenaar van 'de
Verlooren soon op de hoeck van
de Vischmarkt'.19 Zijn weduwe
bezat het pand nog in 1747, toen
bij de beschieting van Bergen op
Zoom door de Fransen schade
werd veroorzaakt die in 1749 werd
begroot op f 350,-.20 Daarop kwam
het in handen van Antonie
Drossaerts, metselaarsknecht, die
er volgens de wijklijsten van 1745-
1760 woonde. Diens weduwe
verkocht het huis in 1767 aan
Cornelis van Opdorp, meester
broodmaker (bakker). Antonie had
het huis met het naastliggende
Klein Rennenberg tot één pand
'geappropieert' (ingericht).
Wellicht is toen de trapgevel aan
de kant van de Vismarkt
afgebroken en vervangen door
een kroonlijst. Hiertoe moest de
dakhelling aan deze kant van het
gebouw gewijzigd worden. Als
bewoner vinden we van 1762 tot
1765 Cornelis van Hoof. Van 1784
tot en met 1798 woonde er de
nieuwe eigenaar Van Opdorp, nu
tavenier (caféhouder) genoemd, in
1799 tot en met 1803 zijn weduwe.
Zij verkocht het huis in 1804 aan
Cornelis Laurentius Knipscheer.
Inmiddels was het achterhuis erbij
getrokken," zodat drie huizen toen
één pand vormden. Volgens de
wijklijst van dat jaar woonden er
echter naast Knipscheer zelf
de weduwe Franken en de
voornoemde weduwe Van Opdorp,
zodat we de vermelding dat het
één pand was kennelijk met een
korrel zout moeten nemen.
Knipscheer verkocht de Verlooren
Soon en Klein Rennenberg, nu
weer als twee panden beschouwd,
in 1807 aan Pieter van Thiel. De
huizen waren sinds 1799
genummerd,zodat we de
bewoners met meer zekerheid
kunnen thuisbrengen: van 1799-
1803 woonde in Klein Rennenberg
de winkelier Jan Gijsen, in 1804
P. Zwitser en in 1810 Isaak
Hyman. Groot Rennenberg werd
in 1810 bewoond door de weduwe
van Van Thiel, die het op
onbekende datum (vöör 1814)
verkocht aan Willem Trimbos,
winkelier, die er ook ging wonen.21
Deze heeft kennelijk ook Klein
Rennenberg verworven. In 1814
verkochten Willem en zijn vrouw
Anna Maria Geysen Klein
Rennenberg aan de winkelier
Johannes Kegie, onder
voorwaarde dat op gezamenlijke
kosten van koper en verkopers op
de zolder van de achterkamer een
muur zou worden gebouwd, ter
plaatse waar een (oudere)
scheiding van beide zolders
duidelijk was te zien. Ook zouden
drie verbindingsdeuren tussen
beide huizen op dezelfde
voorwaarden moeten worden
dichtgemetseld.22 Sinds die tijd
volgen beide panden hun eigen
geschiedenis.
Trimbos woonde in 1832 in het
pand E 19, (Groot Rennenberg,
5