4~9'$ "pWïfrv.
Het register bevat
interessante aanwij
zingen betrteffende
de oudste structuur
en percelering van
Bergen op Zoom in
de Middeleeuwen.
Waarschijnlijk zijn
rond 1200 de
percelen in één
aaneengesloten blok
uitgegeven.
Deze bedroegen in 1384/1385
zeven schellingen en zeven groten
oud; in 1389/1390 acht schellingen
zes groten oude munt. Deze
waarde wordt in de rekening van
1391/1392 omgerekend in 36
schellingen Vlaamse groten, maar
blijft dezelfde. In 1393/1394 is de
waarde 56 schellingen Vlaams,
gelijk te stellen met 14 schellingen
oude groten. Als reden van deze
stijging wordt opgegeven dat op
één van de drie erven "daer buten
op de havene" zoutketen gebouwd
zijn, waarvoor eveneens cijns
betaald moet worden. In
1395/1396 wordt het laatstgemelde
bedrag omgerekend in ponden, te
weten 3 3 schellingen. Met
incidentele schommelingen niet
elk jaar betaalde iedereen op tijd)
bleef dit bedrag zo tot in
1528/1529, toen het gesteld werd
op ruim 4 Brabants, in
1531/1532 omgerekend in ruim 16
Karolusguldens.
Hieruit volgt, dat afgezien van de
omrekening in nieuwe munten, het
totale bedrag aan cijnzen sinds
het einde van de veertiende eeuw
vrijwel hetzelfde bleef, nadat het
in de periode 1384/1395 van ruim
7 schellingen tot 14 schellingen
was gestegen, dus verdubbeld
was. Dit hoeft niet op een
spectaculaire groei te wijzen; het
tarief per perceel kan verhoogd
zijn in verband met
geldontwaarding, zodat veronder
steld mag worden dat de
verdubbeling van het cijnsbedrag
nog niet gelijk staat met een
verdubbeling van het aantal
uitgegeven percelen. We missen
dus de ontwikkeling tussen 1359
en 1389, maar er schijnt geen
reden aanwezig om aan te nemen
dat het aantal belaste percelen in
die periode is verminderd. Gezien
het vrij constante totaalbedrag
moeten we er vanuit gaan, dat het
verschil in de totalen tussen 1395
en 1554 gering was. Het register
van laatstgemeld jaar weerspiegelt
dus vrijwel de situatie in
eerstgenoemd jaar. 10)
AFZONDERLIJKE PERCELEN.
De bedragen in de rekeningen zijn
voor het merendeel in Leuvense
penningen uitgedrukt. Deze lopen
per perceel nogal uiteen, zodat we
ervan kunnen uitgaan, dat er geen
eenheidstarief was zoals te
Geertruidenberg en elders. Wel
bestaat de meerderheid uit cijnzen
van 3 penningen of het dubbele
daarvan, te weten 50 van 3
penningen en 65 van 6 penningen.
Op de Grote Markt staan percelen
met hogere bedragen, zoals het
stadhuis (nr. 121,5 het
Juwelierspand (nr.3) met 12, Onse
Vrouwe (nr.5) met 18, de Engel
(nr.19) 16,5 de Zwaan (nr.35) met
22,5 penningen. 11) In de
Wouwsestraat overheerste het
grote aantal laag belaste percelen,
veelal van 2 penningen. Hier
sprongen de huizen de
Brouwketel later afgebroken)
met 18 en de Vos (nr.2) met 7,5
penningen eruit. Op het
Zuivelplein was de Witte Lelie
(nr.4) met 7,5 penningen het
meest belast. In de Zuivelstraat
overheersten de panden met een
cijns van 6 penningen. De Wolf
(nr.30) met 9 en het Oosterlingen
huis ongeveer nr. 20-22) met 15
penningen droegen hier de
hoogste lasten. De Waag (nr. 24-
26) was gevormd uit drie
percelen. 12)
Hiervoor betaalde de stad 9
penningen. In de Hoogstraat was
het Schild van Bourgondië
(nr.8/10) belast met een tarief van
6,5 penning. De Zoete Naam van
Jezus, ee, verdwenen pand bij de
Bospoort, vormde een eenzame
uitschieter met 9 penningen. De
overige huizen in deze straat
waren vrij laag belast. In de
Fortuinstraat waren de Spiegel
(nr.1) en de Balans (nr.3) met 6,5
de Duif (nr.7) met 10 penningen
uitzonderingen. In de Potterstraat
staken de Pijnappel (nr.9) met 12
en de Rave (nr.10) met 10
penningen boven de rest uit. In de
Lievevrouwestraat was het
gemiddelde vrij laag, percelen met
3 a 4 penningen belast vormden
de meerderheid. Alleen de Witte
Helm (nr.4) met 7 en de
Meersman (nr.1, hoek Fortuin
straat) en de Vier Heemskinderen
(nr.5) met 12 penningen waren de
meest belaste panden.
Daarentegen had de Kremerstraat
een meerderheid van percelen met
vrij hoge bedragen, zoals de
Ouden Hert (nr.12) met 7 en de
Rijn (nr.6/8) met 14 penningen.
Tenslotte in de Korte Meestraat de
Verkeerde Wereld of Nieuwe Rijn
(nr.19) met 14 penningen. Beziet
men het aantal hoger belaste
panden, dan merkt men op, dat
deze grote tot zeer grote percelen
innamen. Daaruit valt wellicht af te
leiden, dat het bedrag van de
hofstadcijns oorspronkelijk wel
degelijk iets met de grootte
breedte of oppervlakte) van de
percelen te maken had. Dit zou
erop kunnen wijzen, dat
oorspronkelijk de belasting een
vergoeding was voor ingenomen
grond en dat ook hier het aspect
van "erkenning" recognitie) een
latere ontwikkeling zou vormen.
BETEKENIS VAN DE HOFSTAD
CIJNZEN VOOR DE KENNIS VAN
DE OUDE NEDERZETTINGS
STRUCTUUR.
Brengen we de gevonden
percelen, belast met hofstad
cijnzen in Leuvense penningen, in
kaart dan ontstaat een
merkwaardig beeld. Het blijkt, dat
buiten het door mij in een eerdere
publicatie als oudste stadskern
aangewezen terrein als uitlopers
de Wouwse-, Lievevrouwe- en
Rijkebuurtstraten liggen. 13)
Opvallend is de éénzijdige ligging
van de cijnsplichtige percelen aan
de noordkant van beide
laatstgenoemde straten. Het lijkt
erop, dat de percelen ten zuiden
van die straten in gebruik zijn
genomen in een latere periode,
toen de hofstadcijns relatief
weinig meer van belang was en
dus op die percelen niet meer
gevestigd werd.
Het doorlopen van de
cijnspercelen buiten de
Lievevrouwepoort en buiten de
Wouwsepoort zou erop kunnen
wijzen, dat de eerste uitgifte van
het merendeel van de percelen
vóór de eerste ommuring van de
stad, vermoedelijk vóór 1335 dus,
heeft plaatsgevonden.
Het in 1359 genoemde gebied
waarbinnen de heer van Bergen
gezamelijk met de H. Geesttafel
een cijns hief, kan gelegen
hebben rond de Engelsestraat,
eertijds minstens vanaf 1288)
Titelpagina van het gedeelte betreffende de hofstadcijnzen in het register
Archieven Raad en Rekenkamer inv.nr.1318. Tekst: 'hoffstadt chynsen,
beginnende van op te noortzyde van der merct tot der Woutscher poorten.'
H. Geeststraat genoemd. Dit vormt
op de kaart een hiaat op het in
cijns uitgegeven terrein.
Ten noorden van de Grebbe, bij
de Scholiersberg en de Vismarkt
en bij de Noordmolen in het
Havenkwartier waren de
cijnsbedragen uitsluitend in Bra
bantse munt uitgedrukt, evenals
de cijnzen op de percelen nog
verder weg, op Helstede en bij de
Weel. Deze kennelijk later
uitgegeven percelen komen op de
reconstructiekaart niet voor.
Zodoende ontstaat een beeld, dat
ten noorden van de Grebbe een
blanco gebied oplevert.
Vermoedelijk was dit terrein rond
1335 nog zuiver agrarisch van
karakter.
Overigens wijst het voorkomen van
uiteenlopende hoogten van de
bedragen niet alleen op
verschillende grootte van de
percelen maar ook op
verschillende tijdstippen van de
uitgifte daarvan. Het ligt voor de
hand te veronderstellen dat de
aaneengesloten gelegen percelen
het eerst uigegeven zijn, de meer
verspreide nadien.
Het register bevat dus interessante
aanwijzingen betreffende de
oudste structuur en percelering
van Bergen op Zoom in de
middeleeuwen. Waarschijnlijk zijn
rond 1200 de percelen in de
oudste kern in één aaneenge
sloten blok uitgegeven. Daarna
werd al spoedig de bebouwing
langs de oost-west-as van belang.
Het gebied benoorden de Grebbe
moet nog lang agrarisch zijn
gebleven. Het voorkomen van
stuifzanden te zuiden van de
Rijkebuurtstraat en de
Lievevrouwestraat moet in die
vroegere periode een rem hebben
gevormd op de ontwikkeling
aldaar. Dat zand kwam in 1982
weer tevoorschijn bij het graven
van de parkeerkelder onder het
Lindebaancomplex. Aan de
Zuidmolenstraat lag oudtijds
bouwland. Het lijkt overigens met
de latere stadsstructuur niets te
maken hebben gehad. Misschien
gelden dezelfde overwegingen
voor de latere stadsdelen ten
oosten van de Hoogstraat en ten
zuiden van de Kerkstraat. Daar
kan een uitloper van het Bergse
bos, later teruggedrongen tot aan
het latere Plein XIII, hebben
gelegen. Let a.u.b. op, dat dit
louter veronderstellingen zijn en
wellicht nog lang zullen blijven.
Archeologische en bodemkundige
verkenningen kunnen in deze nog
veel aan het licht brengen,
waarover de geschreven bronnen
zwijgen.
AANTEKENINGEN
1) Gemeente-archief Bergen
op Zoom, Archieven Raad en
Rekenkamer inv. nr. 1318.
2) Ibidem, inv. nr.940.1rent
meestersrekening vandedo-
meinen in stad 1553/1554,
fol.1 en 34v.
3) J.C. Visser, SCHOONHOVEN,
DE RUIMTELIJKEONTWIK
KELING VAN EEN KLEINE
STAD IN HET RIVIERENGE
BIED GEDURENDE DE MID
DELEEUWEN, Assen
1964
4) J.C. Visser, "Het Delftse
stadsplan", in: DELFTSE
STUDIËN, (Assen 1968),
1 e.v.
5) C. Hoek, "Schiedam, een
historisch-archeologisch
stadsonderzoek", in: HOL
LAND 7 (1975), 89 e.v.
6) F.F.X. Cerutti, "De institutio
nele geschiedenis van de
stad tot aan de aanvang der
15e eeuw", in: GESCHIEDE
NIS VAN BREDA, (Tilburg
1952), 72 e.v.
7) K.N. Korteweg, "Het stads
recht van Geertruidenberg",
in: VERSLAGEN EN MEDE
DELINGEN VAN DE VERE
NIGING TOT DE UITGAVE
VAN DE BRONNEN VAN
HET OUDE VADER-
LANDSCH RECHT, X(1946),
46 e.v.
8) H M. Spierings, HET SCHE
PENPROTOCOL VAN
's-HERTOGENBOSCH
1367-1400, (Tilburg 1984),
194 en voetnoot nr. 50.
9) J.B. van Loon, "Een woning
statistiek van Bergen op
Zoom in 1359", in: DE
GHUL.DEN ROOS 26 (1966),
139 e.v. Ik hoop t.z.t. in dat
jaarboek nader op deze ma
terie terug te kunnen komen.
10) Archieven Raad en Reken
kamer, inv. nr. 644-653: 935-
941.
11) ARR 1318, fol. 1. Het stad
huis was vergroot met het
voormalige Lombardenhuis,
afkomstig van de heer van
Bergen op Zoom, tevoren
van de Lombard ByasMadea.
Het juwelierspand en Onse
Vrouwe waren eveneens uit
meerdere percelen samen
gevoegd.
12) Het Oosterlingenhuis, fol.
20v en de Waag, fol. 21v
waren uit meerdere percelen
gevormd.
13) W.A. van Ham, "De middel
eeuwse stadsplattegrond
van Bergen op Zoom", in:
STUDIES UIT BERGEN OP
ZOOM 2 (1977) 15 e.v., krt.
69, blz. 22.
13