DE GESCHIEDENIS VAN DE VLEESKEURINGS DIENST EN HET OPEN BAAR SLACHTHUIS Op de voorgrond een door Ko Jacobs uit Ossendrecht gefokt varken voorde spekslagerij van Suus Leenaars aan de Wouwsestraat. (Uit de fotoverzameling van W.J. Jordans) door Arthur Suijkerbuijk Menige Bergse of Bergenaar heeft wel eens de gang gemaakt naar het openbaar slachthuis om daar, op de vrijbank, een stukje vlees goedkoop te halen. Men ging ook wel naar café 't Abattoir" om daar onder het genot van een pilsje of een borreltje met de slager of gros sier, rechtstreeks van hen het vlees tegen redelijke prijs te kopen. Hierbij bestond het gevaar dat de koop toch duurder uitviel als men verwacht had. Dit café is altijd nauw verweven geweest met het slachthuis. Het voorzag niet alleen de slagers en grossiers van een natje en een droogje, doch in vroegere jaren werd het vee hier ook gestald en gewogen. De kastelein hanteerde namelijk tarie ven die lager waren als die van het slachthuis. Dit werd hem later door het gemeentebesfuur ver boden. Het is nu ruim tien jaar geleden dat het slachthuis de poorten sloot en er een einde kwam aan de bedrij vigheid die er zo lang heerste. Ook was er geen kans meer dat er op schudding ontstond als een koe of stier kans had gezien het slacht huisterrein te ontvluchten en een wandeling in de binnenstad ging maken. Zo'n dier bezorgde het slachthuispersoneel paniek, legde het verkeer stil, liet café's leegstro- men (spontane hulp bij hetvangen) en had de onhebbelijke gewoonte om door de etalageruiten winkels binnen te stappen. Uiteindelijk ontkwam het dier niet aan zijn lot. Alleen het café 't Abattoir" herin nert ons nog aan het openbaar slachthuis; slechts enkelen leggen een link tussen het beeldje van de muskusos voor het postkantooren het verdwenen gebouw. In 1872 moesten in verband met de overal in het land heersende vee ziekten vele maatregelen worden genomen. Gedeputeerde staten van Noord-Brabant besloten on der meer tot regeling van de vee- artsenijkundige dienst in de pro vincie. De bedoeling van dit be sluit was plaatsen en streken te verzorgen, welke behoefte hadden aan veeartsenijkundige hulp en er anders van verstoken zouden blijven. Hiertoe werd de provincie in tien (in 1889 vijftien) districten ver deeld. In één district werd een ge meente aangewezen waarin zjch een veearts kon vestigen. Zo'n ge meente kwam, na beoordeling door gedeputeerde staten, in aan merking voor een jaarlijkse provin ciale bijdrage van f 200,—af 300,— Deze was onafhankelijk van door de betrokken gemeentebesturen in de bezoldiging van de veearts te verlenen bijdragen. Hoewel de veeartsen door gedeputeerde sta ten werden benoemd, geschorst of ontslagen, hadden de aangewezen gemeenten wel inspraak bij de sol licitatie-procedure. Ook de in structies voor deze veeartsen wer- Hierboven een karakteristieke opname te Bergen op Zoom gemaakt in 1905 op het erf van voerman Klaassen, aan de St. Josephstraat, één van die straten waar kippen hun kostje nog tussen de straatstenen opscharrelden. "Nul" Verduld hield er nog koelen op na en 's avonds, als de beesten door de straat naar de stal kwamen, klonk er het schone lied van de koewachter, die op een koehoorn blies en dan met een enorm stemgeluid zong: "Loeie loeieloeie, dair komme de koeie", waarop Verduld de staldeuren opendeed. Uit de fotoverzameling van W.J. Jordans) den door het provinciaal bestuur vastgesteld. Het gemeentebestuur van Bergen op Zoom, had reeds in 1871 aan de gemeentebesturen van Halsteren, Huijbergen, Ossen drecht, Woensdrecht en Wouw voorgesteld om, naar kosten van evenredigheid, een rijks-veearts te benoemen. Deze poging leverde geen succes op omdat alleen de gemeentebesturen van Ossen drecht en Woensdrecht er vóór waren. Aangespoord door het be sluit van gedeputeerde staten greep het gemeentebestuur van Bergen op Zoom in 1872 de gele genheid aan om een provinciaal veearts benoemd te krijgen. Gede puteerde staten voldeden aan het verzoek; J.J.M. Wagelmans, rijks veearts 1 ste klasse te Zevenaar, werd met ingang van 1 maart 1873 benoemd tot provinciaal veearts, tevens keurmeester van vee en vlees in deze gemeente. In 1882 wordt J.J.M. Wagelmans opge volgd door J. de Man die in 1911 om gezondheidsredenen ontslag heeft gevraagd. Zijn opvolging in 1912 door A.A. van Mansfeld had enige finaniële consequenties voor de gemeentekas want het verzoek van het gemeentebestuur om een jaarlijkse bijdrage voor de te be noemen vee-arts werd door gede puteerde staten niet ingewilligd. Ondanks hun weigering werd A.A. van Mansfeld benoemd als veearts-keurmeester met, naast zijn veeartsenijkundige praktijk, als taak het uitoefenen van het toe zicht op het keuren van vee, vlees en vis. De keuring zelf, het innen van de keurlonen en administratie ve werkzaamheden werden opge dragen aan de hulp-keurmeester H.C. van de Boogaard, die ook in dat jaar werd benoemd. Over huisvesting beschikte de keuringsdienst toen nog niet. Dit blijkt uit een in 1913 door de hulp keurmeester aan de veearts-keur meester uitgebracht rapport waar in hij schrijft "wenschelijk ware het ook, dat zolang er hier ter stede nog geen goed ingericht keurlo- kaal aanwezig is, voorlopig alsdan de een of andere localiteit ter be schikking der dienst gesteld werd waardoor eene nauwere aanra king van de keurmeester met de slagers mogelijk is, hetgeen zeer bevorderlijk is voor eene richtige uitoefening der dienst, en ook zullen alsdan abuizen in de aan giften enz. gelijk die nu nog dik werf voorkomen als het ware zijn buitengesloten. Ook zou zulk een (zij het dan voorlopig) lokaal de administratie zeer vergemakkelij ken, daar ik die nu bij mij thuis, somwijlen in de huiselijke kring moet bijhouden; een andere gele genheid heb ik niet, hetgeen som wijlen erg lastig is". In 1914 werd de oude teken- school in de Lievevrouwestraat (nr.47) als kantoor aangewezen; vervolgens was de dienst geves tigd bij de exportslagerij van Hornstra in de Lievevrouwestraat (nr.21). In 1920 is het kantoor van de dienst verplaatst naar de oude centrale keuken aan de Zuid- Oostsingel, daarna weer naar de tekenschool, waarin de dienst tot 1923 gevestigd zou blijven. Op 20 oktober 1922 stelde de gemeente raad van Bergen op Zoom een ge meenschappelijk regeling vast met de gemeenten Huijbergen, Ossendrecht, Putte en Woens drecht tot het vormen van een vleeskeuringsdienst, geschoeid op de leest van de vleeskeurings- wet 1919, ingaande 1 februari 1923. Op voorstel van burgemees ter en wethouders werd in de raadsvergadering van 19 januari 1923 met algemene stemmen be sloten met ingang van 1 februari daar aan volgend de gemeente lijk vleeskeuringdienst op te hef fen; de daarop betrekking hebben de verordeningen in te trekken en eervol ontslag te verlenen aan A.A. van Mansfeld, veearts-keurmees ter en H.C. van de Boogaard, hulp keurmeester. Tot directeur van de vleeskeuringdienst kring Bergen op Zoom werd benoemd E.A. Siebelink, dierenarts te 's-Graven- hage, en tot hulpkeurmeester H.C. van de Boogaard, tevens werd later (april 1923) A.J. van Doore- maal als zodanig benoemd. In mei van dat jaar werd besloten tot het verbouwen van het voormalig schoolgebouw aan de Noordsin gel tot muziekschool en tot kan toor, laboratorium en noodslacht- plaats voor de vleeskeuringdienst. DE VOORBEREIDINGEN VAN DE SLACHTHUIS BOUW Al in 1918 machtigde de gemeen teraad van Bergen op Zoom bur gemeester en wethouders om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om een abattoir te stichten. Dat aan het in 1918 geno men besluit geen onmiddellijke uitvoering werd gegeven lag aan de inmiddels ten gevolge van de eerste wereldoorlog ingetreden ontwrichting op economisch ge bied. Deze vertraging vormde ech ter geen nadeel want in deze jaren begon de koeltechniek, die lang had stilgestaan, zich opnieuw te ontwikkelen zodat daarvan bij de bouw van het openbaar slachthuis volledig kon worden geprofiteerd. In 1919 werden door het college van burgemeester en wethouders besprekingen gevoerd met de directeur van het slachthuis te Nij megen over een door hem inge diend plan. Dit was echterzodanig opgezet, dat de kosten voor een gemeente als Bergen op Zoom nogal bezwaarlijk waren. Toen in 1923 door de gemeenteraad werd besloten tot verbouwing van het voormalig schoolgebouw aan de

Periodieken

De Waterschans | 1985 | | pagina 2