6
7
de waterschans nr. 1 1987
vormden de kerk (of liever het ou
de gedeelte) voor hun eredienst in
gebruik. Het "Nieuwe Werck", zo
als het nieuwe kerkgedeelte werd
genoemd, gebruikte men in de
daaropvolgende eeuw om de ma
terialen eruit te slopen en die te ge
bruiken voor het oplappen van de
oude kerk, voor de nieuwe stads
poorten en de vestingwerken. Men
adviseerde in 1607 het dak van de
nieuwe kerk te halen; daarop ver
viel het geheel tot een indrukwek
kende ruïne die nog te zien is op te
keningen uit de 17e eeuw. In de ja
ren 1699-1700 is voor de nieuwe
vesting van Menno van Coehoorn
het restant van de pilaren en mu
ren gebruikt, zodat in 1704 een
plein was ontstaan in het hart van
de stad: de later nog vergrote Para
de.
Aan de vooravond van de belege
ring door de Fransen in 1747 be
stond het gebouw dus uit de 15e-
eeuwse oude kerk: van het 16e-
eeuwse gedeelte was alleen de lage
westbeuk van het dwarsschip be
waard gebleven. Daar waren de
helden uit de Tachtigjarige Oorlog
en andere voorname militairen be
graven: onder meer Charles Mor
gan en Louis de Kethulle-de Rijho
ven. De voorname monumenten,
die boven hun graven waren opge
richt, maakten het ondoenlijk deze
vleugel van de nieuwe kerk af te
breken. De beschieting van de stad
met brandbommen in 1747 raakte
vooral de Grote Kerk, die ver bo
ven de burgerbebouwing uitstak.
De herbouw werd uitgevoerd naar
plannen van David van Stolk, uit
gevoerd door Dirk Dykerhof. In
1752 is de kerk in gebruik geno
men. Zij zou 220 jaar lang het sil
houet van de stad bepalen, samen
met de door een "Peperbus" be
kroonde toren.
De kerk met zijn sobere, lichtblauw
geschilderde overwelving voldeed
zeker aan de eisen van de her
vormde gemeente. Het gebouw
miste de lichtbeuk, die de kerk
vóór 1747 zo rijzig maakte. Met
houten schotten was de gebeds
ruimte gescheiden van de "Wan-
delkerk", bestaande uit beide
transepten en het oude koor.
Pogingen, sinds 1795 onderno
men door rooms-katholieken om
de kerk terug te krijgen, strandden
op het argument dat de kerk na
1747 door de hervormden was
herbouwd. De voortschrijdende
bouwvalligheid (alleen de toren en
de noordkapel zijn in 1951-1952
gerestaureerd) noodzaakte de her
vormden in 1968 de kerk te verla
ten: het volgend jaar kwam de ei
gendom van het gebouw door een
ruilovereenkomst aan de burgerlij
ke gemeente. De restauratie begon
onder leiding van de architecten
Canneman en De Wilde. Men
startte met conserverende maatre
gelen en de restauratie van het res
tant van het "Nieuwe werck".
Helaas ging de hele kerk op 10
april 1972 in vlammen op. Bij de
voortgezette restauratie zijn de in
1972 reeds herstelde gedeelten
van het kerkgebouw opnieuw in
orde gebracht. Nadien zijn het koor
en het westelijk dwarsschip, restan
ten van de door Spoirwater ont
worpen kerk, gerestaureerd. Ten
slotte zijn het schip en zijbeuken
van een voorlopig plat dak voor
zien. Het gerestaureerde kerkge
bouw is op 12 april 1987 voor de
rooms-katholieke eredienst in ge
bruik genomen.
In de kerk bevinden zich een aantal
geschonden, deels sterk gerestau
reerde, grafmonumenten, grafpla
ten en zerken, zoals de gedenk
plaat van Adriaan van Reymers-
wael (ca. 1534) en Johanna van
Glymes (ca. 1532) met sierlijke re-
naissance-ornamenten; een derge
lijke plaat, grover van behandeling.
de waterschans nr. 1 1987
van Jeronimus van Tuyl van Se-
rooskerken (ca. 1571) en zijn echt
genote Eleonora Micault. Het mo
nument van de militaire goever-
neur Willem van der Reydt gezegd
Van Broechem en zijn echtgenote
Judith van Aeswijn is van gekleurd
marmer en bestaat uit een strakke
opbouw met een door zuilen ge
dragen overhuiving. De beelden
zijn sterk gerestaureerd. In dezelfde
trant, maar rijker versierd, is het
monument van de militaire goever-
neur Louis de Kethulle (ca. 1631)
opgericht door zijn echtgenote
Emerentia van Ravenswaay. In het
bovenstuk van dit kunstwerk een
reliëf, dat herinnert aan een door
hem gewonnen tweegevecht.
Het derde grote monument is dat
van de militaire goeverneur Char
les Morgan (ca. 1642). Het bestaat
uit een tombe, waarop het beeld
van de overleden militair in wapen
uitrusting ligt. Deze tombe is opge
nomen in de onderbouw van een
uit wit Carara-marmer bestaand
bovengedeelte, waarin een nis met
koepel, waarin de beelden waren
geplaatst van zijn dochter Anna en
zijn kleinkinderen Thomas en Eli
sabeth. Dat van de kleinzoon is
verdwenen; de overige beelden
zijn geschonden maar geven nog
de indruk van een emotioneel tafe
reel: de stijf uitgestrekte dode,
treurend beschouwd door familie
leden.
Kunsthistorici schrijven het werk
met grote zekerheid toe aan de be
kende beeldhouwer Frangois
Dieussart.
Van de fraaie grafzerken in de kerk
zijn na de jongste brand een be
perkt aantal sommige geschon
den bewaard gebleven. Van de
vele eertijds in de kerk opgehan
gen rouwborden is slechts bewaard
gebleven dat van Jan Carel Duco,
graaf van Aumale, overleden in
1791. Merkwaardig is een hardste
nen muurplaat met ingehakte tekst
betreffende de stichting van missen
en van brooduitdeling (provenen)
aan de armen, ca. 1480, in de
dagkapel ten noorden van de to
ren.
Uit de in 1829 gesloten voormalige
R.K. schuurkerk afkomstige meu
bels zijn uit de in 1987 voor de ere
dienst buiten gebruik gesteld H.
Maagdkerk. Het zijn de achttiende
eeuwse preekstoel, enige biecht
stoelen en communiebanken, rijk
versierd met beelden en ander
houtsnijwerk in barokstijl, vervaar
digd in Zuid-Nederlandse ateliers
en voor een deel afkomstig uit een
abdij te Antwerpen.
Opvallend is de rood geschilderde
zijkapel aan de zuidzijde van het
koor, vermoedelijk bestemd voor
het Sint Sebastiaansgilde (hand
boog, schutterij). Verspreid in de
kerk restanten van vroegere muur
schilderingen en gewelfdecoraties.
Stadhuis
Het monumentale stadhuis van
Bergen op Zoom bestaat uit een
samentrekking van drie panden: a.
het Schepenhuis, het eigenlijke
stadhuis, herbouwd na de grote
stadsbrand van 1397 (de frontdeur
met de drie vensters links
daarvan); b. het rechts daarvan ge
legen huis "Leeuwenborch", dat
vanaf 1470 het handelshuis was
van de Engelse kooplieden die de
Bergen op Zoomse jaarmarkten
bezochten. In 1498 werd dit pand
bij het stadhuis getrokken; c. het
links van het Schepenhuis (a.) ge
legen huis "de Olifant" dat wil zeg
gen het met een grote poort over
de Sint Annastraat heen gebouwde
huis met bovenwoning. "De Oli
fant" werd in 1544 door het stads
bestuur aangekocht.
In 1611 werd voor de panden a.
en b. de huidige voorgevel in Go-
bertangesteen opgetrokken, terwijl
toen waarschijnlijk ook de boven
bouw van het pand c. is aangepast.
Een en ander ging gepaard met
verandering van de bekappingen.
Binnen is nog duidelijk zichtbaar,
dat het oorspronkelijk drie verschil
lende gebouwen waren. In de top
gevel de zinspreuk: "Mille periculis
supersum" (duizend gevaren kom
ik te boven). In deze gevel zijn in
twee nissen de beelden van Voor
zichtigheid (Prudentia) en de
Rechtvaardigheid (Justitia) ge
plaatst.
Een poortje sluit de binnenplaats
aan de noordzijde af. Op deze bin
nenplaats een uit oudere fragmen
ten opgetrokken achtervleugel met
gedichte galerij (1638) en tegen
het hoofdgebouw een zestiende
eeuws traptorentje.
Het oudst bewaard gebleven ge
deelte wordt gevormd door de on
der (b.) gelegen kelder met Schel-
de-gotische kapitelen (eerste helft
veertiende eeuw)De ingang van
deze kelder is aan de Marktzijde. In
de voorhal (te bereiken via het bor
des) een laat-gotische schouw. In
dit vertrek, alsmede in de tweede
hal, fraaie balk-consoles. In laatst
genoemde hal is in 1619 een fraaie
trap geplaatst. Hiernaast hangt het
uit de achtervleugel afkomstige
schilderij "De opwekking van Laza
rus" door Louis Finson. Op de bo
venverdieping van (b.) de Witte
Zaal, in 1753 voorzien van een
stucplafond. In dit vertrek een ze-
Gezicht in het koor van de Gertrudiskerk, vanuit het westelijke transept, met
het grafmonument van Van der Rijt op de achtergrond, februari 1987.
Foto H. Bos.
Het stadhuis. Grote Markt. Links het poorthuis De Olifant, dat toegang geeft
tot de Sint Annastraat.