Zondag 8 november 1987 Mini-excursie. Start om 12.00 uur bij de panden Onze Lievevrouwestraat 19-21. De leiding berust bij architect ir. 3.L. Weyts. De Oyevaer en de Tassche In het kader van de integrale studie van de geschiedenis van de geschiedkundige en cul tuurhistorische ontwikkeling van de Lievevrouwestraat zijn deze twee huizen uiteraard ook bestudeerd. Tijdens mijn voordracht over deze straat in september 1986 heb ik U de alge mene ontwikkeling geschetst. In het onderstaande wordt nader ingegaan op de bijzonder heden van De Oyevaer en De Tassche, Lievevrouwestraat 19 en 21, die recentelijk door de Stichting Stadsherstel zijn aangekocht. Deze twee huizen vormden in de oudst bekende transportakten, 1412, één eigendom. Bouwkundig waren de huizen nauw met elkaar verbonden, vormden wellicht tesamen één bouwlichaam. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het, met korte onderbrekingen, tot aan het eind van de 17e eeuw steeds aan één eigenaar toebehoren van de huizen. De naam De Tassche wordt pas vanaf 1550 gebezigd. Tevoren heette dit huis De Cleyne Oyevaer, het andere dus De Grote Oyevaer. De huizen tesamen werden in het begin ook aangeduid met De Oyevaers. Het bijbehorend erf was aanvankelijk erg groot. Het strekte zich, ook achter het buurhuis De Colve, Lievevrouwestraat 17, achterwaarts uit tot aan de percelen aan de Zuidmolenstraat en Potterstraat. Om dat uitgestrekte erf te kunnen bereiken behoorde er aan de oostzijde van De Oyevaer een gang bij, uitkomend in de Lievevrouwestraat. Het grootste deel van het achtererf en de helft van de gang naast De Oyevaer is in 1419 aan de eigenaar van De Colve verkocht. De gang is daarna, wellicht in 1453, volledig eigendom van De Colve geworden en tot op heden ook gebleven. Het resterende erf achter De Oyevaer en De Tassche is later geregeld van eigendom gewisseld, waarbij het meestentijds bij De Oyevaer behoorde. Dit pand komt toch steeds als het meest dominante van beide naar voren. Een vrij groot gedeelte van het achtererf, ongeveer 1/3 van het oorspronkelijke, behoorde in elk geval in 1830 weer bij De Oyevaer. Samen met dit huis is het na de tweede wereldoorlog bij St. Anthonis, bekender als De Luxor, gevoegd. Na 1975 is ook De Tassche bij het complex gevoegd, waarmee in feite een historische eigendomssituatie terugkeerde doch tevens de kiem werd gelegd voor het sindsdien ingetreden verval van de huizen. Wanneer we de geschreven bronnen nog even buiten beschouwing laten, komen de huizen, in aanmerking nemend dat nu nog geen intensief bouwhistorisch onderzoek heeft plaats kunnen vinden, als volgt naar voren. Beide huizen bestaan uit een voor- en achterhuis, waarvan de voorhuizen onderkelderd zijn en de hoogte-opbouw overal twee verdiepingen en een zolder is. De voorhuizen zijn even diep, de kelders eronder zijn identiek en de ver diepingsvloeren liggen op gelijke hoogte. Uit de 15e eeuw dateren in De Oyevaer het achterhuis met zijn goed bewaard houtskelet en geheel eiken kap, het meeste muurwerk en in het voorhuis 2/3 van de verdiepingsbalk laag. Zeventiende eeuws zijn in dit huis de zolderbalklaag en kap van het voorhuis. In De Tassche dateren uit de 15e eeuw de verdiepingsbalklaag in het achterhuis en 1/3 van de verdiepingsbalklaag in het voorhuis. De rest van de verdiepingsbalklaag en de kap en zol derbalklaag in het voorhuis zijn 17e eeuws. De achtergevel, kap en zolderbalklaag van het achterhuis dateren uit het eind van de 19e eeuw. De voorgevel van De Oyevaer is eind 18e eeuws, de winkelpui dateert uit 1896. De voorgevel van De Tassche is wellicht 17e eeuws, doch is niet goed te dateren door de 19e eeuwse bepleistering de winkelpui da teert uit 1928. Indien we de gebouwde en geschreven bronnen combineren is het volgend beeld op te bouwen. De voorhuizen zijn redelijkerwijs het oudst en zullen, gezien de treffende over eenkomsten, in eerste aanleg gelijktijdig gebouwd zijn. Merkwaardig is, dat de nog res terende moerbalken in de verdiepingsbalklaag aan de uiteinden, niet op de gemeenschap pelijke bouwmuur, pengaten hebben voor muurstijlen, die op ca. 20 cm. afstand van de muren gestaan hebben. In plaats van die muur kunnen er eerst dus overkragende houten gevels gestaan hebben. Boven deze balklaag zette direct de kap aan, mogelijk één ge meenschappelijk. In 1501 is er sprake van een gemeenschappelijke muur tussen beide hui zen èn een gemeenschappelijke goot. Toen bestond dus een situatie met twee naast elkaar staande zadeldaken. Het nu nog bestaande twee verdiepingen tellende achterhuis van De Oyevaer bestond toen al, evenals het tot keuken bestemde achterhuis van De Tassche, dat maar één verdieping en een zolder telde. Aan de eigenaar van De Oyevaer is in 1629 subsidie toegekend, omdat hij een nieuwe sier lijke voorgevel had laten bouwen, uitgevoerd in baksteen met witte speklagen en ornamen ten. Tevens had hij het huis met één verdieping verhoogd en een nieuwe kap aangebracht. De zolderbalklaag en kap van het voorhuis moeten dus uit dat jaar dateren. Opmerkelijk is wel, dat de ontvanger van deze subsidie in 1623 al eigenaar van De Tassche geworden was. Aangezien de hoogteligging van de voorzolders van beide huizen verschilt, evenals de profilering van de balksleutels kunnen de verhogingen en vernieuwingen aan beide voor huizen niet gelijktijdig hebben plaatsgehad. Toch zullen de werken aan het voorhuis van De Tassche ook wel in de eerste helft van de 17e eeuw hebben plaatsgevonden. In 1667 en 1668 zijn er diverse contracten opgemaakt tussen de eigenaren van de twee onderhavige huizen en die van de belendingen, waarin de regenwaterafvoer, het gebruik van de zijmuur van De Oyevaer en de rechten van de in die muur aanwezige vensters ge regeld werden. De resultaten van de toen gemaakte afspraken zijn alle nog af te lezen uit de bestaande gebouwen. De winkelpui van De Oyevaer is mooi gedetailleerd en vormde tot voor enkele tientallen jaren een geheel met een rijkelijk uitgevoerd winkeiinterieur. Van de betimmering daar van resten nu nog gedeelten. De laatste gebruiker van de winkel was de fa. Noordhuizen, die hier een slijterij exploiteerde. Bij de bouw van de Walhallazaal in 1966 op het erf van De Oyevaer zijn de achter het achterhuis staande bijgebouwen afgebroken. Eronder is toen een afvalput tevoorschijn gekomen. Het aardewerk daaruit is de kern gaan vormen van de archeologische verzameling In den Scherminckel. Stadsherstel heeft gelukkig besloten deze cultuurhistorische bijzonder interessante huizen aan te kopen, waardoor de dreigende sloop afgewend is. Bij de restauratie tot woonhuizen zullen zoveel mogelijk authentieke onderdelen behouden blijven. De draad van de na het midden van de 70-er jaren gestagneerde restauratie van woonhuizen in de Lievevrouwe straat zal hiermee opgepakt worden. Voor de interessantste straat van onze stad en een van de mooiste van Nederland lijkt daarmee een positiever toekomst in het verschiet te liggen. Donderdag 19 november 1987 Drs. W.H.Th. Knippenberg uit Den Bosch. Café De Ster aanvang 20.00 uur. Voor trouwe bezoekers van de lezingen-cycli een bekende. Hij werd reeds in 1986 gestrikt voor deze lezing. In overleg kozen wij een "gezellig" onderwerp Herbergen in de zuidelijke Nederlanden. Herbergen hebben naast de kerken een belangrijke funktie gehad voor het sociale leven van de mensen. Daar ontmoette men andere mensen als "thuis", mensen uit de eigen woonplaats, uit de streek ook internationale contacten, handelsrelaties en congressen vonden plaats in herbergen. Mensen-onderweg, zowel pelgrims als handelaars, studenten en kunstenaars, voor allen was de herberg de plaats, waar men zich tijdelijk "bergen" kon. Steden kregen hun stadsherbergen met uithangborden als De Gouden Leeuw, De Zwarte Leeuw, De Rode Leeuw of De Zwaan. Wegherbergen tussen de steden en posthaltes heet ten vaak De Hut, De Posthoorn of De Keulse Kaar. Vanaf de Romeinse tijd liepen er wegen door alle landen van West-Europa middeleeuwse pelgrims, legers en handelaars hebben eeuwenlang dezewerkeerswegen met hun halteplaat sen, "stationes" om paarden te wisselen en te rusten, gevolgd. Langs de door Napoleon voor zijn legers aangelegde wegen verschenen herbergen, die zijn naam kregen. De weg-herbergen zijn langs de moderne autowegen tot een hele keten van motels uitge groeid. In en buiten de steden koos men ais clublokalen de herbergen, die vaak door hun namen herinneren aan voetbalclubs, kaarters, biljarters of duivenmelkers. De leukste her bergnamen komen in België voor. 16 december 1987 Michel de Koning uit Wouwsche Plantage over leven en werk van Felix Timmermans. Café De Ster aanvang 20.00 uur. In een Heerlijk Jaar waarin onze oude relaties met België worden verstevigd, past een lezing over een nederiands schrijvende Belg. De heer De Koning, leraar nederiands, adviseur van Heemkundekringen en recensent van het Brabants Nieuwsblad, is een deskundig inleider. Of U wel of niet veel weet van Felix Timmermans, hij zal U duidelijk maken welke betekenis Timmermans gehad heeft. Tijdens de lezing zal werk voorgelezen worden, waaronder een kort verhaal. Ook voor niet-literaire veelvraten een interessante avond. 14 januari 1988 Lezing door de heer A. Drijvers te Oisterwijk over Brabantse kerken en torens, door de eeuwen heen. Café De Ster aanvang 20.00 uur. De Brabantse kerken en torens worden chronologisch ingedeeld vanaf de romaanse typen tot de moderne bouwwerken van deze tijd. De karakteristieke kenmerken van de ver schillende bouwstijlen worden toegelicht. Het hergebruik van kerken voor andere doeleinden blijkt niet alleen in onze tijd plaats te vinden. Daarnaast worden een aantal leuke details getoond van onderdelen tijdens restauraties, zoals ramen, vloeren, het leggen van leien en het gieten van klokken. Details, die duide lijk maken, dat er in de loop der eeuwen veel is verbouwd aan onze kerken en torens. Woensdag 3 februari 1988 Lezing door de heer Drs. Mare de Schrijver te Antwerpen over "de kulturele rol van de Schuttersgilden in de Lage Landen in de Renaissance en tot op heden". Zaal 't Swaentje, Blauwehandstraat aanvang 20.00 uur. Enkele persoonlijke gegevens van Mare de Schrijver - Drs. Sociologie van de Rijksuniversiteit Gent - Voorheen Docent aan diverse Hogere Intstituten. (op rust) - Renovator van het Antwerpse gildewezen - Secretaris-generaal van de Conventie der Schuttersgilden - Bestuurslid en medestichter van de Europese Gemeenschap der Schuttersgilden - Diverse publikaties in boekvorm en in tijdschriften betreffende het gildewezen.

Periodieken

De Waterschans | 1987 | | pagina 6