25 de waterschans nr. 2 1987 Deze lezing, die men eerder een "causerie" zou kunnen noemen, geeft eerst een inzicht in de oorsprong en het wezen van onze schuttersgilden. Benadrukt worden de tot op heden eerder verwaarloosde facetten van hun werking n.l. deze van culturele aard bevordering der architektuur, schilder- en beeldhouwkunst, rederijkerije e.d. De "causerie" begint met een uiteenzetting en verklaring der belangrijkste aspecten van de schuttersgilden. Hun organisatie, hun maatschappelijke rol op sociaal en religieus gebied. Na die uiteenzetting volgt ter illustratie een gecommentarieerde projektie van ongeveer 200 dia's - wat er in Musea nog overblijft van de schuttersgilden - waar en in welke vorm komen de schuttersgilden nog voor, beelden uit Nederland, België, Frankrijk, Duitsland enz. Gezien de gildegebruiken en strukturen in het gebied der Lage Landen vrijwel gelijkaardig zijn is het geboden inzicht bijzonder interessant voor geschied- en heemkundigen. Donderdag 17 maart 1988 Lezing door de heer Lode Jordaens te Essen (B) over Hoe leefde onze grootouders omstreeks 1900. Café De Ster aanvang 20.00 uur. Jordaens Lode is geboren te Wildert Essen op 19.7.1930; gehuwd met Josepha Hectors. Hij was leraar en werkmeester aan het Don Bosco Instituut. Nu werkmeester aan het ge meentelijk Technisch Instituut te Kalmthout. Ambachten hebben hem steeds aangetrokken, misschien de invloed van beide grootvaders. "Kuiper" en "Zadelmaker". Als zoon van een dorpsonderwijzer lag ook de schoolse opvoeding van vroeger nauw aan het hart. Door buurman Gerard Meeusen en Alfons Tireliren kwam hij al vlug in aanraking met de heemkunde. Sinds de oprichting van een mini-Karrenmuseum op privé terrein van A. Tire liren, later op de Kiekenhoeve, betrokken bij de uitbouw van het Karrenmuseum. Op de terreinen van het Karrenmuseum kreeg hij de kans en ruimte om de ambachtenlood- sen op te richten. Zo ontstonden daar de smidse "Smeyers" en wagenmakerij "Bartelen". Ook kreeg daar het landbouwalaam zijn recht. Hij is lid van de beheerraad sinds 1972, konservator van de heemkundige musea sinds 1981, medestchter van de v.z.w. Vlaamse Vlegeldorsersbeweging en leverde bijdragen in het tijdschrift "De Spycker" en de brochure "Vlegeldorsen". Publicaties De Kiekenhoevegids Handleiding voor de bezoekers aan het Karrenmuseum. Toeristische wegwijzer - gemeente Essen. Verzorgd lezingen met dia-montage over "Het landelijk vervoer omstreeks 1900" en "De opvoeding van onze ouders en grootouders". Het leven van toen 1900. Hoe leefde men om de eeuwwisseling Hun opvoeding - onderwijs. Wanneer men wil terugblikken in het verleden, zien wij heemkundigen dat niet als iets van de retromode, of nostalgie naar vervlogen tijden. Wij zien niet altijd zo heel ver terug. Romeinen - Grieken - Kelten. Ja ze waren er. In onze schooltijd en nu nog op het college leren we er van. Wij die aan heemkunde doen, zoeken het niet zo ver. We blijven in onze eigen buurt. Ook in de tijd stappen we altijd niet zo ver terug. Er gaat zoveel verloren uit ons nabije verleden de tijd van groot moeder en grootvader, onze stamouders. Speuren naar hun cultuur, hun werk, hun levens gewoonten, hun rijkdom materieel of die barre armoede zowel op geestelijk als materieel gebied. Het is kijken naar de rijkdom in levenswijsheid, hun praktische aanpak. Veel van deze ervaringen zijn nog steeds de hoekstenen van ons leven, al willen we dat niet altijd toegeven. Als je dan de vraag stelt waar haal je dat, dan zeg ik "in een museum". In een dood museum Ja, want een museum is niet dood, een museum leeft. Alles wat zij ons na lieten aan woord, tekening en voorwerpen. Zij leren het ons. Je moet een foto bekijken - ze komt tot leven, daar vind je ziel en geest terug, ze spreken. De voorwerpen moet je betasten. Je voelt ze tot leven komen. Je voelt de adem van zij die ermee werkten en speelden. Als je dan je verbeelding nog even laat mee spreken zie je ze terug. Je grootmoeder, je grootvader, het vrouwke in de winkel achter de toog met puntzakjes en weegschaal. Dan ontmoet je de ambachtsman. Dan hoor je ze terug vertellen over de tijd van voor den oorlog. Ze vertellen van de tijd van het maken met 'd'hand. Van hun schoolmeester in de wintermaanden. Van hun kattekwaad, van hun spel. Van hun gedwee zijn gelaten en gehoorzaam. Van hun jeugd in de café. Van hun geloof en bijgeloof. Al deze dingen trokken een spoor door hun leven en lieten een grote invloed achter. Genoeg, laat ons eens even wandelen door dat leven van die alledaagse mens van toen. De Algemene Ledenvergadering vindt plaats op 28 april 1988. Als U nu reeds die datum noteert, zijn we met velen Uiteraard krijgt U te zijner tijd precieze informatie over agenda en programma. België is weer doel van een excursie. We hebben er nog veel heen te reizen voor we dit ook geschiedkundig interessante buur land goed kennen. Nadere informatie zal U in een Waterschans in 1988 aantreffen. Maar noteer nu alvast de datum en reserveer daarmee 4 juni 1988. De heren Hartel en Van Gastel zullen ook deze excursie weer inhoudelijk en organisa torisch voor hun rekening nemen. Maar ook die wooncomplexen die in hun geheel in handen van rij ke families bleven kwamen de achttiende eeuw niet ongeschon den door. De mode was nu een maal niet buiten de deur te hou den. Zij vereiste: nieuwe meubels, nieuwe kamerbetimmeringen, nieuwe vloeren, plafonds en schoorsteenmantels. De belangrijk ste ingrepen omvatten meestal de modernisering van de trappenhui zen, hetgeen grote veranderingen in het inwendige teweegbracht en de onontkoombare vernieuwing van de vensters. De nieuwe ramen maakten wijziging van de gevels noodzakelijk, hetgeen men vaak te baat nam om verouderde en ver gane onderdelen als topgevels en traptorens te verwijderen. Hoewel de familie van de Ber gen op Zoomse Markiezen steeds steeg op de maatschappelijke lad der, ontkwam het Markiezenhof in de achttiende eeuw aan verdere moderniseringen. Er hebben nog wel plannen bestaan om een nieu we kapel te bouwen, hetgeen wen selijk was aangezien de middel eeuwse kapel, waar de voorouders van de familie begraven waren, met de modernisering van de woonvleugel in 1709 gesloopt was. Maar deze of andere plannen vonden geen doorgang. Nadat in 1722 de veertienjarige dochter van de in 1710 overleden Markies Francois Egon de La Tour Auverg- ne met een Duitse prins trouwde, voorzag de familie dat ze van het huis geen gebruik meer zou maken en liet in 1729 de meubels uit het woongedeelte te Brussel verko pen. Het moderniseringsgevaar was geweken. IV. De periode van het ambtelijk beheer (ca. 1730- 1795) en de bewaard gebleven middeleeuwse vensterkorven Nadat de familie was vertrok ken bleef het Markiezenhof en het Markiezaat achter onder het be heer van de Raad- en Rekenka mer, een reeds in 1494 in het le ven geroepen lichaam dat steeds nauw bij het beheer betrokken was en dat het gebouw door vele moei lijke perioden heen had geholpen. De Raad- en Rekenkamer en de archieven van het Markiezaat wa ren ondergebracht in een vleugel aan de grote binnenplaats. Nu de familie het huis niet meer nodig had werden steeds meer gedeelten van het gebouw ingericht tot wo ning van hogere ambtenaren. Een van de zoldervertrekken vóór de restauratie foto Rijksdienst v.d. Mon. Zorg, 1959). Daartoe werden enkele galerijen dichtgezet. Voor het onderhoud van het gebouw waren nog voldoende middelen aanwezig, aangezien het Markiezaat een rijke bron van in komsten was. Het onderhoud van het gebouw geschiedde op degelij ke en zuinige wijze, wat verviel werd hersteld, soms in praktischer, modernere vorm. Zo maakten de schilderachtige dakvensters met hun topgeveltjes geleideljk plaats voor achttiende-eeuwse dakkapel len van een meer alledaagse make lij. Waar het nodig was werden de oude kruiskozijnen met hun glas in lood vensters vervangen door ge wone schuiframen. Deze werden echter in dezelfde muuropeningen geplaatst, waardoor de schade be perkt bleef en de vensterkorven be waard konden blijven. De enige grote ingreep die de Raad- en Re kenkamer in 1785 liet uitvoeren was het aanbrengen van de nieu we, weinig elegante kap boven de kantoorvleugel en de galerij. Hier door werd men eindelijk verlost van de eeuwigdurende lekkages van het platte dak. Bij deze ver bouwing werd het bovenste deel van de grote toren, die tekenen van bouwvalligheid vertoonde, af gebroken. Vele oude onderdelen van het gebouw bleven echter be waard, zoals de middeleeuwse vensterkorven. Smeedijzeren vensterkorven en oude deursloten waren bij mid deleeuwse woongebouwen heel gewone zaken. Bijzonder is dat het Markiezenhof alle veertien oor spronkelijke traliewerken voor de vensters tot op de huidige dag be hield en bovendien ook nog de ou de klopper en slotplaat van de voordeur. Hoezeer de achttiende eeuw onder dit soort zaken had huisgehouden blijkt uit het feit dat een schrijver uit 1804 de venster korven reeds als hoge zeldzaam heid noemt. Nadien is er vrijwel niet meer over het Markiezenhof geschreven zonder de korven als een van de grote bezienswaardig heden van het gebouw te roemen. Het verdwijnen van dit soort gewo ne onderdelen van middeleeuwse gebouwen in de achttiende eeuw is heel begrijpelijk aangezien toen overal ramen en deuren werden vernieuwd. Dat dit bij het Markie zenhof uitzonderingsgewijs niet het geval was, komt doordat het ge bouw weinig intensief werd ge bruikt en conserverend beheerd. V. Het Markiezenhof als kazerne (1820-1957) en de bruikbare middeleeuwse zolders Weinig middeleeuwse gebou wen van deze omvang hebben een

Periodieken

De Waterschans | 1987 | | pagina 7