Twee balken in de Gertrudiskerk
36
37
De Waterschans nr. 3 1987
de kerk. De dieptewerking wordt
versterkt door de geschilderde
veelhoekige bovenrand van de
voorstelling. Ook het roetje met
het opgeslagen gordijn versterkt dit
effect. Zo'n gordijntje treft men ook
aan op Houckgeests "Interieur van
de Oude Kerk in Delft" uit 1651 in
het Rijksmuseum en in werken van
andere schilders, zoals Emanuel de
Witte en Hendrick van Vliet. Het
herinnert aan het gebruik om schil
derijen thuis ter bescherming tegen
vuil soms op te hangen met een
gordijntje ervoor.
Een tweede schilderij, dat aan
Houckgeest wordt toegeschreven,
maar mogelijk een kopie betreft,
bevindt zich in het Max Michaelis
Museum in Kaapstad en dateert
eveneens uit de jaren vijftig.10 Het
is een gezicht vanuit de zuidelijke
zijbeuk op het koor. Dit stuk toont
in detail de afsluiting van de
kooromgang en de geleding van
de regentenbank in twee niveaus.
Ook de decoratie met houtsnijwerk
van het Tiengebodenbord is erop
zichtbaar. Het standpunt van de
schilder is in dit geval laag geko
zen, waarmee het omhoogrijzend
effekt van de pilaren in de kerk ver
sterkt wordt.
In het Markiezenhof te Bergen op
Zoom bevindt zich een interieur
van de Sint Gertrudis dat aan Da
niel de Blieck wordt toegeschreven
en dat op 1660 gedateerd wordt
(afb. 3).11 Hier betreft het een ge
zicht in het schip van de kerk van
uit de derde travee vanaf het
westelijke transept. De banken van
de weesjongens en rechts daarvan
voor de weesmeisjes staan op de
voorgrond. Het poortje dat toe
gang geeft tot de dooptuin is zicht
baar. Rechts ziet men het onderste
gedeelte van het orgel aan de
muur van de toren. Aan de rech
terzijde is ook de met putti gebeeld
houwde epitaaf weergegeven, die
op het schilderij door Knijff geheel
links zichtbaar is.
In het interieur bevinden zich twee
personen en een hondje. De staan
de man voor de regentenbank
draagt een rode overjas met een
lange witte kraag, die eerst na
1680 in de mode kwam.12 Met eni
ge goede wil kan men op dit schil
derij het rouwbord herkennen dat
op het interieur door Knijff het jaar
tal 1672 of 1673 draagt. Het zijn
aanwijzingen dat het stuk later dan
1660 gedateerd moet worden.
Dan is de hand van De Blieck on
waarschijnlijk. Hij stierf in 1673,
terwijl van hem geen schilderijen
bekend zijn van na 1664. De stuk
ken die hij in de jaren daarvoor
schilderde, waren bovendien geen
realistische interieurs, maar fanta
sieinterieurs.13
Natuurlijk komt nu de vraag op
aan wie het Bergse schilderij toege
schreven moet worden. De syme-
trische opbouw, het hoge stand
punt dat ingenomen is, de behan
deling van de zerkenvloer en de
stoffage met slechts enkele en pro
portioneel klein uitgevallen figuur
tjes doen denken aan het schilderij
van Knijff. Voorzover daar zicht op
is, stemt ook het aantal rouwbor-
den in beide schilderijen overeen.
Dat zou erop duiden dat beide
schilderijen in dezelfde tijd geschil
derd zijn. Het schilderij in het Ca-
tharijneconvent is heel lichtjes en
nauwelijks waarneembaar gesig
neerd op een van de pilaren.
Knijffs signatuur is op het interieur
in het Markiezenhof niet te herken
nen. Een toeschrijving van dit
schilderij aan Knijff is op genoem
de gronden plausibel. Het feit dat
beide stukken met hun specifieke
aandacht voor topografische de
tails het kerkinterieur vanuit twee
haaks op elkaar staande gezichts
punten volledig documenteren
versterkt de veronderstelling van
een en dezelfde schilder. Het stuk
in het Markiezenhof is echter strak
ker geschilderd dan het schilderij
van Knijff. Ook de toon van beide
schilderijen verschilt. Bovendien
zijn onder het orgel banken weer
gegeven. Zij ontbreken in Knijffs
schilderij. Een toeschrijving aan
Knijff is dan ook niet met zekerheid
vol te houden.
Een oude foto van het schilderij in
Bergen toont op de voorgrond een
jongetje, die op een plint lijkt te zit
ten.14 Het is een overschildering
die bij een restauratie van het schil
derij is verwijderd. De voorstelling
van dit jongetje dateert naar de af
beelding te oordelen zeker niet uit
de ontstaanstijd van het schilderij.
Het weghalen van zo'n latere over
schildering was dan ook terecht.
Bekijkt men het schilderij schuin
van onderen, dan zijn bij de juiste
lichtval overigens de contouren
van dit jongetje nog zichtbaar.
Uit de in deze bijdrage genoemde
schilderijen is de ontwikkeling van
het interieur van de Sint Gertrudis
in de tweede helft van de 17de
eeuw goed te herleiden. Helaas
blijft nog veel onbekend, zoals op
schriften van grafzerken en rouw-
borden die als gevolg van de ver
woesting van de kerk in 1747 ver
loren gingen.
Het interieur van de Sint-Gertrudis
door Leendert Knijff is een belang
rijke aanwinst voor het Rijks
museum Het Catharijneconvent.
Dankzij dit interieur is men nog be
ter dan voorheen in staat de ont
wikkeling van het protestantse ker
kinterieur in de 17de en 18de
eeuw in beeld te brengen.
i I
I
Afb. 3. Interieur van de Sint Gertrudiskerk te Bergen op Zoom (gezicht vanuit het
noorden) schilderij mogelijk door Leendert Knijffca. 1693 (Gemeentemuseum Het
MarkiezenhofBergen op Zoom)
De Waterschans nr. 3 1987
NOTEN
1. Interieur van de Sint Gertrudiskerk te Bergen op Zoom, schilderij door Leendert Knijff. 1693 106.7 x 134 cm., Stich
ting Het Catharijneconvent s. 29. (aankoop bij de kunsthandel Van Haeften te Londen in 1987, voorheen eigendom van
Mary J, Dawson te Barhams, U.K.).
2. Zie voor de biografie van Knijff: Thieme Becker. Allgemeines Lexicon der Bildenden Kunstier. Dl. XXI (Leipzig, z.j.) p. 44-
45; Hogh Honour. Leonard Knijff, in: Burlington Magazine. XCVL (1954), p. 337-338 (afb.); Margaret Whinney and Oli
ver Millar, English Art. 1625-1714 (Oxford. 1957) p. 269-270 (afb.).
3. Zie onder 2. Verder: Kunst uit Britse Kastelen Tentoonstellingscatalogus Paleis voor Schone Kunsten. Brussel 1973. p. 71,
met als cat. no. 31 een "Gezicht op Clandon", schilderij uit 1708 (afb.).
4. Museum Bredius. Catalogus van de schilderijen en tekeningen ('s-Gravenhage, 1978) p. 73. cat no 85 (inv no 177-
1946).
5. Aan het eind van zijn leven heeft Knijff in Engeland weer een testament gemaakt. Knijffs vader was toen reeds overleden.
Zijn zusjes Geertruid en Lydia Knijff overleden resp. in 1707 en 1734 en werden in de Sint Gertrudis begraven. Cf. Klapper
op het register van ontvangsten van de rechten op het begraven 1678-1776 in het Gemeente-archief Bergen op Zoom.
6. C L. Temminck Groll. "De Sint Geertruidskerk te Bergen op Zoom", in: Bulletin K.N.O.B.. 6de serie 9 (1956), p. 23-43.
Ook: G.C.A. Juten. "De Sint Geertruikerk te Bergen op Zoom". Taxandria 31 (1924). p. 28: K. Slootmans, Bergen op
Zoom een stad als een huis (Bergen op Zoom, 1966) p. 142.
7. De inrichtingsgeschiedenis van de kerk in de protestantse periode is beschreven door W.A. van Ham. "Van bouwval tot
Huis voor het Woord in: Bergen op Zoom Gebouwd en Beschouwd (Alphen aan den Rijn. 1987) p. 182 sq. Daar ook als
illustratie op p. 189 de plattegrond van het bankenplan door A. de Tuyn uit ca. 1750 waarop het bovenstaande gebaseerd
is.
8. Memorie van de aangegeven Graften in de Groote Kerk te Bergen op ten Zoom op den 5 May 1692. Gemeente Archief
Bergen op Zoom Archief van de NH kerk, inv.no. 264.
9. Zie voor Houckgeest: Walter A. Liedtke. Architectural Painting in Delft. (Doornspijk. 1982) p. 35-57 en 99-105 (Catalogus
van kerkinterieurs door. naar of toegeschreven aan de schilder)
10. Het schilderij wordt door Liedtke, o.c., p. 101 wel toegeschreven aan Houckgeest.
11. Het schilderij werd in 1971 door het Museum het Markiezenhof aangekocht in de kunsthandel. Het bevond zich in de col
lectie G.R. Webb te Engeland. Het stuk meet 87 x 112 cm.
12. Vriendelijke mededeling van Dhr. P.P.W.M. Dirkse, conservator van het Rijksmuseum Het Catharijneconvent.
13. Zie voor De Blieck: Walter A. Liedtke, o.c.. p. 71-73.
14. Cf. C.L. Temminck Groll, o.c., p. 24 (afb.).
Wanneer we de bekende inte
rieurschilderijen van de Gertrudis
kerk bekijken (zie het artikel van
Zijp in dit nummer) dan vallen
daarin naast de rijzigheid van het
kerkgebouw twee houten dwars
balken op, die het vertikale archi
tectuurbeeld als horizontale ele
menten doorbreken. De balk op de
scheiding van koor en dwarsschip
was voorzien van een Tiengebo
denbord. Dit was in 1590 tegen of
op een muur geplaatst, die het
koor tot 1600 afsloot. De muur is
toen gesloopt en vermoedelijk is
toen de balk aangebracht, waaraan
het bord werd bevestigd. Deze balk
was ruim zeven meter lang en rust
te op twee voluutvormige conso
les, die op ongeveer zes meter bo
ven de vloer van het kerkgebouw
in de zijkanten van de kruisingspij
lers waren bevestigd.1 Tevoren
had hier het oksaal gestaan, dat
door Andries en Anthonis Kelder
mans was geplaatst.2
Dit artikel behandelt voornamelijk
de tweede balk. die zonder duide
lijke funktie was aangebracht tus-
door Han Bos
sen de twee andere kruisingspijlers
(op de scheiding van dwarsschip
en het middenschip). Deze balk
was ongeveer even lang als de bo
vengenoemde, maar was circa
twee meter hoger geplaatst. Op de
schilderijen zijn een vijftal verdik
kingen te zien.
Op de aan Houckgeest of De Lor-
me toegeschreven afbeelding zijn
deze het duidelijkst waar te nemen,
(afb. 1) Op het tot dusverre aan De
Blieck toegeschreven schilderij ont
breken kennelijk de verdikkingen
die tegen de kruisingspijlers aanslo
ten.
Op de vlakke zijde van de balk is
aan de kant van het schip (vermoe
delijk ook aan de kant van het
koor) een versiering aangebracht
die bestaat uit een enkele rij van
ruiten; in iedere ruit een vier-
pasmotief.
De kunsthistorikus Zijp heeft de
balk geïnterpreteerd als een triomf-
balk. Hierop rustte een kruisbeeld,
aan weerszijden vergezeld van de
beelden van Maria en Johannes.
Nadat deze bij de beeldenstorm in
1580 waren verwijderd, bleven de
verdikkingen (volgens hem restan
ten van de voetstukken van de
beelden) over.
Bestudering van de konstruktie
van het kerkgebouw lijkt het meer
aannemelijk te maken, dat we hier
te maken hebben met een steun
balk, aangebracht om het uit elkaar
wijken tegen te gaan van de bo
gen. die de zijbeuken en het dwars
schip scheidden. Dit sluit een twee
de funktie als triomfbalk in beginsel
niet uit. Aan het einde van dit arti
kel zal op dit aspekt nader worden
ingegaan.
Het uiteenwijken van bouwonder
delen, zoals de hier genoemde
scheibogen weerszijden de krui
singspijlers van het middenschip
(zie afb. 2 en 3) wordt door de
bouwkundigen spatten genoemd.3
Dit kan worden veroorzaakt door
de neerwaartse druk van de twee
aangrenzende gewelfvelden en het
boven de scheibogen liggende
muurwerk van de dwarsbeuken.
De kruisingspijlers waren te zwak
om deze druk te weerstaan en zou-