Van actievoerder tot erevoorzitter 56 57 door Bert van der Stoel Op 16 februari 1962 promo veerde onze tegenwoordige oud en erevoorzitter Emil Hartel tot Doctor in de letteren aan de Rijksu niversiteit te Groningen. Dat is een reden om thans, 25 jaar later, sa men met hem eens op die afgelo pen tijd terug te zien. De titel van zijn proefschrift luidde: "Bergen op Zoom. Proeve van een sociaal-geografische stadsanalyse" Deze dissertatie verscheen 11 jaar na zijn doctoraal examen (12 juli 1951) in de sociale aardrijkskunde (hoofdvak), sociologie en vader landse geschiedenis, waarmee hij onderwijsbevoegdheid in het vak aardrijkskunde verwierf. De tijdspanne tussen doctoraal examen en promotie wijst in de richting van een tijdrovende ar beid. Geografie en geschiedenis Hoe ligt eigenlijk de verhouding tussen deze twee wetenschappen? Onder geografie wordt hier ver staan sociale geografie. De fysische geografie blijft hier buiten beschou wing. Wat is geschiedenis? Een domme vraag. Iedereen weet het. Wat is sociale geografie? Iedereen vraagt, als hij tenminste niet doet of hij het weet of het toevallig wer kelijk weet: wat is dat? Een verkla ring van deze gang van zaken zou men kunnen vinden in het feit dat de sociale geografie nog een "jon ge" wetenschap is, d.w.z. dat zij eerst in de 19-de eeuw tot ontwik keling is gekomen. Vóórdien was de geografie bijna uitsluitend be schrijvend van aard. En zo kon het gebeuren dat een niet gering filo soof als Immanuel Kant (1724- 1804) kwam tot de uitspraak: "Ge- schichte ist in Bewegung gesetzter Geographie". Ik weet niet hoe die uitspraak toentertijd bij de historici is aangekomen. Het is wel een aar dige vondst. De hedendaagse historicus zou deze uitspraak mis schien aanmatigend vinden of ge woon de schouders ophalen. In te genstelling tot Kant's bewering kan men stellen dat alle geografie ge schiedenis is, immers de geograaf zal altijd moeten werken met gege vens, die verleden tijd zijn. Uiter aard gaat ook deze bewering veel te ver. Aldus moet het verband tus sen geografie en geschiedenis niet gezocht worden. Dat is wel te vin den bij de grondleggers van de mo derne geografie. Een van deze, Karl Ritter (1779-1859), was een historicus! In deze "school" komt voor het eerst duidelijk de re latie tussen de mens en zijn milieu "natuurlijke" omgeving) naar voren, waarbij het doen en laten van de mens grotendeels bepaald wordt door het milieu (determi nisme). Pas meer dan een halve eeuw later ontwikkelt de Fransman Paul Vidal de la Blache (1843- 1918) zich van historicus tot sociaal-geograaf. Vanaf omstreeks het jaar 1900 publiceert hij geor- grafische werken. Wellicht is het hoogtepunt van zijn oeuvre het na zijn dood verschenen boek "Princi pes de la geographie humaine" (1922)In tegenstelling tot de Duit se school ziet hij niet zozeer de mens als produkt van zijn milieu, maar veeleer het milieu als produkt van het optreden van de mens (possibilisme)In Nederland ont wikkelde zich na 1920 in navolging van de Franse school de Utrechtse school. De term "geographie hu maine" werd vertaald door sociale geografie. De hierboven geschetste ontwikke ling van de sociale geografie is uite raard verre van volledig. Niettemin lijkt zo aangetoond te zijn dat de geografie wortelt in de geschiede nis. Overigens is alles wat door de geografie wordt bestudeerfl, histo risch gegroeid. Wellicht is daardoor de rol die de geschiedenis bij de be oefening van de geografie speelt wel van een overheersende bete- kenis en het gaat daarbij ook echt niet alleen om cijfermatige gege vens en ruimtelijke feiten, doch ook de historische verklaring daar van kan voor de geografie van groot belang zijn. Is de geschiedenis even afhankelijk van de geografie? Het is wel erg moeilijk om daarop te antwoor den. Die vraag zou door een histo ricus beantwoord moeten worden. Voor te stellen is dat de geografie de historicus behulpzaam kan zijn, b.v. bij de interpretatie van oude landkaarten, bij de ontstaansge schiedenis van nederzettingsvor- men, van agrarische bestaansvor men en bij Met grote voorzich tigheid kan vastgesteld worden dat de historicus toch nog al eens slorig omgaat met geografische begrip pen. Voorbeelden? Veel voorko mend is nog altijd het begrip "na tuurlijke grens". Een rivier (b.v. de Rijn) of een gebergte (b.v. de Pyre neeën) wordt gezien als natuurlijke grens. Dat is een misvatting. Men ziet in het eerste geval de rivier ei genlijk uitsluitend als een hinder nis, maar niet de verbindende wer king, die er van uitgaat. Dankzij het feit dat de rivier aan beide oevers of oevergebieden bepaalde aktivi- teiten stimuleert (b.v. visserij, scheepvaart, handel en industrie), kunnen gelijkgerichte bestaanspa- tronen ontstaan, die op hun beurt de verbindingen weer stimuleren. Niettemin kan een rivier wel tot een scherpe scheidingslijn verwor den, b.v. de Elbe tussen de B.R.D. en D.D.R., maar dat is dan wel door menselijk ingrijpen geschied en niet door de "natuur". Voor de grenzen door gebergten of over gebergtekammen geldt in ze ker zin hetzelfde, aan beide zijden van de grens vinden we dezelfde bestaanspatronen. Ook hier zijn de grenzen door menselijk ingrijpen getrokken lijnen. Het is de mens die de natuur gebruikt heeft om de grenzen vast te stellen, maar niet omgekeerd. Proefschrift Hierin blijkt weer zeer duidelijk de betekenis van de geschiedenis voor de geografie. Niettemin was het voor de heer Hartel een grote uit daging om niet de weg van de ge schiedschrijving op te gaan, maar voortdurend te trachten "het bestaan van de menselijke groep in zijn woongebied" drijvende te hou den. Vandaar dan ook dat de hoofdstukken over de midde leeuwse stad en de vestingstad historisch-geografisch genoemd kunnen worden en bedoeld zijn als inleiding op het hoofdstuk over de moderne stad. Het ging er om het bestaan van de moderne stad (an no 1960) te doorgronden. Hiertoe werd gekozen voor een functionele benadering, d.w.z. dat zoveel mo gelijk takken van bestaan afzonder lijk werden beschouwd. Ook is ge tracht voor ieder van die takken het stuwend en verzorgend gedeel te kwantitatief vast te stellen. Daar door werden de functies niet alleen ruimtelijk benaderd, doch in zekere zin ook economisch. Wat waren redenen om een sociaal-geografische stadsanalyse over Bergen op Zoom te schrijven? Daarvoor zijn verscheidene oorza ken aan te wijzen Allereerst dat hij hier geboren en getogen is. Voorts dat hij eigenlijk van 1946 af, wat men noemt, in den vreem de verbleef. Dan gaat men langza merhand pas goed beseffen, wat men mist. Op den duur krijgt men het gevoel dat men zich in "balling schap" bevindt. Welnu, dat was een goede voedingsbodem om dat mengsel van liefde en kracht op te brengen dat nodig is om een der gelijke prestatie te leveren. Was dat te combineren met je be roep? Ja, sinds 1956 was ik adjunkt-directeur aan de school, waar ik in 1950 als leraar aardrijks kunde was begonnen, n.l. het St.- Ludgercollege in Doetinchem. Door het benutten van veel van mijn vrije tijd kon ik het werk in on geveer negen jaar klaren. De werk omgeving was ook gunstig. Wij waren in een bepaalde periode met drie personen bezig aan een proef schrift. Ik denk dat er, ondanks de schaalvergroting in het onderwijs, op het ogenblik in heel Nederland geen school te vinden zal zijn, waar dat nog het geval is. Als vermoede lijke oorzaken in een complex van faktoren zouden genoemd kunnen worden: de afneming van het per centage academici in het voorbe reidend hoger onderwijs, het voortdurend veranderend oer woud van voorschriften voor dat onderwijs en de steeds verder om zich heen grijpende vergaderziek te. Na de promotie Een uitnodiging om aan de Rijksu niversiteit van Groningen in dienst te treden als hoofdassistent van Prof.Dr. H.J. Keuning, werd vriendelijk van de hand gewezen, want het verlangen om terug te ke ren naar Bergen op Zoom was gestaag gegroeid. Het zou nog even duren eer de laatste wens in vervulling ging. Ondertussen werd de vrije tijd besteed aan de stichting (als voor zitter van het bestuur) van een l.t.s. en de ontwikkeling van een nieuwe aardrijkskundemethode voor het middelbaar onderwijs. Samen met een vroegere hospitant van hem schreef hij het eerste deel van "Bouwen aan het Wereldbeeld, Europa". Terug naar Bergen op Zoom In 1966 was het zover. De vergun ning voor de bouw van zijn nieuwe huis te Bergen op Zoom kwam aanmerkelijk eerder dan hij ver wachtte. Hij paste zijn beroep aan aan de "nieuwe" plaats van vesti ging en werd leraar in Roosendaal. Op 15 november 1967 nam hij ak- tief deel aan de oprichtingsverga dering van onze geschiedkundige kring, waarbij zich 27 personen als lid opgaven. In januari 1968 was hij de eerste persoon die een lezing hield voor onze kring. Het onder werp was de historische ontwikke ling van Bergen op Zoom. Deze gebeurtenis vond plaats in de goedgevulde Markiezenzaal van het Stadhuis. Een van de resulta ten van de lezing was dat het verzet tegen de bouw van een muziek school op het Ravelijn werd ver sterkt. Het verzet werd gebundeld in een Ravelijncomité, waarvan hij aktief lid was. De bouw van de mu ziekschool ging niet door. In 1969 was het 25 jaar geleden dat Bergen op Zoom werd bevrijd. De Geschiedkundige Kring meen de dat dit feit niet onopgemerkt voorbij mocht gaan. Het bestuur deed een beroep op Miel en hij schreef voor de Waterschans een "Gedenknummer" met als titel: "Bergen op Zoom. Een historische verkenning van een stad in oor logstijd". Het was de eerste eenspersoons publicatie van onze kring en de eerste publicatie die al spoedig uitverkocht was. Deze stu die had hem weer in kontakt ge bracht met zijn oud-leraar Dr. H. van der Tuin. Deze voelde er wel iets voor om het optreden van de Franse militairen tijden de Meida gen van 1940 hier ter stede eens na te trekken. In die tijd nam Miel het gemeente-archief door wat be treft de toentertijd beschikbare stukken uit de Tweede Wereldoor log. In het archief werden ook de eerste banden aangeknoopt met Willem van Ham, die hem behulp zaam was bij het vergaren en inzien van de stukken en hem met raad en daad terzijde stond. Tegelijker tijd speurde Miel ook naar gege vens in het archief van de Sectie Militaire Geschiedenis van de Landmachtstaf te 's-Gravenhage. Daar vond hij over de Meidagen van 1940 de Verslagen van Neder landse militairen; verslagen, die la ter voor hem van veel betekenis zouden worden. De bedoeling was met Dr. van der Tuin samen een artikel over de Meidagen te schrijven. De geschie denis liep echter anders dan werd ingeschat. Miel kreeg andere ta ken. Dr. van der Tuin zette het werk voort en publiceerde "met medewerking" van Miel "De ver dediging van Bergen op Zoom door het Franse leger, Mei 1940" Waterschans 1969). Dit artikel werd door een Franse militair ver taald en opgenomen in de Revue historique de l'armée (1973). De schrijvers vonden dat een hele eer. Wethouder In september 1970 werd Miel wet houder van ruimtelijke ordening en openbare werken. Hij kwam te staan voor een immense reddings operatie van de binnenstad, waar voor een z.g. structuurplan bestond. Volgens dat plan zou b.v. de bebouwing langs de Dub- belstraat met de grond gelijk ge maakt zijn en vervangen door hoogbouw. Ook een mooi voor beeld van sanering van de bin nenstad, was het plan om de be bouwing tussen de Lindebaan, Korte Bosstraat en Koepelstraat te slopen. Het argument van de ste- debouwkundige was: "dan ont staat er een mooi pleintje; dat is ty perend voor Bergen op Zoom". Iets wat veel typerender was, zou door realisatie van 's mans opvat tingen, verdwenen zijn, n.l. de ver smalling van de straat en de bebou wing. Immers komende vanuit de Antwerpsestraat ervaart men het binnenkomen in de oude bin nenstad door de plotseling smaller zijnde Korte Bosstraat. Een soort gelijke aanslag was beraamd op de Huibergsestraat, waarbij de pan den tussen de Koevoetstraat en de St.-Jozefstraat gesloopt zouden worden. Eenzelfde lot zou een groot deel van de panden tussen de Koevoetstraat en de Rozema rijnstraat beschoren zijn. Aange zien de economische druk in dit ge- V De Waterschans nr. 4 1987 De Waterschans nr. 4 1987

Periodieken

De Waterschans | 1988 | | pagina 5