22
23
bestaande pijlers aan de zijde van
het koor. De acht zuilen van het
schip (waarbij die tegen de toren
geplaatste zijn meegerekend) zijn
afgebeeld op bewaard gebleven in
terieurschilderijen van vóór 1747.
De doorgangen tussen de twee
schipzijkapellen UA en UB en de
deuropening (tussen UB en P) zijn
bij de laatste restauratiewerken
aangebracht en derhalve niet op de
plattegrond aangegeven.
2. De opstandtekening van het
exterieur
Bij het samenstellen van de
opstandtekening (afb. 9) van het
exterieur, gezien vanuit het zuiden
(de zijde van de Kerkstraat) is uit
gegaan van de hierboven gere
construeerde plattegrond.
Vergelijking met een opstandteke
ning van het tegenwoordige exte
rieur (afb. 10)8 leert, dat alleen be
waard zijn gebleven: het muurwerk
van de zijkapellen van het schip,
het onderste deel van de transept
gevel, het muurwerk van de Rode
Kapel en het daarnaast gelegen
muurgedeelte, dat wordt afgesne
den door het aangrenzende deel
van het "Nieuwe Werck". De
oudere toren is in zijn hoofd-opzet
nog aanwezig. De in 1500 bestaan
de torenbekrning is echter verdwe
nen. Het uiterlijk daarvan is ont
leend aan een combinatie van ge
gevens ontleend aan de Schelde
kaart van 1468 en aan het stadsge
zicht door Albrecht Dürer (1520).9
De tegen de toren aansluitende
De dichtgemetselde deuropenin
gen in het aangrenzende deel van
het transept moeten derhalve
eveneens uit deze tijd dateren. Dit
kan ook gelden voor de hier tegen
over gelegen deuromlijsting in de
westelijke muur van dit transept.
Deze deuromlijsting komt in vorm
overeen met de zo juist genoem
de.6
De doorgang in de oostelijke muur
in de noorderarm van het genoem
de transept wijkt in de vorm sterk
af van de vermelde doorgangen en
moet in de beginjaren van de ze-
de zogenaamde Rode Kapel (D op
de plattegrond) zijn waarschijnlijk
pas ca. 1504 aangebracht. Zij ga
ven toegang tot een ruimte, die ge
bouwd was om de functies van het
zojuist besproken vertrek (de ver
moedelijke sacristie dus) over te
nemen, toen deze voor het groot
ste deel gesloopt werd. Dit kunnen
we afleiden uit het feit, dat zich
resten van gewelfconstructie (mu
raalbogen) bevinden in de gespaar
de natuurstenen bekleding (pare-
mentwerk) van de aangrenzende
oostmuur van het westelijke trans
ept (afb. 8). Dit parementwerk
loopt over de gehele lengte van de
ze muur door tot aan de begane
grond. Dat zou wel niet het geval
zijn geweest als hier gelijktijdig met
de bouw van het transept een aan
bouw zou zijn opgetrokken.
ventiende eeuw zijn aangebracht
om onder andere toegang te ver
schaffen aan een toen nog
bestaand kerkhof.7 Toen is ook de
deuromlijsting van de doorgang
tussen de Mariakapel (H op de
plattegrond) en de tegenwoordige
sacristie (K) gedeeltelijk ver
nieuwd.
De twee kruisingpijlers, die zich
aan de zijde van het schip bevon
den, waren identiek aan de nog
de traptoren ontsloten. De trapto-
ren is vermoedelijk niet tot de volle
hoogte van het muurwerk opge
trokken geweest. Zijn hoogte is af
te leiden uit de positie van het
daarachter gelegen gewelf. Hij was
kennelijk afgedekt door een tent
dak. De vorm van de (twee?)
vensters is onbekend; de positie en
De reconstructie van de koorom
gang met de straalkapellen levert
de meeste problemen op, omdat
dit deel van de kerk voor het groot
ste deel verdwenen is. De hoogte
van het muurwerk van de verdwe
nen straalkapellen is afgeleid van
dat van de nog bestaande Rode
Kapel. De breedte van de ramen in
de muren van de straalkapellen is
ontleend aan die van de nog be
staande straalkapellen van de Sint
Willebrorduskerk te Hulst (Zld.).
Aan de kooromgang van de Ger-
trudiskerk is nog een scheiboog
van middelste straalkapel bewaard
gebleven. Onder deze dichtgemet
selde boog staat het grafmonument
van Van de Rijdt (op afb. 4 nr. 12).
Uit de hoogte van de boog kan
traptoren is in 1750 hoger opge
trokken en kreeg toen een koepel
vormige afdekking.
De dakvorm van middenschip,
transept en koor is afgeleid van de
tekening door Cornelis Pronk van
de verwoeste kerk, gezien van het
koor naar de toren, die op de to
renwand de moeten van het toen
verwoeste dak aangeeft (afb. 11).
Het gaat hierbij om de bovenste
moet.10
De kruisingtoren komt op tal van
tekeningen voor, maar is in hoofd
zaak gebaseerd op de tekeningen
door Barnardus en Valentijn Klotz
(afb. 12).11
men afleiden, dat de vensters van
de straalkapellen hoger waren dan
die van de Rode Kapel.
De ruimte, waarvan hierboven
reeds sprake was, en waarvan een
klein gedeelte bewaard is gebleven
(nr. 5 naast ruimte EA op afb. 4)
was een verdieping aangebracht
door middel van een gewelf, waar
van inwendig nog twee kraagste
nen met delen van de muraalbo
gen bestaan. De verdieping werd
door de reeds hierboven genoem-
De Waterschans nr. 2 1988
9. Poging tot reconstructie van de opstand van het kerkgebouw ca. 1500.
8. Resten van muraalbogen (zie de pijlen) in het paramentwerk natuur
stenen bekleding) van de oostmuur van het westelijke dwarsschip.
De Waterschans nr. 2 1988
^..jé
17. Aftekening van de dakvorm
van het middenschip (zie de pijlen)
op de torenwand van de ver
woeste kerk volgens een tekening
van C. Pronk, 1 748.
12. De kruisingtoren volgens een tekening van B. Klotz, 1672.
10. Opstandtekening van het tegenwoordige kerkgebouw, 1988.