62
63
Simon is niet te verifiëren, omdat
de rekening van de rentmeester
van de heer van Bergen op Zoom
over dat jaar verloren is gegaan.5
Des temeer is bekend van de Bour
gondische pracht, waarmee Jan II
van Glymes werd begraven; Sloot-
mans geeft er een kleurrijke be
schrijving van, die gebaseerd is op
de uitvoerige vermeldingen in de
rentmeestersrekening van het
overlijdensjaar 1494.6 Interessant
voor dit onderwerp is het feit, dat
het lijk in een houten én in een lo
den kist werd bijgezet. Een gegra
veerde loden plaat vermeldde het
aantal regeringsjaren van heer Jan
en zijn overlijdensdatum, 7 sep
tember 1494.7
Zijn opvolger, Jan III van Glymes,
schijnt zich aan de overdaad aan
pracht en rouwbetuigingen te heb
ben gestoord: in zijn testament van
11 augustus 1531 bepaalde hij met
veel nadruk, dat de begrafe
nisplechtigheid vooral sober moest
zijn. Interessanter voor ons is, dat
hij wenste begraven te worden in
de kapel, waarin zijn ouders waren
bijgezet.8 Zijn echtgenote Adriana
van Brimeu was hem daarin reeds
voorgegaan; zij stierf 1 juni 1500.9
Jan III overleed 20 januari 1532 te
Brussel en is nadien te Bergen op
Zoom begraven.10
Antonius van Glymes, zoon van
Jan III en eerste markies van Ber
gen op Zoom, maakte tesamen
met zijn vrouw Jaqueline van Croy
in 1538 zijn testament. Daarin be
paalden zij, begraven te willen wor
den in de kapel, waarin zijn vader
en moeder rustten.11 Hij overleed
27 juni 1541. Over zijn prachtvolle
begrafenis is een verslag bewaard
gebleven. De hoge adel en geeste
lijkheid was daarbij aanwezig of
vertegenwoordigd. De heraut van
het Gulden Vlies leidde de plech
tigheden.12
Zijn weduwe Jacqueline van Croy
moest nadien het stadsbestuur
door gerechtelijke procedures
dwingen haar gezag als vruchtge
bruikster van het Markiezaat te
aanvaarden. Wellicht is dit de re
den, dat niet bekend is, of zij wel te
Bergen op Zoom werd begraven
en wanneer.
De tweede grafkapel,
1565-1700
In 1539 begonnen de laatste po
gingen, een nieuwe kerk te bou
wen volgens een aan de tijds
omstandigheden aangepast plan.
Het nieuwe kerkgedeelte is in de
daarop volgende jaren uitwendig
voltooid, maar kennelijk niet voor
de eredienst ingericht. Rond 1560
zijn er tekenen, die erop wijzen,
dat men ervan heeft afgezien, het
oorspronkelijke ambitieuze bouw
plan ooit nog te voltooien. Stimu
lerende maatregelen van de zijde
van de markiezen konden de eco
nomische achteruitgang van de
stad niet stuiten; men had andere
zorgen dan het realiseren van een
groots kerkgebouw. De oude graf
kapel stond binnen in het deel van
het nieuwe kerkgebouw, dat wel
voltooid werd. Kort vóór 1560
heeft men de kapel afgebroken en
de stoffelijke resten van de heren
en vrouwen naar grafkelders in het
nieuwe kerkgedeelte overge
bracht.14
De werken aan een Sacramentska
pel, die ca. 1545 in het nieuwe
kerkgedeelte begonnen, waren
kennelijk in 1559 nog niet geheel
voltooid. In dat en het volgende
jaar werd dit onderdeel van de
kerk met muren en kettingen van
de rest gescheiden.15 Op 16 maart
1563 kreeg de metselaar Willem
Thiras betaling voor de leverantie
van materiaal voor het aanbrengen
van drie grafkelders voor het altaar
van het H. Sacrament en Adam
Janssen Marichal een betaling voor
het boven (de grond) brengen van
de lichamen van de overlede
nen.16 Enige kisten zijn tijdens de
ze overbrenging echter gebroken,
en daarom werden de overschot
ten van Jan II van Glymes en zijn
vrouw in kleinere overgebracht. 'Uit
de opschriften zou blijken, dat de
herbegraving eerst op 25 maart
1565 zou hebben plaats gevon
den.17 Wat was er ondertussen
met de stoffelijke resten gebeurd?
We weten het niet: wel dat op ver
zoek van de markies op 12 februari
daaraan voorafgaande door het
stadsbestuur aan hem het gebruik
werd vergund van een deel "in den
nieuwen choor, opgemetst ende
afgesloten ter eeren ende behouf
van den heylighen Sacramente".
Daarvan werd, met (een deel van)
de (koor)omgang een afzonderlijke
kapel gemaakt. Alleen de markies
en zijn familie kregen het recht om
er graven te maken of gestoelten
neer te zetten. Deze voorwaarden
waren dezelfde als die, welke ge
golden hadden voor de vroegere
heren met betrekking tot het ge
bruik van de oude kapel.18 De
precieze plaats van de nieuwe graf
kapel is thans moeilijk terug te vin
den. Ik maak gaarne gebruik van
de poging tot reconstructie, die
Han Bos van het nieuwe kerkge
deelte heeft gemaakt. Ook de
plaats van de kapel binnen het
"Nieuwe Werck" kan slechts door
gissing worden aangeduid.
De ironie van het noodlot bepaal
de, dat markies Jan IV van Glymes
zelf de eerste zou zijn, die in de
nieuwe grafkelder begraven werd.
Het lijk was overgebracht uit Span
je, waar hij op 21 mei 1567 was
overleden.19
Nadien is er op 7 augustus 1580
een jonggestorven dochter van de
opvolgster van Jan IV, Maria Mar-
garetha van Merode en van haar
man Jan van Wittem bijgezet. Drie
maanden daarna volgde de plun
dering en ontwijding van de kerk,
waarbij ook het graf van de markie
zen niet ongeschonden bleef.20 In
1589 werd de kelder door de
koster met aarde gevuld, omdat
soldaten er nog meermalen inbra
ken; men verwachtte er kennelijk
kostbaarheden in te vinden.21 On
dertussen was het verval in het
nieuwe kerkgedeelte ingezet; de
glasvensters waren er reeds uitge
nomen. In november 1607 liet
men de daken verwijderen, terwijl
in de daarop volgende jaren ver
schillende malen, om instorting te
voorkomen, stenen en bogen wer
den uitgebroken.22 Thomas de
Rouck, de Bergenaar die in 1645
een standaardwerk over heraldiek
schreef en daarin een genealogie
van de heren van Bergen op Zoom
opnam, kon niet eens meer de pre
cieze plaats van het graf aanwij
zen.23
Een volstrekte opruiming van deze
grootse ruïne in het stadshart bleef
achterwege, totdat in 1699 de stad
met de Raad van State een over
eenkomst sloot over de leverantie
van stenen ten behoeve van de
nieuw aan te leggen vestingwer
ken. In 1700 werd begonnen met
het vervoer van het puin, waarbij
de markiezengraven tevoorschijn
kwamen. De opzichter van de
werkzaamheden S. Witte kreeg
van stadswege een beloning we
gens het bewaren van de gevon
den lijken en doodskisten.24
De overbrenging naar de grafkel
der onder de kapel van het Hof
moest echter wachten tot de komst
van de markies in de stad, die eerst
in 1702 plaatsvind. Daarbij zijn de
opschriften op loden en koperen
plaatjes, die zich op de oude loden
kisten hadden bevonden, opgete
kend. Deze betroffen Margaretha
van St. Simon, Jan II van Glymes,
zijn oudste zoon Philips (overl.
gravingen plaats.
In 1649, na langdurige onderbre
kingen gedurende de Tachtigjarige
Oorlog, kwam er weer een markie
zin te Bergen op Zoom resideren.
Deze markiezin, Maria Elisabeth II
van den Bergh, was rooms-
katholiek en zou zichzelf en haar
familieleden niet in de Grote Kerk,
die in hervormde handen bleef, la
ten bijzetten.
De eerste die in 1664 begraven
werd in een toen speciaal daartoe
gemaakte kelder onder de kapel
was de elf maanden oude klein
zoon van de markiezin, de jonge
prins van Auvergne, die op 17 mei
van dat jaar was overleden.27 De
grafkelder is bij de laatste restaura
tie van het Markiezenhof aange
troffen binnen de grondvesten van
de kapel (afb. 4).
Zeven jaar later volgde de markie
zin, Maria Elisabeth II van den
Bergh, overleden op 29 november
1671, haar kleinkind. Zij had de
wens, in deze kelder begraven te
worden, testamentair laten vastleg
gen.28
Haar dochter en opvolgster Hen-
riëtte Francisca van Hohenzollern
overleed 17 oktober 1698 en werd
eveneens aldaar bijgezet.29
Markies Francois Egon de la Tour
d'Auvergne, in ongenade gevallen
bij de Franse koning, ging in 1701
over naar de Staten-Generaal en
koos Bergen op Zoom als residen
tie. Aan het Hof liet hij in 1709 ver
bouwingen uitvoeren, waartoe
vooreerst behoorde het moderni
seren van het woongedeelte. Daar
in werden grotere vensters aange
bracht in een vernieuwde gevel
aan de tuinzijde. De kapel moest
daarvoor worden opgeofferd. Zo
wel de kleine kistjes, uit de Grote
Kerk afkomstig, als de kisten,
waarin de stoffelijke overschotten
van beide markiezinnen en van het
genoemde kind, werden nu ver
plaatst naar een kelder onder de
Hofzaal of Sint Christoffelzaal. In
die zaal werd door zijn weduwe, na
enige verschuivingen binnen het
gebouwencomplex, tenslotte ook
de kapelfunctie ondergebracht.30
De vierde grafkelder,
1709-1829
De laatste markies die bij zijn voor
gangers zou worden bijgezet was
Franqois Egon de la Tour d'Au-
vergne zelf. Hij overleed te Douai
(Noord-Frankrijk) op 27 juli 1710.
Zijn stoffelijke resten werden op 4
augustus voorlopig begraven in de
kerk van het klooster te Huijber-
gen, in afwachting van het gereed-
1475), Adriana van Brimeu, Jan
III van Glymes, de markiezen An
tonius en Jan IV van Glymes en
van diens broer Lodewijk van Gly
mes (overl. 1562). De stoffelijke
resten werden in kleinere kistjes
overgebracht.25
De derde grafkelder,
1702-1709
In hun volgende rustplaats zouden
de overblijfselen niet lang bewaard
worden. Niet dat deze onwaardig
was of niet op een oud verleden te
rugging: in tegendeel. Het betrof
hier de oude huiskapel van het
Markiezenhof. Deze lag tegen het
woongedeelte van dit gebouwen
complex en was ca. 1506 ge
bouwd (afb. 3).26 Hij diende uit
sluitend voor de privédevoties van
de heer van Bergen op Zoom en
zijn hofpersoneel. Tot 1664 von
den er voor zover bekend geen be-
De Waterschans nr. 4 1988
13
De Waterschans nr. 4 1988
3. Huiskapel van de heren en markiezen van Bergen op Zoom aan de tuin
zijde van het Markiezenhof, gebouwd in 1506, afgebroken 1709.
Reconstructietekening door mevr. R. Royaards-ten Holt, naar aanwijzingen
van prof.Dr.Ir. R. Meischke; 1987.
4. Fundamenten van de huiskapel, met middenin de vermoedelijke plaats,
waar 1664-1709 de begraafplaats van de markiezinnen en van hun ver
wanten. Foto Rijksdienst voor Monumentenzorg, september 1963.