Het geslacht van de Bergse van
Glymes 1416-1567
2
3
een politiek-maatschappelijke plaatsbepaling
De Waterschans nr. 1 1990
PROF. DR. HUGO DE SCHEPPER
(Katholieke Universiteit - Nijmegen)
De voorgangers
Nadat de gebeenten van een
aantal heren en vrouwen, markie
zen en markiezinnen van Bergen-
op-Zoom en van verwanten in de
voorbije eeuwen een omzwerving
van een vijftal begraafplaatsen
hadden ondergaan, werden zij zo
wat een jaar geleden overgebracht
van de Heilige Maagdkerk naar de
kerk waar wij vandaag bijeen zijn:
de prachtig gerestaureerde oude
Gertrudiskerk. waar Jan II van
Glymes, alias Jan "metten Lip
pen", en zijn vrouw bij testament
bepaald hadden dat hun gebeen
ten zouden rusten. De overbren
ging is vorig jaar onopgemerkt
voorbijgegaan, maar op 1 decem
ber 1989 werd de schade meer
dan ingehaald door de plaatsing
van een monument dat werd ont
huld door oud-archivaris van Ber
gen op Zoom en biograaf van de
Van Glymes, de heer Slootmans.1
Naar aanleiding daarvan werd mij
gevraagd even stil te staan bij de
betekenis van het geslacht van de
Van Glymes, dat zijn naam als he
ren, vrouwen, markiezen en mar
kiezinnen van Bergen op Zoom
aan de stoere Brabantse stad en
zijn omgeving een anderhalve
eeuw lang verbonden heeft.
In de eerste plaats zou ik het met u
willen hebben over de Van Gly
mes: waar kwamen zij vandaan?
hoe kwamen zij in Bergen op
Zoom? en wie waren zij? Nu Bur
gemeester drs. Zevenbergen reeds
over het plaatselijke en regionale
belang van het geslacht heeft
gesproken, kan ik mij in de tweede
plaats beperken tot een algemeen
maatschappelijke en politieke dui
ding van deze eminente dienaren
van stad en land van Bergen op
Zoom.
raakte Bergen op Zoom over op
het laag-adellijke geslacht van de
Boutersems (1351). Ten gevolge
van het huwelijk van de toekomsti
ge vrouwe van Bergen op Zoom,
Johanna van Boutersem, een goe
de halve eeuw later, met ene Jan
van Glymes kwam de heerlijkheid
Bergen op Zoom echter in handen
van een ander Brabants geslacht,
dat van de Van Glymes. Zodoende
werden deze tevens Heren van
Bergen op Zoom en sindsdien
noemden zij zichzelf meer en meer
"Van Berghen" of "De Berghes".
Als zodanig staan zij ook in de ge
schiedenis van de Nederlanden be
kend.
De Van Glymes stamden af van
Jan, een natuurlijke zoon van Jan
II. hertog van Brabant. De bastaard
in kwestie werd in 1344 gewettigd
en hij kreeg de heerlijkheid Glymes
in Romaans-Brabant als leen toe
gewezen en zo doende de naam
Jan van Glymes.
Oorspronkelijk was Bergen op
Zoom in handen van een geslacht
van aanzienlijke baanderheren van
Wezemaal, die in de hoge middel
eeuwen in Brabant ten erfelijke titel
maarschalk van de hertog waren.
In het midden van de XlVde eeuw
ging het inmiddels in verval ge-
Portret van Jan III van Glymes (heer van Bergen op Zoom 1494-1532),
eertijds in het stadhuis van Bergen op Zoom (ontvreemd).
Vermoedelijk een kopie, in 1649 door het stadsbestuur aangekocht.
Foto Gemeentelijke Archiefdienst Bergen op Zoom.
De Waterschans nr. 1 1990
De Bergse Van Glymes
De achterkleinzoon van de ge
noemde bastaard is degene die in
1416 trouwde met erfdochter Jo
hanna van Boutersem. Drie jaar la
ter werd hij als Jan I van Glymes
(+1421), Heer van Bergen op
Zoom, ingehuldigd. Hij regeerde
slechts zeven jaar. Zijn voor
naamste verdienste was allicht dat
hij de vader was van de goed be
kende Jan II van Glymes (1417-
1494): onder meer goed bekend
door zijn bijnaam "metten lippen"
wegens de blijvende lidtekens op
zijn lippen waarschijnlijk ten gevol
ge van een ziekte. De ziekte weer
hield er hem echter niet van de
voor die tijd stokoude leeftijd van
77 jaar te bereiken, meer dan een
halve eeuw lang actief als heer van
Bergen op Zoom te fungeren
(1440-1494) en bovendien tussen
de bedrijven door een haast legen
darisch aantal kinderen te verwek
ken, 50 namelijk. Onder zijn stads
heerschap werd de Gertrudiskerk
uitgebreid en op zijn verzoek tot
kapittelkerk verheven en onder zijn
stuwing startte ook de verbouwing
van het markiezenhof. Tevens
breidde hij zijn domeinen en de
heerlijkheid rondom Bergen op
Zoom uit. Hij mengde zich boven
dien in de Bourgondische politiek
en koos duidelijk partij voor Maxi-
miliaan van Oostenrijk tijdens de
opstand van de Brabantse en
Vlaamse steden op het einde van
de XVde eeuw.
Zijn zoon Jan III uan Glymes
(1452-1532), die aanvankelijk een
kleine vijftien jaar lang samen met
zijn oude vader regeerde, ging re
soluut de nationale tour op. Dit
legde hem geen windeieren. Als
eerste van het geslacht werd hij op
genomen in de Orde van het Gul
den Vlies (1488), in de Nederlan
den de hoogste en prestigieuse rid
derorde, waarvan de landsheer zelf
het hoofd was en die alleen voor
verdienstelijke hoge adel was weg
gelegd. Onder zijn bewind als
stadsheer passeerden dan ook de
groten van het Habsburgse huis in
Bergen op Zoom de revue. In
1496 heeft hij in Bergen op Zoom
het kapittel van het Gulden Vlies
binnen de muren van de stad mo
gen ontvangen, wat een buitenge
wone eer voor zijn geslacht en zijn
stad was. Hij werd aan het hof van
de Nederlandse landsheer, eerst te
Mechelen en daarna in Brussel,
een van de invloedrijkste Neder
landse edelen tijdens de regering
van Filips de Schone, daarna van
Maximiliaan toen deze regent was
voor de nog minderjarige aartsher
tog Karei, de later Karei V. Onder
landvoogdes Margaretha van Sa-
voye behoorde hij tot haar beperk
te groep van permanente raadge
vers. Mede wegens de lakenhandel
in Bergen op Zoom steunde hij
daarbij het pro-Engelse beleid van
Keizer Karei V tegen Frankrijk. Hij
was opperjachtmeester van Bra
bant en al sinds 1509 stadhouder
van Namen. Hoe hoog de Bergse
heren inmiddels in aanzien waren
gestegen, moge blijken uit het feit
dat op de twaalf leden in de Raad
van State er twee Van Glymes wa
ren. Toen Karei V in 1531 de Raad
van State als hoogste politieke ad
viescollege in de regering te Brus
sel oprichtte, werden Jan III en zijn
zoon Antonis inderdaad meteen
staatsraad. In de regering werd het
optreden van Jan III door land
voogdes Maria van Hongarije en
Karei V zeer gewaardeerd.
De nieuwe heer van Bergen op
Zoom, Antonis uan Glymes (1500-
1541), de eerste met de titel mar
kies, overigens tevens graaf van
Walhain, was meer een militair die
politiek gezien niet uit hetzelfde
hout gesneden was als zijn vader.
In dat opzicht was hij weliswaar ge
woon een onbenul, maar wegens
de verdiensten van zijn vader Jan
III en wegens het aanzien van de
familie Van Glymes werd hij even
eens stadhouder van Namen en
Luxemburg. Het was de tijd dat
verwevenheid van familiale en
hoogadellijke traditie en hoge rege
ringsfuncties nog getolereerd werd.
De laatste markies van Bergen op
Zoom, de zoon van Antonis, met
name Jan IV uan Glymes (1528-
1567), scheen eveneens geroepen
voor een schitterende carrière. Da
delijk na de troonsbestijging van Fi
lips werd hij ridder in de Gulden
Vliesorde en staatsraad zoals zijn
vader en grootvader. Enige jaren
later werd hij tevens stadhouder
van Henegouwen en gouverneur
van Valencijn en Kamerijk. Hij ver
gezelde koning Filips II naar Enge
land in verband met diens huwelijk
met de Engelse koningin Mary Tu
dor. Een jongere broer van Jan IV,
Robert (1529-1565), was sinds
1550 prins-bisschop van Luik. na
dat Karei V hem door Rome als co
adjutor met recht van opvolging
had weten te doen aanvaarden.
Tijdens de ziekte van zijn broer ver
ving Jan IV hem in de wereldlijke
regering van het prinsbisdom.
Zoals u weet, gingen de edelen in
de jaren zestig van de XVIde eeuw
onder de leiding van Willem van
Oranje in de oppositie. Hun verzet
richtte zich vooral tegen de intellec
tueel superieure kardinaal van
Granvelle, voorstander van een
modern, goed georganiseerd
bestuur. De hoogadellijke staatsra
den protesteerden tegen de ketter
vervolging en kwamen op voor de
privileges van het land. die door
het centraliserende beleid van ko
ning Filips II met de voeten werden
getreden. Samen met Oranje pleit
ten zij tevens voor godsdienstige
verdraagzaamheid. Ontevreden
over de gang van zaken verscheen
Jan IV van Glymes slechts weinig
op de vergaderingen van de Raad
van State en schaarde hij zich aan
de zijde van zijn standgenoten
Oranje, Egmont en Hom in de op
positie. Toen de koning hun eisen
afwees, verzocht hij als stadhouder
te worden ontslagen. Samen met
de baron van Montigny aanvaard
de hij in 1566 als afgevaardigde
van de hoge adellijke oppositie in
de Raad van State naar Spanje te
gaan om er de koning in hoogstei
gen persoon haar grieven te gaan
voorleggen, haar voorstellen te
verdedigen en om er het Smeek
schrift van het Verbond der Edelen
toe te lichten. De opdracht van
Prof. dr. H. de Schepper.