24
25
De Waterschans nr. 2 1990
Carolus Asselbergs.
nog vijf arbeiderswoningen neerge
zet ieder voorzien van een eigen
smederij) een nieuwe stoommachi
ne werd geplaatst en een gasinrich-
ting werd in eigen bedrijf vervaar
digd om te zorgen voor de verlich
ting van de ijzergieterij.
Financieel vroeg dit alles nogal veel
van Arnoldus. Zijn credietverschaf-
fer en handelsrelatie in die jaren is
J. Croll uit Rotterdam. Al zegt die
van zichzelf geen miljonair te zijn,
ook deze uitbreiding van de zaken
werd door hem gefinancierd. De
vele activiteiten hadden grote in
vesteringen gevraagd van Arnol
dus en dat had zijn invloed op de
liquiditeit.
Conjunctureel waren de jaren na
1864 baisse-jaren. In Bergen op
Zoom werden die ook nog eens
verzwaard door de gevolgen van
een cholera epidemie die verlam
mend werkte. Toch slaagt Arnol
dus er in de financiële eindjes aan
elkaar geknoopt te krijgen. Zeker
ook daarin gesteund door Croll,
die hem in zijn brieven herhaalde
lijk vaderlijk vermaant: "Matig uw
ambitie wat. Het is waarlijk ver
keerd om te hoog te willen vliegen!
Althans om wat rust en genoegen
te hebben van het leven. Houd U
dit nu eens voor gezegd!" (sept.
1866)
Overige activiteiten
Die woorden verdienen achter
grond. Waaraan had Arnoldus in
de voorafgaande jaren zo'n grote
energie besteed? Buiten de uitbrei
ding van de gieterij in 1865 waren
dat de oprichting van een vennoot
schap onder firma genaamd "Ar
noldus Asselbergs en Zonen" met
als doel "het drijven eener ijzer- en
kopergieterij, eener smederij, de
handel in plaat- en stafijzer en het
fabriceren van kunstwol". De in
gangsdatum zou 1 januari 1866
zijn. Elk der vennoten zou een ge
lijk kapitaal storten, in de aanvang
evenwel zou Arnoldus alle kapitaal
verschaffen. De taakverdeling zou
zijn: Johannes Petrus bleef de ad
ministrateur en zou leiding geven
aan de ijzerhandel in de Lievevrou
westraat; Carolus zou de gieterij
leiding geven.
Daarnaast vroegen bouwactivitei
ten al sinds begin 1858 zijn voort
durende aandacht. Zoals die voor
de bouw van een gasfabriek aan de
zuidkant van de haven, waarvoor
een maatschap voor de duur van
21 jaar was aangegaan met Wilhel
mus Asselbergs, meester smid- en
Wilhelmus Asselbergs.
kachelmaker, en Antonius Assel
bergs, fabrikant. De verplichting
was zes maanden later op te leve
ren. Wat lukte, want het "Nieuws-
en Advertentieblad" van 8 oktober
1858 geeft een roerend verslag
van de ingebruikneming der stads
verlichting. In dit kader past ook de
oprichting van een kolenhandel,
geleid door Johannes Petrus, in
1857. Dat leverde zakelijk voor
deel op bij de brandstofvoorziening
van gieterij, kunstwolfabriek en -
na de voltooiing - van de gasfa
briek.
Naast de al genoemde vijf wonin
gen voor de smeden werden in
1866 ook nog eens achttien huizen
in de Fluwelenbroekstraat ge
bouwd voor het personeel van de
gieterij.
Personeel
Dat personeel is in zijn samenstel
ling en aantal na september 1867
nauwkeurig te volgen. De loon
lijsten vermeldden, dat van 32 gie
ters en 9 smeden toen, in 1876 er
32 gieters en 11 smeden werkzaam
zijn en in sept. 1880: 32 gieters, 16
smeden en 6 kachelmakers. Een
differentiatie die in 1877 voor het
eerst in die loonlijsten voorkwam.
Mensen en machines. Ze waren
van enorm belang voor het gieterij-
bedrijf. Waar technische kennis in
Nederland nog niet beschikbaar is,
haalt Arnoldus, we zagen dat al,
deskundigheid uit het buitenland.
Een Belg werd machinist, een
Duitser smid-kachelmaker. Samen
met vaklieden uit Nederland leiden
ze in het eigen bedrijf Bergenaren
op. De vele gouden en zilveren ju
bilea laten telkens weer zien, dat
een zo geleerd vak van vader op
zoon, soms zelfs op kleinzoons
overging.
Het machinepark werd voortdu
rend aan de eisen van de tijd aan
gepast: luchtaanblazer, ponsma
chine, grote stoomketel, verbeteren
de outillage. Het gamma van pro-
dukten breidt zich uit en loopt van
potbuikkachels en tuinbankpoten
tot sierpanelen voor kerkdeuren en
onderdelen voor brandkasten.
Als loongieterij, werkend voor op
drachtgevers uit heel Nederland,
krijgt het bedrijf een reputatie.
Maar ook omvangrijke leveranties,
zoals de bovenbouw van de "Bon
te Brug" over de haven aan de ge
meente Bergen op Zoom (1869-
7980,en de installatie van de
gasfabriek te Oudenbosch (1872)
ging het bedrijf niet uit de weg.
Het is merkwaardig te zien, hoe
weinig gevoelig de Bergse metaal
bedrijven voor de daling in de con
junctuur na 1873 zijn geweest. Het
aantal werklieden neemt met wat
kleine schommelingen, alleen
maar toe. Het invoersaldo van
ruwijzer daalde daarentegen van
73 miljoen kg. sterk tot 16 miljoen
in 1875. De fa. Arnoldus Assel
bergs en Zonen kocht in deze jaren
de grond, die van de Staat in ge
bruik was, en wist op een veiling
van Vestinggronden in 1873 nog
17 are 65 ca. te bemachtigen. Uit
breidingsplannen waren daarbij de
achtergrond. Blijkens schrijven aan
Burgemeester en Wethouders van
Bergen op Zoom, gedateerd 7 april
1879, was doel onder andere:
"Het vergrooten der ijzergieterij,
waarin te gieten ijzer, gesmolten
door een met stoomkracht gedre
ven ventilator, waar voor de
stoomkracht wordt aangewend
van de stoommachine thans in on
ze fabriek geplaatst volgens acte
van vergunning 1 december
1865".
De Waterschans nr. 2 1990
Met de uitbreidingen wordt hierna
snel een begin gemaakt. Niemand
kon voorzien, dat deze onderdeel
zouden uitmaken van een bedrijf
dat twee jaren later onder leiding
van alleen Carolus zou komen te
staan. Tot het laatste moment bleef
Arnoldus een zeer actief man. Ook
buiten het terrein van de eigen be
drijven. We mogen hier volstaan
met een opsomming:
- Als bouwheer van hele stadsstra
ten: Stationsstraat, waar hij zelf in
1873 het pand van de huidige kan
tongerecht betrok met zijn gezin,
van de Burgemeester van Has
seltstraat en van de Coehoorn-
parkstraat. Gronden van de
geslechte vestingwallen kocht hij
daarvoor aan, bouwmateriaal was
vaak van de oude vestingwallen af
komstig.
- Als bouwer van de bierbrouwerij
Asselbergs-van Heyst en Co, op
gericht in 1873, waar hij niet veel
plezier aan beleefde. Vijfjaren later
zijn de met de familie Heyst ge
groeide banden geen reden om zijn
aandeel in deze onderneming niet
"Pro memorie" te vermelden, ter
wijl hij er toch een ton instak.
- Als credietverschaffer aan parti
culieren en instellingen bij bouw
plannen. Daarvan profiteerden het
R.K. Armengesticht en de St. Jo-
sephgezellenvereniging
- Als zakelijk betrokkene bij de
plaatselijke suikerindustrie die toen
haar entrée in het economisch le
ven van Bergen op Zoom maakte:
45.000,— investeerde hij in de
Beetworelsuikerfabriek van Van
der Linden en Co.
- Al sinds 1863 was hij vice-
voorzitter van de plaatselijke Ka
mer van Koophandel en Fabrie
ken. Hij bleef dat tot het eind
1865. Zijn zakelijke beslommerin
gen zullen hem wel hebben ge
bracht tot het opzeggen van deze
functie.
- Als vermogend koopman-in
dustrieel daartoe gekwalificeerd
werd hij in 1874 voor het district
Bergen op Zoom gekozen in de
Provinciale Staten van Noord-
Brabant. Op 11 februari 1880
overleed Arnoldus. Onder enorme
belangstelling en met grote statie
werd hij ten grave gedragen.
Nieuwe tijden
Op Zondag 25 juni 1882 stonden
in "de Zoom" drie notariële actes
afgedrukt. Ze maakten duidelijk,
dat de zaken van de Fa. Arnoldus
Asselbergs en Zonen een wijziging
zouden ondergaan. Voor ons is be
langrijk, dat behalve de weduwe
van Arnoldus, Johannes P. en Ca
rolus J. óók in de Ijzergieterij wer
den opgenomen: Wilhelmus Caro
lus en Antonius.
Het tijdperk dat nu aanbreekt
wordt gekenmerkt door de steeds
grotere rol, die de gieterij in de fa
miliezaken gaat spelen. Dat was
eigenlijk een tegendraadse ontwik
keling, want in 1884, en opnieuw
in 1891 werd de Nederlandse ijzer
industrie door een crisis getroffen.
Dalen de landelijke invoercijfers
van ruwijzer in de genoemde jaren,
de afzet van de gieterij stijgt gesta
dig. Het verkoopcijfer bijvoorbeeld
springt van 40.000,in 1885
naar 80.000,in 1895. Ook het
aantal werkkrachten neemt toe:
van 61 in 1885 naar 73 in 1895,
om dan in 1896 naar 90 te stijgen!
Die sterke stijging hing nauw sa
men met de bouw van een vernik-
kelinrichting, waardoor het bedrijf
aan de mode van die dagen kon
voldoen.
De fa. dr. G. Langbein en Co uit
Leipzig leverde de dynamo voor
die inrichting, een fa. uit Frankfurt
de slijpmachine. Ornamentalbums
werden onder de klantenkring ver
spreid. Deze kostbare investerin
gen loonden. Ze hielpen de vraag
naar de geheel van gietijzer ver
vaardigde vulkachel, die het bedrijf
zelf ging produceren, snel groter
worden. Een zekere standaardisa
tie door de produktie in series ter
hand te nemen, is zeker een ver
klaring voor de merkwaardige con
junctuur-ongevoeligheid van het
bedrijf in deze jaren.
Een bepaalde cultuurgevoeligheid
treedt bij de naamgeving van deze
kachels op: zijn namen als "Jupi
ter" (1899); "Juno, Ceres, Pallas
en Phoenix" (1900) daar niet een
sprekend bewijs voor?
In deze jaren '90 krijgt Carolus in
de gieterij assistentie van zijn twee
zoons. Johannes P.J. in 1894,
Wilhelmus A.E.F. in 1898. Het is
de tijd, waarin de industrialisatie
van Nederland gaat dóórzetten.
Het wordt ook de tijd, waarin van
ondernemers, naast een goed
patroon-zijn, een houding ge
vraagd zal gaan worden tegenover
de problemen, die voortkomen uit
de spanning tussen kapitaal en ar
beid.
De jaarverslagen van de Kamer
van Koophandel spreken dan wel
prozaïsch over "krachtig doorwer
ken om aan de grote vraag te kun
nen voldoen", achter deze woor
den schuilden plannen om op
nieuw uit te breiden. In 1905 was
een emailleerinrichting aangeschaft
en daardoor een omzetvergroting
bereikt. Plannen om aan de over
zijde van de Lindebaan, tussen
Potterstraat en Hooghuisstraat,
een geheel nieuwe gieterij neer te
zetten kregen in 1907 vaste vorm
en werden in 1909 uitgevoerd. Er
blijkt uit de inventarissen van die
jaren duidelijk, dat dit de periode
is, waarin geleidelijk aan een ac
centverlegging plaatsvindt in de
richting van het vervaardigen van
halffabrikaten voor de verderver-
werkende industrie. Daarbij neemt
het aantal orders voor de praktisch
geheel van gietijzer vervaardigde
insluithaard, een nieuwe mode
trend, aanvankelijk heel wat werk
in beslag, maar geleidelijk aan gaat
men onderdelen voor dit soort
haarden voor de verderverwerken-
de industrie meer aandacht geven.
De firma's Faber, Dekkers, Becht
en Dyserinck, Lips en Peters zijn
daarvan al vroeg vaste afnemers.
Maar ook de eigen haarden vinden
hun weg door het land, de debiteu-
renlijsten bewezen dat.
Goed zakelijk inzicht moet de lei
ders van het gieterijbedrijf in die ja
ren ertoe hebben gebracht de ca
paciteit door uitbreiding van de gie
terijen te vergroten én zich toe te
gaan leggen op vervaardiging van
halffabrikaten. Het personeel
neemt toe van 132 in 1908 tot 170
in 1913; de omzetcijfers van
252.000,- in 1911 tot
467,000,- in 1916.
De vaklieden verdienen in die ja
ren een maandloon van 70,
tot 100, Het overige perso
neel verdient tussen de 6.60 en
15,per week, die toen nog
wel 60 uur lang was. De machine
vormers waren het talrijkst. Dat
hing samen met de aard van de
produktie. In 1913 sterft Carolus,
een man, misschien van minder al
lure dan zijn broer Johannes Petrus
die 25 jaren lang lid was van Pro
vinciale Staten van Brabant. Maar
zeker een man met een scherp in
zicht in de zakelijke eisen van zijn
tijd en een groot weldoener aan de
kloostergemeenschappen, die zich
in zijn jaren in Bergen op Zoom
vestigden: de kloosters van de Kar-
mel en van de priesters van het H.
Hart ondervonden zijn gulle steun.
De eerste wereldoorlog en
daarna
Binnen de Nederlandse gieterswe-