62 63 De Waterschans nr. 4 1990 Afb. 4. De Londonstraat (rechtsonder) en de achterzijde van de huizen De Drie Koningen, De Draak en De Rode Roos in 1747 (Detail van de ma quette in het Musée des Plans Relief te Parijs, foto Gemeentelijke Ar chiefdienst). huis De Draak aan, Lievevrou westraat 43, welk pand op dat mo ment voor een bedrag van 55,-- per jaar wordt verhuurd. Op twee plaatsen wordt in de tussenmuur tussen Draak en Rode Roos een doorgang gemaakt.11 Op die manier is dan uiteindelijk de gehele hoek Lievevrouwestraat/ Londonstraat in het bezit van Ge- rardus gekomen. Kort voor 18 maart 1760 moet Ge- rardus Pesch zijn overleden. Zijn dan 20 jarige zoon Hendrik begint op die datum - mede namens zijn moeder - met de verkoop van Ge- rardus' bezittingen, te beginnen met de helft van de eigendom van het huis De Magdaleen aan de overzijde van de Lievevrou westraat.12 Gerardus Pesch leende zeer forse bedragen met zijn huizen Draak en Rode Roos als onderpand.13 En het verbaast ons dan ook niet, dat na zijn dood het ene na het andere onroerende goed moet worden verkocht. In 1761 is het huis De Drie Koningen aan de beurt. Om dat de Drie Koningen en het daar achter gelegen pakhuis één ge meenschappelijke zolder hebben, is de zolderverdieping van het pak huis bij de koop inbegrepen. (Afb. 4.) De eerste en tweede verdieping ervan blijven echter bij het huis De Rode Roos behoren. En de deur tussen de bovenkamer van De Drie Koningen en de kamer op de ver dieping van De Rode Roos moet worden toegespijkerd. Bij De Drie Koningen behoort ook een stal, die op dat moment ver huurd is aan een luitenant van de compagnie dragonders.14 Een jaar later, in 1763, wordt ook De Draak verkocht en de familie Pesch is weer terug waar alles der tig jaar eerder begon: in het huis De Rode Roos. Maar ook dat huis moet worden geveild, inclusief de inboedel. Dankzij de ter gelegenheid daarvan opgemaakte boedelbeschrijving kunnen wij een blik werpen in het interieur van een Bergen op Zooms woon- en bedrijfspand uit 1764.15 (Afb. 5.) Nu komen tal van boedelbeschrij vingen voor in de gemeentelijke ar chieven, maar zelden geven zij zo'n gedetailleerde informatie als hier het geval is. Maar het werkelijk unieke van deze inventaris-lijst is het feit, dat we hier een kijkje kun nen nemen achter de schermen van een 18e eeuwse tabakshan delaar! De boedelbeschrijving geeft ook een beeld van de ruimtelijke inde ling van het huis De Rode Roos; zo onderscheiden we een 'beneede voorkeuken', een achtergang, een binnen- en grote kamer, de 'bove agterkamer' en een dito voorka mer, het meidenkamertje, de ta bakszolder, een vliering, het voor huis, de kelder, het waskeukentje en tenslotte een pakhuis. (Afb. 6.) Een transcriptie van de volledige inventaris-lijst is aan het einde van Afb. 5. Een tweetal flessen uit de beerput van de huizen De Draak en De Rode Roos, daterend uit het tweede kwart van de achttiende eeuw. Der gelijke 'lange flessen' trof men in 1764 aan in het voorhuis van De Rode Roos. dit artikel als bijlage opgenomen. Het is best interessant om daarin te lezen dat er in de grote kamer een bed stond en dat zich daar ook 'ee- nig geschonden porceleijn' be vond, maar onze speciale aan dacht gaat uit naar de inhoud van de bedrijfsruimten: het voorhuis, de tabakszolder, de kelder en het pakhuis.16 Het tabaksgebruik in de 18e eeuw Sinds de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 verspreid de het gebruik en de teelt van de tabaksplant zich vanuit Amerika over de gehele wereld. Reeds in het eerste kwart van de zestiende De Waterschans nr. 4 1990 eeuw werd er in Portugal tabak verbouwd. Aanvankelijk gebruikte men de tabak voornamelijk voor medicinale doeleinden; later, te gen het einde van de zestiende eeuw, werd het pijproken voor het genoegen een zich snel verbreiden de gewoonte. In 1573 werd in En geland voor het eerst 'tobaco' ge rookt uit een pijp-achtig voorwerp; in 1598 was het pijproken daar al wijd verbreid. Toen werden in En geland voor het eerst ook pijpen vervaardigd en ondermeer naar ons land geëxporteerd. Dat jaar schrijft de historicus Ema nuel van Meeteren, die de op komst van het tabaksgebruik ge heel zelf beleefde, dat 'binnen dese 20 ofte 25 jaren' de tabak bekend is geworden. De tabak 'gebruijcken sij/wat gedroocht tot poeder/met silveren ofte steenen ghebacken pijpkens', zo schreef hij. Al vrij snel werd ook in Nederland tabak gekweekt, onder andere in Zeeland en in de omgeving van Wageningen/Nijkerk. Van begin af aan werd tabak ook gesnoven; vooral vanaf het einde van de ze ventiende eeuw werd snuiftabak bijzonder populair. Gedurende de gehele achttiende eeuw komen snuif- en pijptabak dan ook naast elkaar voor. De sigaar is een veel jongere vinding, die pas aan het begin van de negentiende eeuw gemeengoed werd. Voorbewerking van pijptabak in het waskeukentje van de Ro de Roos? De ruwe tabak werd reeds vanaf het begin, de zeventiende eeuw, geleverd in kisten, maar ook ver pakking in balen, als rollen, in mat ten en zelfs in dierenhuiden was gebruikelijk. De Lege kisten die bij de inventarisatie op de tabakszol der en in het pakhuis van de Rode Roos werden aangetroffen hebben waarschijnlijk als emballage ge diend. De tabak zoals die binnenkwam, bestond uit natuurlijk gerijpte en gedroogde bladeren. Om deze te kunnen roken, moest de tabak worden verpulverd of in stukjes worden gesneden. Eerst deed de pijproker dat zelf, maar al snel ver kocht zijn tabaksleverancier voor geneden tabak. De bladeren die voor voor de pijp tabak waren uitgesorteerd, werden in een zout-waterbad gedompeld. Waarschijnlijk gebeurde dit in het waskeukentje van de Rode Roos. Met behulp van de koperen aker en de bijbehorende ketting kon het benodigde water worden geput. Misschien gebruikte men hierbij ook de tobbedie in het pakhuis werd aangetroffen. Door het dompelen werden de ge droogde bladeren minder broos en konden ze worden gesneden.17 Dat snijden gebeurde bij de Rode Roos in het pakhuis en in de kel der. De kelder van De Rode Roos was namelijk als werkplaats in gebruik. Daar stonden een tabaksbank en een tabaksmolen met twee ta baksmessen en toebehoren: de machines voor de tabaksbewer king. Ook in het pakhuis stond een tabaksmolen. Zo'n tabaksmolen was een snijma chine met roterende messen. Men gebruikte deze om de tabak fijn te snijden. Dat kon ook met de tabaksbank, een kleine snijmachi ne. Hier drukt men door middel van een hefboom de verticaal snij dende messen op de tabaksblade ren. De stelling in de kelder zal onge twijfeld bedoeld geweest zijn voor de opslag van halfprodukten. De bierstelling was van belang voor de familie Pesch en hun dienstmeid en heeft met de tabaksnijverheid weinig te maken. Dat geldt even eens voor het jeneuerstelletje dat men in de kelder aantrof. Speciaal voor het slijpen van de messen van de twee tabaksmolens diende de slijpbank in het waskeu kentje. In het bijbehorende rek konden de messen worden opge borgen.18 De gesneden tabak moest vervol gens worden gedroogd. Dat ge beurde vast en zeker op de 'twee leedige platenin het was keukentje.19 De gesneden tabak werd hiertoe op de geperforeerde platen uitgespreid, waaronder een vuur brandde. De door de gaatjes opstijgende hete lucht zorgde voor een geforceerd droogproces. De aldus verkregen tabak, de zoge naamde vul-tabak, was op dat mo ment voor gebruik gereed en de tonnetjes in het waskeukentje kon den ermee worden gevuld. Kardoes-tabak in het pakhuis van de Rode Roos. De familie Pesch vervaardigde in de Rode Roos niet alleen vul- ta bak, maar ook kardoes- en snuifta bak. Voor het verkrijgen van kardoes tabak werden de bladeren voor of na het snijden gesausd. Deze ge sausde tabak werd niet los ver kocht, maar in voorverpakte vorm. Het woord 'kardoes' is een ver bastering van het Franse woord 'Ie cartouche', een huls dus. Maar niet alleen de papieren huls, waarin bij voorbeeld tabak werd verpakt, droeg de naam kardoes, maar ook het apparaat dat men daarbij ge bruikte. De kardoes, waarvan er in het pakhuis twee stuks aanwezig waren, bestond uit een houten blok met daarin een vierkant gat. In dat gat paste een tweede blok, waaromheen men een papieren wikkel vormde. De beide delen schoof men in- en weer uit elkaar, waarna binnen het eerste blok als voering een papieren zak achter bleef. Door deze zak vervolgens via een trechter met de gesausde tabak te vullen, de inhoud aan te druk ken en het geheel uit het blok te nemen, verkreeg men een keurig vierkant pakje tabak. Dat pakje moest alleen nog maar worden dichtgevouwen en van een lakze gel worden voorzien.20 Snuiftabak; een verhaal apart Het maken van snuiftabak is een heel ander verhaal. Nadat de bin nengekomen bladeren waren ge sorteerd, werden die welke voor de snuiftabak bestemd waren met een saus besprenkeld. De ingre diënten varieerden per leverancier en per snuifsoort. Rozijnensteel tjes, bittere amandelen, geraffi neerde wijnsteen, pruimensap, en gelwortel, amber, honing, etc. konden in zo'n saus zijn verwerkt. De besprenkelde bladeren werden op een hoop gelegd en 24 uur later in een vat gedaan, bijvoorbeeld een oude wijnton. Enkele dagen la ter werd de ton geledigd en de ta bak opnieuw gesausd. De nu ge heel doordrenkte tabak werd ver volgens laag voor laag in een twee de vat gelegd. Met behulp van een ronde plank, die in de ton paste, verzwaard met bijvoorbeeld een paar stenen, werd de inhoud afge dekt en samengedrukt. Men liet het geheel zo een week of drie

Periodieken

De Waterschans | 1990 | | pagina 3