65 De Waterschans nr. 4 1990 staan. Na verloop van tijd ging de tabak fermenteren en begon deze te dampen. Het vat werd dan gele digd en nadat de tabak was afge koeld. kon deze tot snuif worden vermalen. De snuifmolen waarmee dat gebeurde, bevond zich in het pakhuis van de Rode Roos. Een andere manier om snuif te be reiden was de carot-methode. De gefermenteerde bladeren werden in dat geval niet vermalen, maar tot ca. 50 cm lange en 8 a 10 cm dikke worsten gerold. De worst, of liever sigaar-vormige carot, moest nog een aantal jaren rijpen en was dan klaar voor gebruik.21 Het fermenteren van de snuiftabak vond vroeger vaak op zolder plaats en dat zal ook bij de Rode Roos wel het geval zijn geweest. Zo'n ta bakszolder werd normaliter ook ge bruikt om de pasgekorven en ge droogde tabak verder te laten dro gen.22 Ook de rijpende carotten mogen we op zo'n tabakszolder verwachten. De drie gewichten die op de ta bakszolder van de Rode Roos wer den aangetroffen, hadden onge twijfeld betrekking op de tabaksnij verheid: uiteraard was de ruwe ta bak anders van gewicht dan de reeds gekorven tabak, daarom werd er in de loop van het droog- en produktieproces veel gewo gen 23 De gerijpte carotten, soms wel tien jaar oud, werden steenhard. Met behulp van één van de twee snuif molens uit het pakhuis konden ze verpulverd worden.24 De geraspte snuif diende vervol gens te worden gezeefd, waarbij grove en fijnere soorten snuif ont stonden. Dat gebeurde blijkbaar in het pakhuis, want bij de inventari satie kwam men daar een 9-tal zif ten tegen. Eén daarvan wordt in combinatie met een tonnetje aan getroffen Behalve eerder genoemde zaken, de snuifmolens en een tabaks molen, komen we in het pakhuis van de Rode Roos een aantal an dere voorwerpen tegen, die mis schien wel voor de bedrijfs uitoefening nodig waren, maar waarover geen duidelijkheid bestaat, zoals 'eenige rommelarij- en', een kruiwagen, een kist en een tob. De planken, de zaag en de schaaf bijvoorbeeld, had Gerard Pesch ongetwijfeld nodig om zijn huis te onderhouden. De verkoopruimte: het voor huis. Het voorhuis van de Rode Roos was kennelijk als winkel in gebruik. Zo'n tabakswinkel was vaak niet al leen maar een winkel om de hoek waar je even snel een pakje rook waar kocht, het was veel meer ook een ontmoetingsplaats, een proef lokaal, waar bezoekers in een ont spannen sfeer keuvelden over koetjes en kalfjes, het weer en de tabak en waar men ook de pas ge arriveerde waar bekeek en proef de. Op oude prenten is vaak te zien, hoe op de schaarse stoelen in een hoek van de ruimte steevast een aantal heren met zichtbaar ge noegen van hun lange pijpen ge nieten.25 Ook de inventaris van de winkel van Gerardus Pesch omvat enkele stoelen: in totaal vier stuks. Het meest opvallend in de winkel van de familie Pesch aan de Lieve vrouwestraat waren ongetwijfeld de twee Morenbeelden, een Gre nadiersbeeld en het beeld van een Oostindië-uaarder, stuk voor stuk opvallende blikvangers. Dergelijke beelden stonden vaak buiten op de luifel of hingen aan de gevel als uithangteken. Maar ze stonden soms ook op de toonbank en elders in tabakswinkels op gesteld. Vanaf het begin van de ze ventiende eeuw was het gebruik van uithangtekens of luifelbeelden algemeen. Als symbool voor de ta- bakshandel koos men in het begin merkwaardig genoeg niet de klas sieke pijprokende Indiaan, maar de in de Nieuwe Wereld ingevoer de negerslaaf. Dat was immers de werker op de plantages en werd als zodanig geassocieerd met de ver bouw van tabak. Vaak toonden de Morenbeelden een onmiskenbare indiaanse inslag, door een vederen hoofdtooi en een rokje van veren of tabaksbladeren. Later nemen In dianen, Muzel- en wildemannen en zee- en kooplieden, zoals hier de grenadier en de oost-indië- vaarder, een plaats in naast de tra ditionele moriaan.20 In de winkel van de familie Pesch werden ook vier theedozen, een koffiebonendoos en een koffie- schaaltje aangetroffen. Blijkbaar verkocht men behalve tabakspro- dukten ook andere koloniale wa ren: dat was niet ongebruikelijk in die tijd.27 Ook bevonden zich in die winkel een viertal tabaks-tonnetjes en een platte doos, waarin de gekorven tabak werd bewaard. Om uitdroging te voorkomen wa ren de tonnetjes aan de binnen zijde met lood bekleed. De buiten kant was vaak fraai beschilderd met bijvoorbeeld bloemmotie ven.28Voor de verschillende typen tabak gebruikte men aparte tonne tjes, zodat Gerard Pesch in staat was om in zijn winkel een keuze te maken uit verschillende tabaks soorten en deze te mengen, reke ning houdend met de verlangens van elke individuele klant. In de betere tabakswinkel werd trouwens de naam van elke klant in een boek genoteerd met vermel ding van de door hem gewenste melange. Los daarvan beschikten de meeste tabakszaken over een 'spécialité de la maison'. Misschien diende daar toe de platte doos. De inventarislijst vermeldt voorts vier snuifpotten en twee kleine snuifpotten. De snuifpot is een aardewerken pot, meestal van faïence, met een koperen deksel, waarin de (gema len) snuif werd bewaard. Op de pot stond meestal de soort snuif vermeld.29 De snuif werd in de winkel in kleine hoeveelheden vanuit de snuifpot aan de klant verkocht. Het snuiven bereikte in de eerste helft van de achttiende eeuw zijn hoogtepunt en was voor zowel mannen als vrouwen een uiterst elegante han deling geworden. De kleine snuif doosjes, die zij bij zich hadden zijn vaak kostbare en zeer fraai gedeco reerde kleinnodiën. Wat wij missen op onze inventa rislijst is de balans, waarmee de ge wenste porties snuif nauwkeurig konden worden afgewogen. In de winkel bevond zich een snuif- schaal. Daarin presenteerde Pesch de gaande en komende klant een snuifje. Het koffieschaaltje had on getwijfeld ook zo'n representatieve functie. Snuiftabak werd steeds vanuit pot ten verkocht, zoals we hiervoor reeds zagen. De gewone tabak pre senteerde men in de zeventiende eeuw algemeen op schalen. In Bergen op Zoom, in de Rode Roos, was dat in de achttiende eeuw nog steeds het geval. Op veel plaatsen in ons land waren de De Waterschans nr. 4 1990 Afb. 6. De ontploffing van het Kruitmaga zijn De Stoelemat in 1831. Tot op dat moment hebben de huizen De Draak en De Rode Roos nog de voorgevel uit de tijd van Gerardus Pesch. Bij het herstel van de schade in 1831 werd de fraaie topgevel van De Rode Roos vervangen door een kroonlijst (Steurwald en C. te Dor drecht 1 831detail). van pijpen. Reeds vóór het midden van de zeventiende eeuw ontwik kelden zich pijpmakers-ateliers in steden als Haarlem, Rotterdam, Gouda, Gorinchem, Schoonho ven, Deventer, Harlingen en Gro ningen. En te Bergen op Zoom? Op 27 juli 1640 komen 'Gilles Cor- nelisz., out omtrent 40 jaeren, ge- swooren aertmeter' en 'Dirck Jansz., toebackpijpmaker', beiden wonend in Dordrecht, bijeen bij notaris Schoormans in die stad. Zij leggen een getuigenis vast over een partij van 30 tonnen witbak- kende klei, pijpaarde. Uit het stuk blijkt, dat een Arnhemse schipper de klei verscheept heeft naar een pijpmaker uit Bergen op Zoom! Van dezelfde soort klei is ook een partij verkocht naar Amsterdam. De kleimeter en de pijpmaker ver klaren, dat de klei 'seer goet was ende wit backte'.32 Blijkbaar wor den er dan in Bergen op Zoom ook pijpen geproduceerd. De naam van die Bergse pijpmaker is niet bekend, misschien bakte hij de door hem gevormde pijpen niet eens zelf, maar liet hij ze - keurig bijeen gestouwd in een cylindri- sche pijpenpot - gewoon meebak- ken in de oven van een Bergse pottenbakker. In Leiden is in 1662 Jan Claesz werkzaam als pijpmaker, hij is af komstig uit Bergen op Zoom; ook in Amsterdam waren mensen uit Bergen op Zoom bij het maken van kleipijpen betrokken.33 Het is dan ook - gelet op het vo renstaande - aannemelijk, dat in de zeventiende eeuw ook in Bergen op Zoom kleipijpen zijn vervaar digd. Echte bewijzen voor pijpen- produktie in Bergen op Zoom zijn tot op heden niet boven de grond gekomen. Het belangrijkste pijpen- fabricage-centrum in ons land is uiteindelijk Gouda geworden. Maar niet alleen in ons land, maar ook daarbuiten werden pijpen ge- tabaksschalen dan inmiddels ver vangen door speciale tabakspot ten. De twee kannen en het pintje, bei de van (rood) aardewerk hoeven niet persé iets met de tabaksnering van doen te hebben, dat geldt bij voorbeeld ook voor de kruik. Opvallend is het grote aantal fles sen in de tabakswinkel, in totaal 15 stuks, waaronder 4 lange flessen. Eén zo'n lange fles, 32 cm hoog en hoogstens 7V2jcmbreed, is terugge vonden in de beerput van de hui zen Draak en Rode Roos.30 De flessen bevatten de saus, de geurstof voor de snuif- en de pijp tabak. Behalve deze 15 flessen worden ook nog eens 'eenige liqueurflesjesgenoemd. Ook die zouden bedoeld kunnen zijn voor het 'flavouren' van de tabak.31 De grauwe zakken die men bij de inventarisatie in de winkel aantreft, dienden ongetwijfeld als verpak kingsmateriaal. Bennetjes Keulse pijpen In de winkel van de Rode Roos bood men ook tabakspijpen te koop aan: de inventarislijst noemt vier bennetjes Keulse pijpen en een half(uol) bennetje lange pijpen. Een bennetje is een mand: pijpen verpakte men destijds in platte manden. Met de lange pijpen doel de men ongetwijfeld op de beken de witte aardewerken Goudse pij pen. Maar wat zijn Keulse pijpen? Om het geloof gevluchte Engelsen, die zich na 1600 op het continent vestigden, introduceerden in Ne derland de kunst van het fabriceren

Periodieken

De Waterschans | 1990 | | pagina 4