66
67
?v
De Waterschans nr. 4 1990
maakt, ook in Keulen. Daar be
stond in 1721 al een reglement op
het plaatselijke pijpmakersgilde.
Zoals overal trachtte ook Keulen
haar eigen produktie te bescher
men door de invoer van elders te
verbieden. Maar de Goudse pijpen
waren daar zo gewild, dat die in
1728 van de boycot werden uit
gezonderd.
Rond het midden van de achttien
de eeuw, de bloeitijd van de winkel
van Pesch, begon de langzame te
ruggang van de Goudse pijpma-
kersnijverheid. Voor een deel was
dat te wijten aan de buitenlandse
concurrentie en de lage lonen die
daar gehanteerd werden. De ko
ning van Pruisen liet in 1754 in
voerrechten heffen op Hollandse
pijpen en verbood kort daarna zelfs
de in- en doorvoer daarvan. En zo
kon omstreeks die tijd op tal van
plaatsen in Duitsland een bloeien
de pijpmakersnijverheid tot ont
wikkeling komen. Zo ontstond zelfs
de wrange situatie, dat de pijpen-
bakkers uit het Duitse Westerwald
pijpen gingen maken met daarop
het wapen van Gouda.34
Het is de vraag, of de Keulse pij
pen, die in de Rode Roos te koop
werden aangeboden werkelijk uit
de stad Keulen kwamen. Men
spreekt sedert de achttiende eeuw
niet alleen van Keulse pijpen, maar
ook van bijvoorbeeld Keulse pot
ten: keramiek dat mogelijk via
Keulen tot hier kwam, maar in
werkelijkheid veel verder in Duits
land, in het Westerwald gemaakt
werd.
De Keulse pijpen die de familie
Pesch verkocht behoeven dan ook
niet persé uit Keulen te komen.
Vooral vanuit het gebied Höhr-
Grenzhausen in het Westerwald,
waar in de achttiende eeuw een
groot pijpenproduktie-centrum is
ontstaan, lijken grote hoeveelhe
den imitatie Goudse-pijpen naar
ons land te worden verkocht, o.a.
naar Groningen. De Groninger
vondsten geven de indruk dat pot-
makers uit het Westerwald niet al
leen de vormgeving, maar zelfs de
merkjes van de Goudse pijpen
imiteerden.35
Vanaf de eerste helft van de acht
tiende eeuw werden er in Duits
land en in Oostenrijk ook porselei
nen pijpekoppen gemaakt, o.a. in
Meissen, Fulda, Höchst, Hohen-
berg, Neudeck, Wallendorf en
Nymphenburg: niet in Keulen of
het Westerwald dus. De decoraties
daarop zijn vaak stuk voor stuk ju
weeltjes van schilderkunst en van
een massa-produktie is beslist nog
geen sprake, dat is pas na 1800 het
geval.36
We mogen er vanuit gaan, dat de
vier mandjes in de winkel van de
familie Pesch gewone witaarden
pijpen bevatten, gemaakt in Keu
len, of - wat waarschijnlijker is - in
het Westerwald of in de omgeving
daarvan.
De panden Rode Roos en Draak
maakten voor de afvoer van huis
houdelijke afvalstoffen gebruik van
een gemeenschappelijke beerput.
Ook het winkel-afval, inclusief
eventuele gebroken pijpen, kwam
in deze put terecht. Nu verkeren
we in de gelukkige omstandigheid,
dat bij de restauratie van beide
panden ook de inhoud van de
beerput kon worden onderzocht,
inclusief een 89-tal pijpen die daar
uit tevoorschijn kwamen.
Van die pijpen zouden er 23 uit de
periode 1610-1655 afkomstig zijn,
drie uit de daarop volgende perio
de 1655-1720 en 37 uit de pe
riode 1720-1750.37 De methode
waarmee deze pijpen destijds wer
den gedateerd is inmiddels achter
haald. Wij zijn helaas niet in de ge
legenheid om het materiaal naar
de huidige inzichten opnieuw te
dateren. Toch mogen we ervan
uitgaan, dat een groot deel van de
vondsten, geplaatst in de jaren
1720- 1750, inderdaad dateert uit
de periode waarin de familie Pesch
haar tabakswinkel exploiteerde.
Opvallend is, dat geen van de uit
die periode aangetroffen pijpen
van een hielmerk is voorzien. Bij
de in ons land gemaakte pijpen en
zeker bij die uit Gouda, is dat ge
woonlijk wel het geval. Het hiel
merk, een stempelindruk onder
aan de pijpekop, verwijst bij de
Goudse pijp naar het atelier, waar
deze is vervaardigd.
Juist het ontbreken van een hiel
merk maakt het waarschijnlijk, dat
de achttiende eeuwse pijpen uit de
beerput van Draak en Rode Roos
afkomstig zijn uit Keulen of het
Westerwald en eens deel uitmaak
ten van de handelswaar van Gerar-
dus Pesch.
De winkel van Gerardus Pesch en
de bijbehorende opslag- en werk
ruimten bevatten dus wel zo onge
veer alles dat benodigd is in de
achttiende eeuwse tabakswinkel.
Er is zelfs een pijpeton aanwezig,
waarin men Goudse en andere pij
pen bewaarden. Merkwaardig ge
noeg werd die pijpeton niet in de
winkel aangetroffen, maar in de
binnenkamer van de Rode Roos.
Hoe het de familie Pesch ver
der verging.
Waar Elisabeth Ketgens, de wedu
we van Gerard Pesch, met haar
zoon Hendrik in 1764 hun intrek
namen, is niet bekend. Op 19 sep
tember 1766 kwam Elisabeth te
overlijden. Van wat eens een bloei
ende tabaksgandel leek te zijn, was
niets meer overgebleven.
Bleef Hendrik nog ambities koeste
ren, of had hij geen andere keus?
Enkele jaren later, in 1768, komen
we hem opnieuw tegen,
maar nu aan de andere kant van
de wereld, in Zuid-Afrika sa
men met zijn vrouw Johanna
Apollonia Culets, ook met de Ne
derlandse nationaliteit. Waar
schijnlijk huwden zij kort voor hun
vertrek. Johanna schenkt hem aan
de Kaap twee kinderen. Die zorgen
niet voor verder nageslacht, al
thans niet in Zuid- Afrika.38 Kwa
men zij voortijdig te overlijden, ver
trokken zij naar andere overzeese
gebiedsdelen of keerden zij terug
naar Nederland? De familienaam
Pesch schijnt in Zuid-Afrika nog
steeds voor te komen. Maar dan
als naam van een van oorsprong
Duitstalige familie. Trouwens, ook
Gerardus kwam uit Duitsland, zo
als wij reeds vermeldden, uit het
land van Meurs nabij het Roerge
bied.
BIJLAGE
Inuentaris van de goederen bevon
den ten huijse van den juffrouw
Elisabeth Ketgens, weduwe wijlen
Sr. Gerardus Petsch, in dier voe
gen als deselve die aan haar credi
teuren heeft overgegeven tot ver
mindering van haar schulden, alles
zoo en als volgt.
In de beneede voorkeuken:
een schenkbakje, een tinnen bier
kan, een dito glas, een tafel, ses
stoelen, een theetafel, een huijsho-
rologie, vijff schilderijen, ses scho
tels, vier kandelaers, drie dompers,
twee proffijters, vijf dito blakers,
een snuijter, een dito confoor, een
lamp en rasp, twee kooijen en vo
gels, ses geleijer kommen, drie dito
stelsels, twee koper ketels, eenig
De Waterschans nr. 4 1990
geschonde porceleijn, eenige boe
ken, drie tinne waterpotten, een
dito soupbak, drie dito assietten,
twee laddertjes, een stelletje, een
pot.
In de agtergang:
een rooster, een ijzer, een koek-
schupje, een vleijsvork, twee lij-
waed bakken, eenig gleijerwerk.
In de binnenkamer:
elf schilderijen, een ledikant en
groen behangsel, een bed, een
hooffd peuluw, twee kussen, twee
dekens, ses stoelen, een setel
stoel, een plaat, een tafel, een bu
reau, een pers, een cabinet, een
vloermat, een pijpeton.
In de groote kamer:
vier tafels, tien stoelen, twee
kapstokken, twee tonnetjes, een
kruickje, een scheerbord, een
meelton, een spuijt, een godijnroe-
de, een spiegel, een ledange en
behangsel, een bed, een hooffd-
peuluw, twee kussens, twee de
kens, een kast, eenig geschonde
porceleijn, ses wijnroomers, een
bierglas, twee gordijnroeden.
Op de bove agterkamer:
vier schilderijen, een ledikant, drie
bedden, drie hooffdpeuluwen, vier
kussens, drie dekens, een behang
voor de bedsteede. een vloermat,
een losse plaat, een tafel, ses stoe
len.
Op de bove voorkamer:
drie schilderijen, vier stoelen, een
tafel, twee raamtjes voor de gla
zen, eenige beeldjes, een plaat,
een vloermat.
Op het meijdekamertje:
een bed en hooffdpeuluw, een
kussen, twee dekens, een kamp-
stok, een rekje, een tafel, drie stoe
len, een liertje, een vuurwaeijer,
een soutton, een stelletje en toebe-
hooren.
De tabacqs zolder:
een krip, een rustbank, een matras
en een hoofdkussentje, vier kus
sens, een tabacqs kist, drie gewig-
ten.
Op de fliering:
twaalff kleerstokken, een kist,
veertien plankjes, een stoeltje.
In het voorhuijs:
twee moorebeelden, een grena
diersbeeld, een dito oostindisch
vaerder, een blaedje, een bloem
potje, vier theedoozen, een coffij-
boone doos, vier bennetjes keulsse
pijpen, een half bennetje lange pij
pen, vier tabacqs tonnetjes, een
platte doos, vier snuijffpotten, twee
kleijne snuijff potten, een coffije-
schaaltje, een snuijff schaal, een ta-
bacqsschaal, een dubbele lamp,
twee aarde kannen, een dito pint
je, een schalie, een kruijk, vier lan
ge flessen, elff flessen, klijn en
groot, vier stoelen, eenige grauwe
zakken, eenige liquérflesjes.
In de kelder:
een tabacqsmolen met twee ta-
bacqsmessen en toebehooren, een
stelling, een tabacqsbank, een ge-
neverstelletje, twee bierstellingen.
In het waskeukentje:
twee leedige platen, een tafel, twee
tonnetjes, een bank, een slijpbank-
je en rek, een hangijzer en tang,
een blaadje, een kopere aker en
ketting.
In het pakhuijs:
een snuijffmolen, nog een dito,
een kist, een saag en schaaff, ses
ziften, drie tonnen, nog een ta
bacqsmolen, twee cardoezen, twee
ziften, nog een tonnetje en zift, een
tob, eenige rommelarijen, een lan
ge leer. een gootsteen, een
slijpsteen, nog een ladder, een
kruijwagen, agt planken, een
hoenderkot, een ijswagen.
Aldus gedaan en geïnventariseerd
ter praesentie van Jan Pieter La
Haije, dragonder in het Regiment
van Den Heer Generael Baron De
Frijns in gaarnisoen alhier en
Ferdinand de Leeuw, clerq mijnes
notaris als getuijgen,
Actum Bergen op Zoom den 14
augustus 1764
Dit is het handmerk van de
Wed. Gerardus Petsch
F. De Leeuw
J.P. Lahije
Mij ter kennis,
B. Van der Hagen,
notaris.
Noten
1 J. Janssens, J. Weyts W. Zijp,
Stichting Stadsherstel Bergen op Zoom
1971-1981 (Bergen op Zoom). 2 De
bundel De Huizen Draeck en Scher-
minckel (Bergen op Zoom 1976) met
daarin de bijdragen: A Ramondt,
'Eigenaren en bewoners van Draeck en
Scherminckel', 4-13; J.L.C. Weijts,
'Bouwgeschiedenis van Draeck en
Scherminckel', 14-25; L.J. Weijs,
'Putvondsten achter Draeck en Scher
minckel', 26-39 en G.J.M. Franken,
'Pijpen als dateringsmiddel', 39-41. Zie
ook; G.C. Groeneweg, 'De Scher
minckel en De Draeck, vergeten glas
uit de 16e en 17e eeuw', De Water
schans XVI (1986-3) 46-50. 3. De kin
deren uit het eerste huwelijk van Jaco-
mina zijn: Wilhelmina Elisabeth (geb.
24 11 -1706)Johanna Maria (geb. 28-
10-1708), Paulus Jacobus (geb. 12-2-
1715) en Johannes (geb. 10-9-1719).
Wanneer zij vier jaar later haar testa
ment opmaakt, zijn er daarvan nog
maar twee in leven. Haar overleden
dochter liet haar een kleinkind na. 4
Gemeentearchief Bergen op Zoom,
fonds Notariële Archieven (NA), nota
ris A. Baks, inv.nr. 534, folio 220. 5
Gemeentearchief Bergen op Zoom,
NA, notaris Aelmans, inv.nr. 523. 6.
Idem, inv.nr. 519. 7. Gedoopt 26 de
cember 1739. 8. Weyts, 'Bouwgeschie
denis van Draeck en Scherminckel',
17, 9. Gemeentearchief Bergen op
Zoom, NA, notaris A.W. Engelen,
inv.nr. 680. 10 Ramondt, 'Eigenaren
en bewoners van Draeck en Scher
minckel', 9. 11. Weyts, 'Bouwgeschie
denis van Draeck en Scherminckel',
17. 12. Gemeentearchief Bergen op
Zoom, NA. notaris Stouters, inv.nr.
845. 13. Ramondt, 'Eigenaren en be
woners van Draeck en Scherminckel',
9. 14. Gemeentearchief Bergen op
Zoom, NA, notaris A. van Engelen,
inv.nr. 680. 15 Idem, notaris B. van
der Hagen, inv.nr. 766. 16. Veel dank
zijn wij verschuldigd aan het Niemeyer
Tabaksmuseum te Groningen. Voor
de uitvoerige toelichting op onze in
ventarislijst door T. Helperi Kimm,
conservator van dat museum, zijn wij
hem bijzonder erkentelijk. 17. Medede
ling T. Helperi Kimm. 18 Idem. 19
Idem. 20. G.A. Brongers, Nicotiana
Tabacum: The History of Tobacco and
Tobacco Smoking in the Netherlands
(Amsterdam, 1964) 85-87. 21 Idem.
22. Mededeling H. Kraaijkamp, Mu
seum Koninklijke Douwe Egberts
B.V., Utrecht. 23. Mededelingen T.
Helperi Kimm. 24 Mededeling T. Hel
peri Kimm. 25. Bijvoorbeeld 'De toba-
co excercitationes', een gravure van
Joan.Chrysost.Magnenus, gepubli
ceerd te 's-Gravenhage in 1658, o.a.
afgebeeld in Brongers, Nicotiana Taba
cum, 234) en een gravure van
Chrispijn van der Passé (1595-na
1669), afgebeeld in Joh. van Bever-
wijck. De Schat der Gesontheyt (Am
sterdam 1640), ook afgebeeld in o.a.
G.A. Brongers, Van gouwenaar tot
bruyèrepijp (Amerongen, 1978) 290.
26. Brongers, Van gouwenaar tot
bruyèrepijp, 35-39. 27 Brongers, Ni
cotiana Tabacum, 239. 28. Idem, 242.
29 Mededeling T. Helperi Kimm. Zie
ook Brongers, Nicotiana Tabacum,
240-241. 30. De vondsten uit de beer
put onder de huizen Draak en Rode