10
11
Te zien was - en ook dat is interes
sant - dat men de funderingssleuf
voor de bouw van de achtergevel
van het stadhuis dwars door deze
oudste laag heen heeft gegraven.
Die fundering is dus jonger.
Uit eerder onderzoek was al geble
ken, dat het straatniveau vóór het
Stadhuis in de loop der eeuwen
ruim 1 meter hoger is komen te lig
gen. Uit het onderzoek van 1989
blijkt, dat dit ook aan de achterkant
het geval is.
De vondsten
Het laagje huisvuil onder het
oudste vloerniveau van het sche
penhuis bestond uit dierenbotten
(slachtafval) en stukken gebruiks-
keramiek (Afb. 4).
Dankzij de vondsten van vergelijk
baar materiaal elders in en buiten
onze stad is het mogelijk de ouder
dom vast te stellen van de onder
het Stadhuis verzamelde potscher
ven: het daar gevonden materiaal
is onmiskenbaar afkomstig uit de
late veertiende eeuw.
De onder het stadhuis verzamelde
potscherven kunnen op basis van
de toegepaste baktechniek in drie
groepen worden ondergebracht:
1. Het rood-bruine loodglazuur
aardewerk.
2. Het ongeglazuurde grijze aarde
werk;
3. Het hardgebakken grès of steen
goed.
De leem uit de omgeving van Ber
gen op Zoom zoals de lokale pot-
makers deze hebben gebruikt, be
vat een hoog ijzergehalte. Dat ijzer
heeft tot gevolg, dat het aardewerk
tijdens het bakproces rood-bruin
kleurt. Bij een bakproces onder
zuurstofarme omstandigheden
daarentegen verkrijgt dezelfde klei
een zwart-grijze kleur.
Bij het grijze en rood-bruine aarde
werk van onder het Stadhuis kwa
men we fragmenten tegen van on
der andere een koekepan, van
enkele kookpotten (grapen), van
kommen en van waterkannen.
Dat gebruiksaardewerk is waar
schijnlijk in Bergen op Zoom zelf
gemaakt: zo zijn nagenoeg identie
ke randfragmenten bekend van
misbaksels van de Bergse potterij
De Drei Klokskens.
Het ijzer in de leem verlaagt ook
het smeltpunt daarvan. Dit heeft
tot gevolg dat het Bergse aarde
werk bij te hoge baktemperaturen
al snel gaat vervormen. De in de
omgeving van Bergen op Zoom
gedolven leem is om die reden on
geschikt voor het maken van het
hardere, ondoordringbare steen
goed.5 Het grès of steengoed, dat
we in Bergen op Zoom tussen
huishoudelijk afval aantreffen, is
dan ook altijd van elders geïmpor
teerd: meestal uit het Rijnland.
Onder de vondsten van het stad
huis bevonden zich enkele frag
menten van Rijnlandse kannen en
van een dito veldfles. De veldfles
was, bij wijze van verfraaiing, be
dekt met een sterk ijzerhoudend,
paars-bruin sliblaagje.
Wat weten we van de oudste
Bergse potmakers?
Uit Bergen op Zoom is tot op he
den nog maar heel weinig aar
dewerk van vóór 1400 verzameld
en er is dan ook nog maar weinig
over bekend.
Vooralsnog gaan we ervan uit, dat
het veertiende eeuwse grijze en
roodbruine aardewerk uit onze
stad, zoals dat ook onder het Stad
huis te voorschijn kwam. ooit ge
maakt werd door potmakers uit
Bergen op Zoom zelf, of uit de di
recte omgeving daarvan. Maar
zelfs daarover hebben we geen ze
kerheid.
Niet alleen over het potgoed van
vóór 1400, maar ook over de pro
ducenten ervan, de Bergse potma
kers, zijn we slecht geïnformeerd.
De stadsbrand, die in 1397 een
groot deel van de stad in de as leg
de, vernietigde namelijk tevens de
stedelijke archieven.
Het zijn dan ook niet meer dan wat
vage aanwijzingen waaruit we kun
nen afleiden, dat Bergen op Zoom
toch reeds vanaf de dertiende
eeuw een vorm van potmakersnij-
verheid kende.
Zo komt, volgens archieven van de
Abdij van St.-Bernaards aan de
Schelde, in de dertiende eeuw in
Bergen op Zoom ene 'Jacobus fili-
us Margarethe' voor, met de toe
voeging 'figulus': een pottenbakker
dus!6
De eerste lokale pottenbakkers
100
110
120cm
hadden zich misschien ook wel bui
ten de stad gevestigd, op plaatsen
waar de meest geschikte klei kon
worden gedolven: Woensdrecht,
Noordgeest, Borgvliet, etc.
Zodra deze pottenbakkers zich zijn
gaan richten op de export van hun
produkt, moet de noodzaak zijn
ontstaan om zich aan bevaarbaar
water te gaan vestigen: het weste
lijke stadsdeel.
Heel incidenteel zijn er in archief
bronnen aanwijzingen te vinden,
waaruit blijkt dat er mogelijk kort
na 1300 al pottenbakkers zijn ge
weest, die hun bedrijf langs de ha
ven zijn gaan uitoefenen. Zo ken
nen we de namen van Altsteen
Potter van der Weele (1317) en
van Heijnric Potters van de Weele
(1353). Zeer waarschijnlijk hebben
we hier te maken met pottenbak
kers die 'op ten Weele' werkzaam
waren. 'Op ten Weele' is in de
dertiende eeuw de naam voor een
stadsdeel aan de westzijde van
Bergen op Zoom, gelegen buiten
de toenmalige stadsomwalling.
Wellicht zijn daar in de bodem nog
sporen terug te vinden van de der
tiende en veertiende eeuwse
pottenbakkers-nijverheid
Maar nogmaals: de stedelijke ar
chieven van voor 1397 zijn door
brand verwoest en archeologisch
onderzoek op de plaats van het
vroegere Ten Weele (later ook be
kend als 'Helstede') heeft tot op
heden nog niet plaatsgevonden.7
Over de vormgeving van het
oudste Bergen op Zoomse aarde
werk tasten wij dan ook nog steeds
in het duister.8 Van de zoge
naamde hoogversierde waar, het
befaamde versierde 'Vlaamse' aar
dewerk uit de dertiende en veer
tiende eeuw, zijn in Bergen op
Zoom verschillende losse fragmen
ten gevonden. Buiten Vlaanderen
werd het ook bijvoorbeeld in Breda
en Haarlem vervaardigd. In hoe
verre Bergen op Zoom een rol
speelde bij de produktie van dat
fraaie materiaal, is niet bekend.9
Wat leert ons het mineralo-
gisch herkomstonderzoek?
Uit archief- en archeologisch on
derzoek is bekend geworden, dat
de Bergse potmakers hun produk
tie in elk geval vanaf 1400 voor
een groot deel hebben gericht op
afzetgebieden in Zeeland en Zuid
en Noord-Holland. Zo was van
oudsher Amsterdam een stad
waarheen veel Bergs potgoed
werd verscheept. Op de vraag of
dit wellicht ook vóór 1400 al het
geval is geweest, kan mineralo-
gisch herkomstonderzoek van het
aardewerk belangrijke aanwij
zingen geven. Ieder type klei ver
toont immers karakteristieke ken
merken en die vinden we terug in
het potgoed dat uit die klei werd
gevormd. In dat verband is van
groot belang het onderzoek, dat
Van Wageningen verrichtte en zo
als dat is vastgelegd in zijn proef
schrift, dat hij op 1 november 1988
aan de Universiteit van Amsterdam
verdedigde.
Basis voor zijn onderzoek vormde
gebruiksaardewerk uit Amster
damse afvalputten.
Voor wat betreft het eventueel uit
Bergen op Zoom afkomstige aar
dewerk, beschikte Van Wagenin
gen als vergelijkingsmateriaal over
misbrandkeramiek uit een vijftal
Bergse oven-complexen uit de pe
riode vanaf het eerste kwart van de
15e eeuw tot en met de 18e eeuw,
hem ter hand gesteld door het
Gemeente-Museum Het Mar
kiezenhof.10
Bij zijn onderzoek ontdekte hij, dat
bepaalde typen kogelpotten en een
fraai versierd kannetje, gevonden
aan de Nieuwendijk in Amsterdam
en daterend uit het tweede kwart
van de dertiende eeuw, gemaakt
waren uit een fluviatiele klei, waar
van de structuur en de samenstel
ling overeenkwamen met die van
de klei uit de omgeving van Bergen
op Zoom.11
Tegen het einde van de dertiende
eeuw, maar vooral vanaf het twee
de kwart van de veertiende eeuw
valt er - volgens het mineralogisch
herkomstonderzoek - in Amster
dam zelfs een sterke toename te
constateren van aardewerk dat
vervaardigd is van klei uit de om
geving van Bergen op Zoom.
Niet al dat potgoed behoeft overi
gens in Bergen op Zoom zelf te zijn
gemaakt: uit later tijd, de zestiende
eeuw, is immers bekend, dat men
behalve potgoed ook Bergse klei
naar Amsterdam transporteerde
ten behoeve van de aardewerk-
produktie in onze hoofdstad. Het is
dan ook, gelet op de hoge percen
tages van de in onze hoofdstad
teruggevonden 'Bergse' keramiek,
heel goed mogelijk dat er al veel
eerder kleitransporten plaats
vonden vanuit Bergen op Zoom en
dat een gedeelte van het Amster
damse aardewerk daar uit geïm
porteerde klei werd vervaardigd.12
Maar één ding staat nu wel vast:
Bergen op Zoom kan op een lange
aaneengesloten pottenbakkerstra
ditie bogen. Een traditie die terug
gaat tot in de dertiende eeuw.
De uitvoer van Bergse pot
aarde
Niet alleen Amsterdam betrok pot-
tenbakkersleem uit Bergen op
Zoom. Datzelfde deed bijvoorbeeld
ook Aardenburg in westelijk
Zeeuws-Vlaanderen. Uit die plaats
is vrij veel misbrandkeramiek be
kend, dat daar in de vroege vijf
tiende eeuw moet zijn gemaakt.
Onder die Aardenburgse misbak
sels bevonden zich fragmenten van
grijze kannen en voorraadpotten
en van rood- bruine kommen en
grapen enzovoorts, kortom van
vergelijkbaar potgoed zoals dat ook
onder het stadhuis werd gevon
den.13
Uit de afrondingswaarden van de
zandkorrels in die misbaksels en de
granulaire verdeling van dat zand,
leidt Van Wageningen af, dat ook
de vroeg-vijftiende eeuwse
misbrandkeramiek van Aarden
burg uit een fluviatiele klei moet
zijn vervaardigd. Aangezien dat ty
pe klei in Aardenburg en omgeving
niet beschikbaar is moet deze van
elders zijn aangevoerd. Mogelijk is
ook die klei uit Bergen op Zoom af
komstig, waar de in de ondiepe
ondergrond voorkomende fluvia
tiele afzettingen van de Formatie
van Tegelen als enige beantwoor
den aan de grondstoffen-
samenstelling van de misbaksels uit
Aardenburg(l), aldus Van Wage
ningen.14
Er bestaan trouwens meer relaties
tussen Aardenburg en Bergen op
Zoom, want wanneer in de periode
1397-1446 een aantal Vlaamse
potmakers zich in Bergen op Zoom
gaat vestigen, bevindt zich onder
hen ook een man uit Aarden
burg.15
Uit het onderzoek van misbaksels
uit Rotterdam, daterend uit de late
veertiende tot de vroege vijftiende
eeuw, ontdekte Van Wageningen,
dat de daar gebruikte grondstof
sterk verschilde van de lokale zee
klei, zoals die bijvoorbeeld wèl in
Delft werd gebruikt. Ook in Rotter
dam was een leemsoort toegepast,
die identiek is aan die uit Bergen
op Zoom. En ook de Rotterdamse
pottenbakkers haalden blijkbaar
hun klei uit Bergen op Zoom.16
En zo zien we, dat Bergen op
Zoom vanouds niet alleen aar-
De Waterschans nr. 1 1991
Afb. 3
Bodemprofiel onder de voormalige
keuken op ca. 7 m afstand van de
achtergevel: vloerniveau's (a), op
hogingen (b), potscherven, botma-
teriaal e.d. (c), zand (d).
Afb. 4
Gebruiksaardewerk: melkteil, grijs
aardewerk f1), randfragment van
een koekepan, rood loodglazuur
aardewerk (2), grape of kookpot,
rood loodglazuur aardewerk (3),
fragment van een waterkan, grijs
aardewerk (4).
I Irf
De Waterschans nr. 1 1991