In het spoor van een gezantschap Verslag van een reis van Brussel naar Segovia i 42 43 De Waterschans nr. 3 1991 (vervolg) Bezoek aan Ecouen Vroeg in de morgen van 29 juli, een stralende zondag, voor het lo ket aan de ingang aanwezig. Toe gangsbewijs voor dit indrukwek kende kasteel gekocht. De aange boden rondleiding gelaten voor wat ze zou zijn. ga liever zelf op speurtocht. Hier is dus de mede afgezant van Jan van Bergen, Montigny, op bezoek geweest bij zijn familie, waarvan Anne de Montmorency het onbetwiste hoofd was.(afb. 1) Afb. 1Een afbeelding in was van Anne de Montmorency. (Verzame ling kasteel van Ecouen) Deze Anne was in 1566 al vieren zeventig jaar. Hij zou maar een jaar ouder worden want hij raakte zwaar gewond op het slagveld dichtbij St. Denis, in een gevecht tegen een hugenoots leger. Drie dagen later stierf hij. Een man met een schitterende car rière. die begon in 1522 toen hij Maarschalk van Frankrijk werd on der Frans I. In 1538 werd hij 'Con- nétable' dat wil zeggen hoogste le gerleider. Bij officiële gelegenhe den was het zijn taak het zwaard van de koning te dragen. Dat moest hij tijdelijk neerleggen, van 1540 tot 1547, omdat hij in onge nade viel bij de koning. Er werd in die jaren hevig gestreden om het bezit van de hertogdom Milaan. De adviezen van Anne aan de koning door: DRS. N.H.M. GROSFELD van Frankrijk, die hoopte Milaan te kunnen herwinnen, pakten hele maal verkeerd uit. Karei V schonk Milaan aan zijn zoon Filips. Na 1547 dient hij de koningen Hendrik II, Frans II en Karei IX, maar die zeven jaren ervoor gaven hem de tijd om de bouw van Ecou en persoonlijk te volgen. Het resultaat is ernaar. Het draagt overdadig de kenmerken van de Rénaissancebouwkunst. Daarbij paste ook de rol van Maecenas die Anne de Montmorency vervulde. Talloze kunstenaars, de beste die hij vinden kon in Frankrijk en Italië, kregen van hem opdrachten bij de bouw en de inrichting van het kasteel zelf. Zelf verzamelde hij een enorme collectie kunstvoorwer pen, waarvan nu een klein deel naar Ecouen is teruggekeerd1. Na de revolutie van 1789 was er heel veel adelijk bezit verspreid geraakt over verzamelingen en musea. Nóg bewaren musea en bibliothe ken in Frankrijk en het buitenland delen van de kunstverzameling van Anne de Montmorency met jaloer se zorg. Zo vindt U in het Louvre zijn portret en kunt U in het Metro- politain Museum in New-York een wapenrusting van hem vinden. Een erudiet man. Zijn bibliotheek bevatte alle belangrijke werken van de Oudheid, naast de werken van schrijvers uit de 15e en 16e eeuw. Eén wonder moet ik u toch even laten zien. Eén detail van een unie ke serie van tien wandtapijten. Hiervoor vertelde ik U al iets over een wandtapijt, dat in Mons hing, en dat vroeger toebehoorde aan Jan van Bergen. Rondwandelend in de zalen van het kasteel zag ik ineens de tien tapijten, die samen de geschiedenis van David en Bethsabée vertellen. Ze hadden een gezamenlijke lengte van 75 meter en een hoogte van 4,5 me ter, vertelde een vlijtige suppoost. Ondertussen stond ik terug te den ken aan het Rijksarchief in Brussel, waar ik de inventaris van het Mar kiezenhof in handen had gehad. Daar werd ook een serie in ge noemd van wandtapijten over het zelfde onderwerp. Maar waren dat nu zes. acht of tien stukken ge weest? Omdat niemand weet waar die ta pijten na 1568 gebleven zijn was het des te boeiender om in een aangeschaft gidsje te lezen, dat de serie van Ecouen tot de grootste schatten van de zestiende eeuw in Frankrijk gerekend wordt. De ge schiedenis ervan vóór 1847 is in diepe duisternis gehuld. In dat jaar kocht het Museum van Cluny de serie in Genua. Ze werd vervaardigd in Brussel, in de eerste helft van de 16e eeuw. Vermoedelijk in de ateliers van meester Jan van Roome. Over vloedig is gebruik gemaakt van goud- en zilverdraad, een pleidooi voor een prinselijke of zelfs konink lijke opdrachtgever. Toch komt nergens op de tapijten een speciaal herkenningsteken voor, iets wat bij een opdracht zeker het geval ge weest zou zijn. Dat maakt het dus ook mogelijk, dat de suite vervaar digd werd zonder een speciale op dracht. een opvatting die weer ver sterkt wordt door het bestaan van enkele 'dubbelen', namelijk van twee van de tien tapijten. Teruggekeerd uit Spanje ben ik na tuurlijk direct de inventaris ingedo ken. Die vermeldt over de suite uit het Markiezenhof van Jan IV van Bergen: 'Six pièches de tapisserie de l'histoire de Barsebea'. en boven dien. dat de hoogte 'cincq aulnes' was en dat zou dus neerkomen op 3,5 meter. De 'bergse' suite was trouwens ook minder lang: op 15 cm. na 25 meter. En dat is dus zo wat een derde was van de lengte, die de suite in Ecouen heeft2. Toch was het even een aardige ge dachte. Om U een indruk te geven van de schoonheid daarvan moet U eens kijken naar de volgende af beelding.(afb. 2) Een brief uit de Nederlanden 1566. Van Parijs naar Lusig- nan Er is weinig feitelijks te melden over de reis van Heer Jan van Ber- De Waterschans nr. 3 1991 Afb. 2. Kop van een grijsaard. Détail van het eerste tapijt van de serie 'David en Bethsabée'. Verzameling kasteel van Ecouen. gen door Frankrijk. Enkele verblijf plaatsen staan vast: Parijs, Lusig- nan, Bordeaux. Alleen van Lusig- nan weten we iets meer. Omdat ziekte daar voor een oponthoud zorgde. De bijna 200 kilometers van Kame- rijk naar Parijs werden afgelegd in korte dagreizen. Het verblijf te Pa rijs bleef beperkt tot hoogstens twee dagen. Al op 12 juli reist het gezelschap verder3. Waar Jan van Bergen verbleef in Parijs is niet bekendHet kanzoals in het geval van Montigny, dat men onderdak vond in de woning van de Connétable in de Rue St. Avoye in Parijs. Net even aanne melijk is het. dat de Spaanse ge zant in Parijs voor een onderko men heeft gezorgd. Het is allemaal onduidelijk, wel een grote tegen stelling met het verblijf van Montig ny daar. De oorzaak is, dat tegen Montigny later door Alva een pro ces is aangespannen. Daardoor zijn niet alleen de punten van de aanklacht bekend, maar ook de antwoorden die door de beklaagde op die beschuldigingen werden ge geven tijdens zijn verhoor in het Al cazar van Segovia. Tegen Jan van Bergen zijn na zijn overlijden in Spanje ook punten van beschuldi gingen ingebracht. En er is ook een veroordeling op gevolgd. Al leen. antwoorden op de be schuldigingen was in zijn geval niet meer mogelijk4. Laten we van de enkele feiten uit gaan. Er is een brief, geschreven door Willem van Oranje, geda teerd Brussel 9 juli 1566. Jan van Bergen ontving die brief nog tij dens zijn verblijf te Parijs, dus op 11 of 12 juli5. Dat betekent dus dat de afstand Brussel-Parijs per koerier te over bruggen was in 2 of 3 dagen. En dat zou betekenen 100 km per dag! Ik heb eens nagerekend hoeveel kilometers per dag Montigny dan wel gemaakt moet hebben om op 29 mei uit Brussel te vertrekken en, met een pauze van 2 a 3 dagen in Parijs en omgeving, op 17 juni in Madrid aan te komen6. Hij moet de 100 km per dag hebben ge haald, een hoog gemiddelde voor die tijd. De Franse historicus Brau- del zegt dat 100 km per dag een re cord was dat bijna nooit overtrof fen werd'. Hij heeft het dan wel over betaalde koeriers. We zullen later nog sterke staaltjes vernemen. De inhoud van de brief, hierboven genoemd, is te belangrijk om er niet even bij stil te staan. Ik laat hem hier volgen: Mijnheer! 'Het doet me leed, dat het nodig is U te schrijven, dat de zaken hier er eerder slechter dan beter voor ko men te staan, want de predicaties nemen steeds toe en ofschoon ze weten dat er bevel is gegeven deze te beletten, gaat men gewapend naar de preek, zodat ik geen mid del tot verbetering zie, indien God het niet anders leidt, dan dat men alle eigenbelang en eerzucht laat vallen en alleen de blik gericht houdt op datgene wat nodig is tot behoud van de vrede. Want is de vrede verloren, dan is alles verlo ren, zowel de trouw aan de vorst als de godsdienst. Blijft de vrede bewaard, dan bestaat er hoop met tertijd met de genade Gods alles te kunnen herstellen, zelfs als we kij ken naar hen die we bestrijden met redenen van Staat.' 'De Heer de Noircarmes heeft me gisteren een zeker geschrift ge toond, hetwelk hij U zendt; om alle praatjes te vermijden zal het goed zijn, dat gij er een blik inwerpt.' Dit schrijven dient slechts om Uw welgezindheid ten opzichte van mij te verlevendigen en U mijn dienst aan te bieden: Ik eindig. Mijnheer, met U de handen te kussen, den Schepper biddende dat hij U een goede reis en behouden thuis komst geve'. Brussel, 9 juli 1566 Uw beste dienstwillige vriend, Guillaume de Nassau Dit schrijven moet invloed hebben uitgeoefend op de gemoeds gesteldheid van de markies van Bergen. Hij was toch al beïnvloed door de groeiende zekerheid dat de hele onderneming eigenlijk zin loos zou blijken te zijn. Was het niet overduidelijk dat de koning in hem en Montigny juist de leiders van de oppositie tegen zijn politiek was gaan zien? Floeveel spionnen en informanten liepen er niet in de Nederlanden rond, die met hun berichten die koninklijke opvatting versterkten? Zou de ko ning dus wel bereid zijn om zulke maatregelen te treffen als in zijn in structie van de Raad van State werden voorgesteld aan de ko ning? En waarom liet de koning, die toch op de hoogte moest zijn door alle brieven van de landvoog des, niets van zich horen?8 Allemaal vragen die voortdurend door het hoofd van de traag door Frankrijk reizende Jan van Bergen moeten zijn gegaan. De boven aangehaalde brief kan zijn zorgen niet verminderd hebben. De span ningen in de Nederlanden lopen op. Het volk trekt in grote groe pen. gewapend nu, naar preken van calvinistische voorgangers bui ten de stadsmuren. De plakkaten met hun doodsbedreiging lijken niet meer te bestaan. De landvoog des zal toch niet zo onverstandig zijn door gewapend ingrijpen de lont in het kruitvat te steken? Wat zal er tot Jan van Bergen van de schoonheid van het Franse land zijn doorgedrongen? Voortdurend spoken sombere gedachten door zijn hoofd. Men volgt van Parijs tot Orleans de oude romeinse weg. Die stond be kend als 'het plaveisel van de ko ning' en werd veel door rijtuigen gebruikt. Orleans nam toen, als rivierhaven aan de Loire, een sleutelpositie in in het Franse verkeersnetwerk en was bijna even belangrijk als Parijs. Nog steeds blijft het afgelegde dag gemiddelde laag, 43 km. Via Blois, Tours en Chatellerault bereikt het gezelschap op 19 juli het plaatsje Lusignan bij Poitiers.9 Hier wordt het gezelschap tot oponthoud gedwongen. Jan van Bergen is ernstig ziek. De span ning, de zorgen, de hitte, zijn nier kwaal en zijn nog steeds niet gene zen been zijn hem samen te veel. Men vindt onderdak in het kasteel van de graaf van Lusignan. 29 juli 1990. Van Ecouen naar Lusignan Zou het in 1566 ook zo warm ge-

Periodieken

De Waterschans | 1991 | | pagina 2