61
«1111
I* wmimsÊ
De Waterschans nr. 4 1991
onderwerpen. Ik heb ook een
boekje over een straat geschreven
die ik een keer vanuit de trein zag.
Daar was een buurtfeest gaande. Ik
heb over de stad geschreven, Het
Land van Steden. De stad, de
straat, de kroeg, de kermis, de
markten en over de mensen daar
heb ik geschreven. Dat zijn mijn
onderwerpen. Ik had een stuk of
vijf boeken klaar en ik dacht waar
zal ik aan beginnen? Ik heb toch
een hang naar het exotische, het
feestelijke, daar hou ik van. Ik her
innerde me de kermis van mijn
jeugd. Ik kom uit de Achterhoek,
uit Terwolde, een heel klein stadje,
de plaats waar ik geboren ben, te
midden van familie, ooms en tan
tes, neven en nichten èn mijn
grootvader die als het kermis wordt
heb toen contact met hem gezocht
en ben naar hem toegegaan in Ber
gen op Zoom. Het viel mij op, dat
hij niet erg mededeelzaam was. Als
ik hem wat vroeg over iets waar ik
niets van wist, ik zat met allerlei
vragen, dan zei hij: 'Dat komt later
wel.' Later begreep ik dat hij eigen
lijk mij niet wijzer wou maken dan
ik al was, want hij wou zelf zo graag
een boek over kermissen schrijven.
Hij heeft later ook wel geprobeerd
om met mij een soort afspraak te
maken. Dan zou hij bijvoorbeeld
het heden doen en ik het verleden
of omgekeerd. Toen heb ik hem
steeds gezegd: 'Meneer Quik, dat
is helemaal niet nodig.
Over kermis is niets en wat u kunt,
dat kan ik niet en omgekeerd. Wat
ik doe, dat zult u niet doen. Er is
'k(.>
If] s
Afb. 5. Foto van de kermisforograaf. Draaimolen. 1934. Collectie Ch. de Mooij
zijn kleinkinderen gaat fêteren en
in de carrousel stopt. De herinne
ring aan het feest zelf, die roes die
over dat stadje sloeg, omdat het
kermis werd. Alle mensen waren
aardig tegen je, die stopten je wat
toe, je kon er wat snoep van kopen
en zo. Dat was die roes en die her
innering aan dat feest. Ik vond dat
grandioos. Voor de rest van het
jaar had je ook wel zo nu en dan
een feest, verjaardagen. Kerstmis
en Pasen, maar die haalden het
niet bij die samengebalde feestelijk
heid, die opwinding van kermis.
Die was echt van iedereen. Die
herinering had ik dus meegeno
men. Ik vond dat feestelijke wel erg
leuk en toen zag ik een artikel van
meneer Quik in een blad voor
volkskunde. Ik kende hem niet. Ik
plaats voor ons tweeën en voor
nog veel meer. Dat hoeft niet'.
Maar hij was een beetje bang daar
voor. want hij was al oud en bo
vendien, hij was een verzamelaar
en die mensen hebben nooit ge
noeg. Die willen altijd nog meer en
die komen er niet toe om op een
gegeven moment te zeggen: met
wat ik nou heb. doe ik het maar.
Hij is kort daarop overleden en he
laas, dat boek van hem is er niet
gekomen. Ik had het hem graag
gegund. Maar goed, ik had dus dat
gesprek met meneer Quik en toen
kwam tijdens dat gesprek toevallig
Joop Keijzer binnen. Die moest
meneer Quik ergens voor hebben.
We maakten kennis en hij vroeg
wat ik deed en ik vertelde hem dat.
Toen begon hij te vertellen en ik
heb met rooie oren zitten luisteren.
Ik had geen recorder bij me. Ik had
zelfs eigenlijk nog niks meegeno
men om aantekeningen te maken.
Het was gewoon een kennisma
kingsgesprek. Ik zat te kauwen op
het onderwerp, zo van zal ik het
wel doen of zal ik het niet doen.
Kan ik het aan, is het iets wat ik in
mijn eentje kan en dan begint hij te
vertellen. Ik denk. ja, het is begon
nen. Het avontuur is begonnen. Ik
ben niet het type onderzoeker die
alle stappen vooruit zet. Voor mij is
het gewoon een leuk onderwerp
en ik wil er een leuk boek over
schrijven. Ik zie wel wat ik tegen
kom. Hoe ik het aan moet pakken,
weet ik ook nog niet. Dat komt ge
woon op bij de confrontatie met
het veld. Dus toen Joop Keijzer
dan verteld had en mij zo lekker
maakte voor dit onderwerp, het
was allemaal nieuw voor me, toen
dacht ik: ik ben begonnen.
Onderzoeksmethode
Er is wel wat aan literatuur over
kermis. Zo is er het boek van Maria
Keijzer over de Amsterdamse ker
mis in de negentiende eeuw en
hier en daar zijn er wel wat artike
len, maar niet echt veel. Wel in het
engelstalige gebied. Het is me va
ker opgevallen, dat de Engelsen
het gebied waarin ik geïnteresseerd
ben, wel beschreven hebben. Je
begint dus toch gewoon te verza
melen wat er is, wat erover ge
schreven is, dus primaire en secun
daire bronnen. Uiteraard ga je kij
ken, hoe het onderwerp eruit ziet,
wat ongeveer de structuur ervan is.
Dat moet groeien, dat gaat niet op
de eerste dag.
Ik ben ook geïnteresseerd in de ge
schiedenis van de kermis. Uit wel
ke constellatie is het afkomstig, hoe
heeft het zich ontwikkeld, waaruit
is het ontstaan? Wat gaat er met
het vermaak gebeuren, wat gaat er
met de handel gebeuren, waarbij
de kermis aanvankelijk eigenlijk al
leen maar de franje is? Ik interes
seer me voor het instituut kermis
als zodanig: waar het vandaan
komt, hoe het zich ontwikkeld
heeft, hoe het door de mensen
wordt gedragen, hoe dierbaar het
hun is. Ik heb dus niet zomaar één
vraag in gedachte. Ik probeer het
verschijnsel in zijn breedheid te vat
ten. Zeker in dit boek. Als er al
veertig boeken over waren, dan
had ik wel wat anders opgezocht.
Ik wilde dus wel een breed opge
zette studie doen en alle facetten
die me interesseerden, erin voor
De Waterschans nr. 4 1991
jSmIÜSis'
Afb. 6. Kermis in Bergen op Zoom. Fons Gieles
laten komen. Ik wist van te voren
nog niet welke. Maar je kijkt ge
woon: wat zijn de bronnen. Uiter
aard alles wat erover geschreven
is, voor zover je dat dan gebruiken
kunt in onze taal of in andere talen.
En natuurlijk zijn de kermismensen
van nu ook een bron. Ik heb me
verbaasd over wat een zicht die
hebben op hun eigen geschiedenis.
De vraag bijvoorbeeld: 'De hoe
veelste generatie in de kermis bent
U eigenlijk?' Die vraag werd
prompt beantwoord. En niet alleen
vanaf de eerste generatie, dat
kwam niet zoveel voor, de tweede
ook niet, maar derde generaties of
vierde, vijfde. Dat kunnen ze alle
maal precies vertellen. Bij de adel
zie je dat ook. Naast de ker
mismensen als bron en de geschie
denis, wil ik ook de situatie nu on
derzoeken. Dat kan ik doen door
te kijken waar nu eigenlijk kermis
gehouden wordt in Nederland. Is
daar een lijst van, kan ik daar een
kaart van tekenen bij wijze van
spreken? Ook, wat voor attracties
zijn er nu allemaal? Hoeveel cake
walks, hoeveel carrousels zijn er?
Ik gebruik dus eigenlijk allerlei in
valshoeken. Overal waar ik de vin
ger op kan leggen en wat ik een
beetje in mijn eentje kan doen,
daarvan wil ik weten hoe dat in el
kaar zit. Als ik weet waar de kermis
wordt gehouden, wil ik ook weten,
hoe ze die organiseren. Wordt er
verpacht en waar wordt er ver
pacht? Dan wil ik daarbij zijn, dan
wil ik zien hoe dat gebeurt. Ik ben
ontzettend nieuwsgierig en ik wil
allerlei facetten van die kermis zien
en proeven en er met mensen over
praten. Ik wil het ruiken en ook zelf
op de kermis rondlopen. In het
derde deel van mijn boek worden
er drie of vijf kermissen beschre
ven. Ik ben lang zitten aarzelen. In
ieder geval moesten er de grootste
kermissen van Nederland bij zitten.
In de kop van Noord-Holland heb
ik een kleine dorpskermis geno
men. Ook de geschiedenis van de
jaarmarkten vind ik interessant,
omdat daar ook altijd kermis op
staat, daar neem ik Zuid-Laren
voor en natuurlijk bespreek ik de
kermis in mijn geboorteplaats. Dan
ga ik terug in de tijd. Dat is de ver
loren tijd opzoeken. Tenslotte heb
ik er eentje in Zuid-Limburg uitge
kozen. Ik heb wel eens mensen ge
vraagd, hoe dat zit in Zuid-
Limburg. Is er een kermis die voor
mij interessant is. Daar kreeg ik niet
zoveel respons op. Toen heb ik in
de Kermiswijzer van de NKB, de
Nederlandse Kermisbond, zitten
kijken. Daar worden al de kermis
sen op plaatsnaam genoemd. Ook
de tijden waarop ze beginnen, hoe
veel dagen dat ze duren en het
aantal inwoners van de gemeenten
wordt erin genoemd. Ik heb geke
ken, wat ik erin over Zuid-Limburg
kon vinden. Toen kwam ik ineens
de Bernarduskermis in Ubachsberg
tegen. Ondertussen wist ik wel hoe
kermis en kerkmis ontstaan was.
Ze hebben er daar trouwens drie in
het jaar. Deze was niet de grootste.
De andere twee zijn groter. Ik heb
toen eerst de Hoogmis bijge
woond. Ik vond dat schitterend,
want toen preekte de pastoor. Die
bracht de mensen nog even bij,
hoe kermis nu eigenlijk ontstaan
was. De H. Bernardus, die eigen
lijk in een nis in de kerk staat, was
voor die gelegenheid uit zijn nis ge
haald, afgestoft en op een voetstuk
gezet in het middengangpad met
bloemen ervoor. Daar zag je dus
bijna 1000 jaar later, de hele oor
sprong van de kermis. Zo heb ik
dus kermissen in de breedte naar
alle kanten met allerlei methoden
onderzocht. Ik heb ook in archie-