Belevenissen van
een kermisdochter
66
67
Helena Roels over haar jeugd en leven met de kermis.
De Waterschans nr. 4 1991
Inleiding'
Wie de rijpe leeftijd van zesenze
ventig jaren bereikt heeft mag te
rugzien. Terugzien op wat voorbij
is, wat waarde had. In het geval
van Helena Roels betekende dat
vooral stilstaan bij de herinnerin
gen die ze heeft aan de jaren dat ze
als jong meisje het kermisleven van
nabij meemaakte.
Ze beleefde het 'overwinteren' in
Bergen op Zoom, het begin van elk
nieuw kermisseizoen, het reizen en
trekken en het verblijf op een groot
aantal standplaatsen in de jaren
tussen de eerste en de tweede we
reldoorlog. Een boeiend stuk 'oral
history', opgetekend en bewerkt
door Nic. Grosfeld.
De familie Roels in kermisza-
ken
Vader Hendrik Roels werd gebo
ren op 17 april 1869. Ver voor het
uitbreken van de eerste wereldoor
log trok hij met een poppen- en
speelgoedkraam naar kermissen.
Zijn dochter Helena, geboren in
1915, herinnert zich nog, dat haar
zesjarige zusje in die kraam bij het
speelgoed moest staan. Op een
stoofje, om de zaken te kunnen
overzien. Al vóór 1914 werd een
schitterende draaimolen aange
schaft, die werd voortbewogen
door een paard. Met verlichting
door spirituslampen en als grote at
tractie een prachtige olifant. Een
Wellershaus-draaiorgel zorgde
voor de muziek, gedraaid door drie
draaiers, die elkaar aflosten op
drukke dagen. Nog klinkt verba
zing in de stem van Helena Roels,
als ze over de slimheid van het
paard praat: 'dat paard was zó
mafgerend, dat wist precies, als de
bel een keer ging, dan moest hij
rond gaan lopen. En als je twee
keer belde dan moest hij stoppen'.
De kermiszaken gingen goed. Kort
na de oorlog werden een zweef
molen, een nieuwe draaimolen en
een luchtschommel aangeschaft.
Het gezin woonde toen nog in de
Boutershemstraat. Vandaaruit
werden in voorjaar en zomer de
kermissen afgereisd.
Vrachtwagens voor het transport
van al dat materiaal waren toen
Afb. 1. Helena Roels met haar man Macintosh.
nog niet beschikbaar. Dat beteken
de dat vanuit Bergen op Zoom ge
reisd werd per schuit, die dan aan
legde in de haven die het dichtst bij
de eerste standplaats gelegen was.
Vooral het laden en lossen van de
zware en kostbare stukken herin
nert Helena zich als een heel kar
wei. Alleen kleine takeltjes konden
dat werk wat lichter maken.
Aangekomen op de plaats van be
stemming werd er gelost, waarna
alles per handkar naar het ker
misterrein moest worden gebracht.
Dat betekende dus vele malen op
en neer sjouwen over vaak grote
afstanden.
In die jaren had Ossendrecht een
haventje aan de Westerschelde.
Daar aangekomen moest de af
stand naar het kermisterrein, het
dorpsplein van Ossendrecht, op 'n
afstand van zo'n 3 kilometer, heel
wat keren worden afgelegd. Dat
zware, inspannende werk is een
vast punt in de herinnering van
Helena Roels. Eigenlijk altijd moest
er hard gewerkt worden. Ontspan
ning bood alleen de reis per schuit,
al was daarbij van comfort geen
sprake. Die schuit behoorde toe
aan Nieuwenhuizen, afkomstig uit
Rotterdam. In de winter vervoerde
hij er uien en aardappelen mee, in
het kermisseizoen de attracties van
de familie Roels. Waaronder ken
nelijk een van de jonge dochters,
waarmee hij trouwde. Door de
Spaanse griep getroffen stierf hij in
1918, op de leeftijd van drieender
tig jaar.
Gelukkig bleef deze vertrouwde
transportmogelijkheid voor Roels
bewaard. De schippersknecht nam
schip en klientèle over. Helena
herinnert zich die reizen als heel
plezierig, hoewel er weinig leef
ruimte rondom het petroleumstel
overbleef en de kinderen met een
touw om hun middel aan de mast
werden gebonden om te voorko
men dat ze overboord zouden val
len.
Waren er plaatsen gepacht op ker
missen in de buurt van de eerste
standplaats, dan werd het paard
van de draaimolebn voor de 'cabi-
on' gespannen, een soort huifkar
waarin alleen voor de kleine kinde
ren plaats over was. De rest liep
met het draaiorgel op een speciaal
driewielig wagentje, dat gekoppeld
was aan de huifkar. Eén wiel voor
aan maakte dat driewielertje
De Waterschans nr. 4 1991
Afb. 2. Vader Roels en 4 zonen. Origineel in de verzameling van P. v.d. Vorst
bestuurbaar. Dat was belangrijk,
omdat het orgel wel het kost
baarste en kwetsbaarste stuk van
de draaimolen was. Het begelei
den, sturen en duwen van deze
driewieler was het werk van de
eigen grotere kinderen en het ge
huurde personeel.
Zorgen in de winter
Wanneer met de najaarskermis in
Bergen op Zoom het seizoen was
afgesloten, bleef de zorg voor een
gezin met uiteindelijk dertien kin
deren. Met het opknappen en het
onderhoud van de drie kermisat
tracties ging hel wat tijd heen.
Daarnaast moest 'het brood op de
plank' ook nog verdiend worden.
Niet alle kinderen bleven overigens
thuis en in de zaken werken. Een
broer van Helena begon een bril
lenwinkel in België, een andere
broer ging in dienst van J.W. Jan
vier werken in de stoomcarrousel.
Daartegenover stond dan weer dat
de echtgenoot van een van de
dochters, die 'electriciteit had ge
leerd' bij vader Roels kwam wer
ken.
Voor al die monden moest natuur
lijk in de winter óók verdiend wor
den en dus trok vader Roels langs
de boeren van het eiland Tholen
met zijn hondekar vol 'agosie' om
'er de kost bij te verdienen'. Van
stopnaalden tot scheerkwasten,
voor al dit soort artikelen vond hij
bij hen een willig koperspubliek dat
bediening aan huis kennelijk op
prijs stelde. In zo'n winterperiode
bezocht hij elk adres twee a drie
keer. Daarvoor vertrok hij 's mor
gens om zes uur uit Bergen op
Zoom, voorzien van een flinke sta
pel boterhammen, die hij vaak on
aangeroerd weer mee naar huis
bracht. Hij werd namelijk dikwijls
aan tafel uitgenodigd en maakte
daar dankbaar gebruik van, zeker
ook omdat hij herhaaldelijk het
plezier wilde beleven van dochters,
die dachten een pak echte Zeeuw
se boterhammen te krijgen, en
daar met elkaar over kibbelden,
terwijl het Bergse 'botterammen'
waren.
Afstanden lopen blijkt gezond. De
vele kilometers hebben vader
Roels geholpen om 92 jaar oud te
worden. En nooit gebruikte hij de
hondekar als vervoermiddel voor
zichzelf. Op deze manier werd toch
wat bijverdiend. Dat was nodig,
want Helena herinnert zich, dat
tien ritten in die tijd een kwartje
kostten. Ze zegt: 'Nou. dat kunt u
wel nakijken. Eer 't er alles van af
ging, die mannen die dat orgel
draaiden, en dat paard!' Veel bleef
er dus niet over van de verdiensten
in het kermisseizoen. Dat verklaart
ook de jaarlijkse gang van vader
Roels naar de Amsterdamse Bank
in de Engelsestraat om geld te le
nen voor de verpachtingen. Nooit
is hij van het idee afgekomen, dat
dat een vorm van bedelen was, al
bracht hij het geleende altijd keurig
weer terug. Misschien verklaart
ook dat wel zijn harde werken in de
wintermaanden.
In de jaren '20 werd een groter be
roep op de bank gedaan. Er wer
den twee huizen met een pakhuis
en groot voorterrein gebouwd aan
de Antwerpsestraat, iets voorbij
Café Willemse en voor de Stalen-
brug. De huizen werden verhuurd,
op het terrein stonden in de winter
maanden de woonwagens, in het
pakhuis de kermisattracties.
Over kermis en pachtprijzen
Het seizoen begon elk jaar met
'Potjeskermis'. Voor de familie
Roels betekende dat het opstellen
van de draaimolen op het eigen
terrein aan de Antwerpsestraat. In
de Jordaan, aan de Westkant van
de Antwerpsestraat, stonden dan
nog de zweefmolen van Vale, een
oliebollenkraam en wat kleinere
tentjes. Helena Roels kan zich de
herkomst van de naam 'Potjesker
mis' ook niet herinneren. Daarna
was de Bergse voorjaarskermis
toch ook een soort thuiswedstrijd.
Dan volgden Steenbergen, Halste
ren, Lepelstraat, Ossendrecht,
Kruiningen, Heeswijk, Dinther en
Berlicum, Tilburg, Prinsenhage,
Vlissingen, Middelburg en enkele
kleinere dorpen in Beveland. Dan
Oud-Vossemeer, Scherpenisse en
Goes. Sluitstuk van het seizoen
was meestal de najaarskermis in
Bergen op Zoom. Een enkele maal
werd ook Den Haag aangedaan,
maar alleen bij bijzondere gelegen
heden. De bezochte kermisplaat-
sen lagen dus bijna allemaal in Bra
bant en Zeeland.
Zoals hiervoor verteld, de grotere
afstanden werden lang per schip
afgelegd. In de jaren '30 werd een
vrachtwagen aangeschaft bij de
Fordgarage in Bergen op Zoom.
'De garage was er nog het beste
mee', vertelde Helena, 'die oude
vrachtwagen ging telkens kapot.
Dan ston je onderweg. Ze gebruik
ten zoveel water, dan kookte dat
en kwam de stoom er uit. En dan
maar kijken of er ergens een sloot
was en bijvullen met slootwater'.
Op het laatst werd het te erg. Va
der Roels zei: 'Ik ga bij Diepen een
nieuwe vrachtwagen halen'. En dat
gebeurde.
Voor elke kermis moest worden in
geschreven. Helena herinnert zich
die belangrijke gebeurtenissen nog
goed. 'Mijn vader kon niet lezen of
niet schrijven. Als hij naar de ver
pachting ging, dan zette hij een
rondje, dat was de draaimolen, dat
kon hij tekenen. En hij kon cijfers
zetten hé, het bedrag. En dan zette
hij voor de zweefmolen een rondje
met een puntje. Een fietsmolentje
was twee rondjes in elkaar. Nou
hadden wij zelf geen fietsmolen,
maar dat was ook een kinderzaak
je. Dan de luchtschommel. dat was
zo'n figuur. Niet een vierkant,