68 69 De Waterschans nr. 4 1991 maar een langwerpig figuur. Dat was de schommel. Hij ging altijd zelf naar de verpachtingen en kwam dan thuis met al die getallen eronder. Want dat kon hij wel, ge tallen. Maar hij kon niet lezen of schrijven. En toch heeft hij het ver gebracht, vind ik. Maar makkelijk was hij niet. Hij was een echte za kenman, die zich niet in een hoek liet duwen, nergens. En hij was goed voor het personeel, zonder met zich te laten spelen'. Toch blijken er wel kermissen te zijn geweest waarvoor inschrijven voor de verpachting niet nodig was. 'Helemaal voor niks' stond Roels met zijn draaimolen jaren lang in Heeswijk, Dinther en Berli- cum. Jaarlijks werd hij daar voor de kermis feestelijk ingehaald en kreeg nog geld toe. Vele jeugd vriendschappen maakten het ver blijf daar tot een feest voor de klei ne Helena. Van sociale scheidslij nen tussen kermisklanten en ker misbezoekers was daar geen spra ke. Op het kermisvolk werd daar niet neergekeken, zoals dat wel ge beurde in andere plaatsen. De ver klaring hiervoor zal wel liggen in het feit, dat de plaatselijke wethou der, tevens eigenaar van een café, mandenmakerij en slagerij, de or ganisatie in handen had. Na deze kermis volgde de grote kermis van Tilburg, een kermis waar hoge pachtprijzen moesten worden betaald, maar waar de op brengsten ook hoog waren. 'Een spaarpotje voor de winter' noemt Helena Roels het. Soms werd er na de najaarskermis in Bergen op Zoom toch nog een reis gemaakt naar Goes. Met de zweefmolen werden dan de 'Toon- dagen' in november bezocht. Er werd al heel wat kou geleden. He lena herinnert zich haar gedachte: 'Hoe komen die mensen nou in zo'n kouwe molen?' Maar ook hier ging de kost voor baat uit en werd er, met het drukke bezoek uit de dorpen rondom Goes aan deze kermis, toch weer 'een boterham verdiend'. En daar ging het om, zo vlak voor de winterrust. Herinneringen aan het leven op de kermis In Bergen op Zoom speelden de kermissen van het voor- en najaar zich af op de Grote Markt en de Vischmarkt. Op dat laatste plein stond toen nog de Vishal, omge ven door lindebomen. Omdat de staanplaatsen op de Grote Markt altijd duurder waren, pachtte vader Roels vaak de staanplaatsen links en recht, van de Vishal. Bijna altijd stond de draaimolen opgesteld op de hoek tegenover de Kre- merstraat, de zweefmolen op de hoek tegenover de Nieuwstraat en bakker Loose. Op de Grote Markt werden ook wel plaatsen gepacht wanneer de belangstelling voor de Bergse kermis van buiten de stad de pachtprijzen dragelijk maakten. Vader Roels was goed bekend bij de Bergenaren en wist dat hij ook ken van kraanaansluitingen moest water worden gehaald. Werk voor de kinderen, dat Heiena's moeder graag aan haar overliet. En deze kwieke en spraakzame dochter slaagde er altijd in voor de duur van de kermis water te mogen ha len, zoals bij Stadhouders, of de winkel daartegenover. Met wat rit- tenkaarten van vader was een kop thee bij dat waterhalen al gauw in begrepen. Zo onststonden er vaste vriendschappen. Afb. 3. Aeroplane carousel van H. Roels. Foto: Gemeente-archief Bergen op Zoom. op de Vischmarkt zijn kostje ver dienen kon. Lieten de prijzen het toe, dan werd standplaats gekozen op de Grote Markt, tegenover 'de Boud Stad houders' of op de hoek. tegenover Hotel de Draak en de kerk van de H. Maagd. Tussen beide ker mispleinen trokken de bezoekers heen en weer. De familie Roels was bij velen bekend. Nog hoort Helena vaak van oudere Bergena ren: 'Ik zie jou nóg staan mee oew taske aan'. Ze bewaart er dierbare herinneringen aan. Bij het ontbre- In die jaren waren de sanitaire voorzieningen voor de kermissen 'een bron van aanhoudende zorg'. In Bergen op Zoom werden 'ton- nekes met een deksel' verstrekt te gen betaling van f .10 vooraf en 30 ets voor iedere omruil. Dit 'Toete- roet'-systeem was al een hele ver betering. Op de dorpen moest men zich behelpen met een oude zinken wasketel die in kwade reuk stond, hoezeer moeder Roels ook pro beerde met carbol het probleem te bestrijden. Wanneer die ketel ge leegd moest worden werd het per- De Waterschans nr. 4 1991 soneel ingeschakeld en de inhoud in een sloot gekieperd. 'Nou zou dat niet meer kunnen', zegt Hele na, 'met het milieu. Maar zo was toen het leven'. Koken kon men toen in de woon wagens alleen op petroleumstel len. Petroleumlampen zorgden ook voor het nodige licht. Hoe ge vaarlijk dat was, realiseert Helena zich pas later. Zo vertelt ze, dat de was op een vierpits petroleumstel werd opgezet, 's avonds, en de volgende morgen dan gekookt er vanaf werd gehaald. Wat had er al niet kunnen gebeuren, met al dat brandbare materiaal in de buurt? In een grote wastobbe, met de hulp van een plank waarop geschrobd werd, werd dan de was gedaan. Drogen kon je in Bergen op Zoom niet aan buitenwaslijnen. Daarom werden in een open pakwagen door vader Roels wat waslijnen gespannen. Op de dorpen wist He lena altijd wel een waslijn te vinden die ze mocht gebruiken. Ook het bewaren van voedsel was in die tijd een probleem. 'Toen waren er geen ijskasten. De boter was, als het warm was, net water. De melk zetten we in emmers water. Brood, als we dat voor het weekeinde moesten halen, draaiden we in vochtige handdoeken, dan bleef het vers hé'. Vanaf haar veertiende jaar heeft Helena Roels dit kermisleven mee beleefd. Ze bewaarde er de beste herinneringen aan, al was het toch een bestaan van hard en zwaar werken, ook voor de kinderen. Naast het huishoudelijke werk moest meegeholpen worden in de draaimolen en de zweefmolen. Vanaf de opening, 's middags om twee uur, tot twaalf uur 's nachts. Of later, als er afgebroken moest worden. Slapen was er dan niet bij. De kostbare beschilderde panelen van de molens moesten in zeildoek worden gewikkeld en in kosten worden opgestapeld. Mooi werk voor jonge handen. Daarom zal Helena kleine rustpauzes, zoals een later openingsuur op Zondag in Bergen op Zoom niet erg gevon den werd. Dan werd het vier uur, omdat eerst het Lof in de kerk 'uit' moest zijn. In Zeeland, waar de zondagsrust veel strenger werd nageleefd, bleef de kermis op zondag dicht. Dat waren dan korte momenten van rust in een druk en zwaar bestaan, waarin vader Roels zijn kinderen volledig inschakelde. Zeker ook omdat personeel voor de ker- mismensen altijd een probleem was. Ze konden er moeilijk buiten, maar het gaf een hoop zorgen. He lena Roels: 'Het personeel - 't is niet mooi dat ik het zeg - vroeger gingen er geen nette mensen mee als personeel, want dan had je meest zwervers en leeglopers. Want een net mens ging niet op de kermis werken. Ik beken het eer lijk'. Kermis en onderwijs De herinneringen van Helena Roels op dit terrein roepen een bij zonder beeld op. Van haar geboor te tot haar zevende levensjaar reis de ze met de kermis mee, Brabant en Zeeland door. De leerplichtige leeftijd bracht de noodzaak om ook in elke standplaats de school te be zoeken. Haar moeder bracht haar er heen. Twee jaren volgde ze zo een wel heel versnipperd lager on derwijs. Ze vertelt daar zelf zó over: 'Nou, in die dorpen ging mijn moe der met me naar de school. Op het laatst kenden ze me. Ik heb dat maar twee jaar gedaan, want toen werd ik zeven. Ik was toen nog maar een upke, toen ik zo naar die scholen ging. Een van de kinderen van Zwanenberg uit Oss woonde ook in Heeswijk en ging ook naar school. Ze heette Wille Zwanen berg, ze zal net zo oud zijn als ik, of een beetje jonger. Die dacht dat ik iets bijzonders was en nam mij mee naar d'r huis, een prachtige grote villa. Daar was ik helemaal weg van. Toen ik zeven werd moest ik ook 's winters hier in Bergen op Zoom naar school, maar veel leren deed ik op die manier niet. 's Zo mers telkens op andere plekken en 's winters in Bergen. Toen zei m'n vader, na zo eens gepraat te heb ben, want ik was de jongste van dertien kinderen: 'We zullen ze maar naar een kostschool doen'. Toen ben ik naar kostschool ge gaan bij Oegstgeest, bij 'Huize Duinze', voor twee jaar, want die school was ontzettend duur. Het was een zusterschool, een echte kostschool. Er zaten allemaal kin deren van zakenlui. Ik heb de na men nog wel onthouden. Jetje Vreeburg, die hadden thuis een slagerij, Miesje Kinneginne uit Schiedam en een meisje, waar ze een schoenenzaak hadden op de Prinsengracht 87 in Amsterdam. Allemaal kinderen van goede lui. Wij waren eigenlijk niet deftig, ker misvolk hé? In die jaren, tussen je zevende en je veertiende miste je toch wel liefde. Je hebt nooit geen ouderliefde gekend hé? Eigenlijk hadden m'n ouders geen tijd voor ons in die jaren. Zo kregen de kin deren in de zomer, dat was vooral die deftige school in Oegstgeest, el ke tweede en vierde zondag van de maand bezoek. We hadden dan van die grote witte schorten aan, die waren heel duur en die moesten we kopen, daarom kon den mijn ouders dat niet betalen. Maar als dan de ouders van die meisjes kwamen dan mocht ik al tijd mee, kregen wij ook snoepjes. Die hadden meelij met me. Maar als het dan vacantie was, vroeger vier weken, dan gingen al die kinderen weg en moest ik daar Afb. 4. 's Winters voerde men de Franse scène op.

Periodieken

De Waterschans | 1991 | | pagina 7