60 01 gevonden glazen drinkgerei be staan uit de kleine 'maigeleins' (afb. 19.5) en drinkbekers (afb. 19.6). Dit groengekleurde, vrij dikwandige in Duitsland gemaakte glaswerk komt nog uit de restvul- ling van de oudste kuil en dateert uit het einde van de 15de tot het begin van de 16de eeuw. Een ander vroeg 16de eeuws type drinkglas uit Duitsland is de nop penbeker (afb. 16.7). Deze heeft een uitgeknepen voetje, een met noppen (van aangebrachte glas pasta) versierde stam en een wijde trechtervormige cuppa. In de 17de eeuw komt ook in Ne derland, onder invloed van het Ve- netiaanse glas, een eigen glaspro- duktie op gang. Vooral bij de drinkbekers, van kleurloos glas vervaardigd, ontstaat een grote va riatie. Voorbeelden zijn de ongede coreerde bierbeker (afb. 19.8), de beker met netpatroon (afb. 19.9) en het kleine bekertje op blauwe braamnopjes (afb. 19.10). Vanaf het einde van de 17de eeuw ko men ook bekers met oren voor (afb.19.11). Een heel bijzonder type drinkbeker is de zogenaamde kometenbeker, waarvan een bodemfragment werd gevonden (afb. 19.12). De wanden van dergelijke steile bekers zijn aan de voet versierd met naar rechts draaiende golven de glasdraden die eindigen in een soort klauwtje. De draden zijn vaak afwisselend wit en blauw gekleurd. Deze versieringen stellen komeet- jes voor en werden geïnspireerd door de periodieke verschijning van kometen (bijvoorbeeld de ko meet van Halley) aan de nachtelij ke hemel. Het fragment dateert waarschijnlijk uit de 17de eeuw.9 Uit de traditie van het groene Waldglas zoals het noppenglas en de daaraan verwante Berkemeier ontwikkelt zich in de 17de eeuw de roemer met de veel bollere kelk. Merkwaardig genoeg zijn van dit zeer veel voorkomende glas slechts twee exemplaren bekend uit de af- valkuil. Een ervan, uit maar enkele frag menten te reconstrueren, is echter wel een heel bijzondere (afb. 19.13). De groen gekleurde roemer heeft een voet van gewonden draadglas, een hoge stam met noppenversie ring en een bolvormige cuppa. De hoogte van het glas wordt ge schat op circa 20 centimeter; de monddiameter bedraagt 11,5(1) centimeter. Het gaat hier niet zomaar om een drinkglas, maar om een groot sierglas dat waarschijnlijk voor een speciale gelegenheid werd ge maakt. Op de cuppa is met een dia- mantstift een tekening en een tekst gegraveerd, waar helaas maar een paar fragmentjes van resteren. Een van de tekstdelen luidt; '..prinse van Orangien heeft het.. ..verdrieten al heeft hij conin(ck).. ..(me)nichmael hooren schieten..'. De bijbehorende voorstelling be vond zich waarschijnlijk in een gro te ronde cartouche. Tot op heden is het niet gelukt de complete tekst te ontraadselen. De roemer da teert, zoals het meeste in Neder land bekende glas met diamantgra vures, uit de tweede helft van de 17de eeuw.10 Blanke kelkglazen van het hier af gebeelde type (afb. 19.14) zijn door minstens 15 exemplaren vertegen woordigd. Ze dateren uit de late 17de of het begin van de 18de eeuw, en tonen een beginnende voorkeur van de bewoners aan voor een uniformiteit in het tafel goed, iets wat we ook konden zien bij de witte faience eetborden. Uit de 18de eeuw dateert het Bo heemse drinkglas (afb. 19.15). De ze zware kwaliteit loodglas kwam steeds meer in de mode, ten koste van het dunne glaswerk. Het glas is versierd met de voorstelling van een kasteel tussen bloemranken. Deze werd aangebracht met een slijptol in plaats van een stift en lijkt daardoor erg bibberig en primitief. In de afvalkuil werden fragmenten van ongeveer 25 flessen gevon den. Een ervan (afb. 19.16) had een oor en kan daarom beter als schenkkaraf (voor alcoholische drank) aangeduid worden. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw kwamen de dikwandige fles sen van groen tot zwartgroen glas in gebruik (afb. 19.17). Ze werden gebruikt voor het bewaren van wijn. De grote platte ovalen fles (afb. 19.18) diende echter voor het vervoer van Spawater, dat sinds de 17de eeuw overal in Europa geïm porteerd werd. Deze flessen wer den omvlochten met stro en af gesloten met een kurk.11 Het kleine groene zeskantige en het ronde flesje (afb. 19.19) waren waarschijnlijk bedoeld voor medi cijnen. Voor een geheel ander doel bestemd was het pisglas of urinaal (afb. 19.21). Alleen de rand is be waard. Het doorzichtige en flinter dun gemaakte glas diende om de urine tegen het licht te bestuderen op onrechtmatigheden. Een 'arts' gebruikte het bij het stellen van een diagnose. Gelet op de toenmalige bewoners is het glas te dateren in het midden van de 17de eeuw.12 De rand- en bodemfragmenten van afb. 19.20 zijn afkomstig van een zogenaamd kopglas, dat is een glas waarmee aderlatingen uitge voerd werden. Een dergelijk glas werd verhit en De Waterschans nr. 3 1992 Afb. 18: Bodemvondsten uit de Batanche: beschilderde faience. Tekeningen: Marco Vermunt, Bastiaan Warmoeskerken. 1 De Waterschans nr. 3 1992 Afb. 19: Bodemvondsten uit de Balanche: porselein, witbakkend aardewerk en glas. Tekeningen: Marco Vermunt, Bastiaan Warmoeskerken

Periodieken

De Waterschans | 1992 | | pagina 11