De Waterschans nr. 2 1993 drost, dat Bergen op Zoom pas vier soldaten had geleverd, vier van de 37. Er was niet aan vrijwilli gers te komen. Andere plaatsen worstelden er evenzeer mee.11' De conscriptie stond voor de deur. Wezen onder de wapenen Al zoekend naar wegen om het le ger uit te breiden zonder loting kwam de koning op de gedachte, om weesjongens te recruteren. Dat gaf de nodige consternatie. Dit had men van 'Lamme Louis' (de ko ning liep wat mank) niet verwacht. De koning hoopte het leger zo met 5.000 man te versterken en leerlin gen te krijgen voor zijn militaire kweekscholen te Honselersdijk en Utrecht. Ook aan Bergen op Zoom was zo'n kweekschool toegezegd, onder te brengen in het Markiezen hof. Verschillende weeshuisregenten verzetten zich tegen het plan van Zijne Majesteit en in Amsterdam en Rotterdam deden zich schrijnende tonelen voor bij het wegvoeren van de in aanmerking komende wees jongens.53 In het archief van Ber gen op Zoom is geen spoor van verzet te vinden. Nu deed zich hier het probleem voor, dat de wezen in Den Bosch verbleven. Op 6 oktober schreef de burge meester van Den Bosch dat er on der de katholieke wezen van Ber gen op Zoom vier jongens waren, die aan de eisen voldeden en hij geeft meteen hun namen door. Hij voegde er nog aan toe, dat de re entering een welkome verlichting was voor het weeshuis. Burge meester Vermeulen machtigde zijn collega in 's Hertogenbosch de vier jongelingen naar het 'etablissement der koninklijke kwekelingen' te stu ren.55 Dat is er niet meer van ge komen, want op 5 november liet de landdrost weten dat de Bergse armen en weeskinderen terug naar Bergen mochten.56 Daar hoorden ook de vier toekomstige kwekelin gen bij, want ze moesten nog een uittreksel uit het doopregister heb ben om te bewijzen dat ze 16 jaar of ouder waren. Bij de gerefor meerde weeskinderen waren zes jongen tussen de 16 en 20 jaar. Die hadden wel een doopextract en waren daarom door de Bossche burgemeester al naar Utrecht gestuurd.'7 De Gewapende Burgermacht De schutterijen ontsnapten al evenmin aan de reorganisatiegolf van de Franse tijd. Lodewijk zag er in navolging van zijn keizerlijke broer een middel in tot versterking van de defensie. Zijn reorganisatie bestond dan ook vooral in uitbrei ding. Alle valide mannen waren verplicht in de schutterij te dienen. Natuurlijk waren er uitzonderingen en even natuurlijk waren er velen die meenden daaronder te vallen. De gewapende burgermacht mocht alleen worden opgeroepen om de eigen stad te helpen verde digen. In een Koninklijk Besluit van 4 augustus 1809 voerde Lodewijk een reorganisatie van de schutterij door in twaalf steden, onder meer Bergen op Zoom, Breda, Steen bergen, Willemstad en 's Herto genbosch. Het K B. bepaalde uit drukkelijk, dat de gewapende bur germacht 'nergens elders' mocht worden gebruikt. Het uniform zou bestaan uit een blauwe jas met ro de epauletten en onderschei dingstekenen 'in goud'.53 Een K B. van 10 augustus regelde de benoemingen: de landdrost be noemde de officieren, de burge meester de onder-officieren.r,l) Bergen op Zoom moest vier com pagnieën vormen van elk 104 man zonder de officieren. Verder dien de elke compagnie enige vrijwilli gers te leveren voor een elitecorps. 'De leden van dit corps zullen zich, ten hunnen eigen kosten moeten uitrusten', heette het verder. Uit het elitecorps zou weer een corps cavallerie worden geformeerd. Va catures in de campagnieën als ge volg van de formatie van het elite corps moesten zo spoedig mogelijk worden aangevuld. Dit karwei liep vlotter dan de wer ving van vrijwilligers voor het leger. Reeds 21 augustus had de burge meester 416 gewapende burgers bijeen. Op 6 september waren alle officieren bekend en ook de com mandant. Dat was luitenant kolo nel C.W. Verduyn.61 Iets eerder had Vermeulen laten waten dat tij dens de staat van beleg onder officieren en leden van de schutte rij vijftien stuivers per dag zouden krijgen, maar geen levensmiddelen of logement. Als ze gewond raak ten hadden ze recht op opname in een militair hospitaal. Een ander hospitaal had Bergen toen niet. Of ficieren ontvingen tijdens de staat van beleg aan soldij een bedrag dat gelijk was aan dat van de officieren der infanterie van ligne. Op één na hadden alle officieren ervaring als zodanig.63 Een wat vermakelijk incident deed zich voor in de nacht van 30 op 31 augustus. Een onder-officier van de schutterij had zich schuldig ge maakt aan plichtsverzuim en was daarom opgesloten in het stadhuis in de 'kamer van discipline'. De vrouw van de concierge Court had hem evenwel weer laten gaan. Verduyn vroeg de burgemeester om een onderzoek. Drie weken la ter deelde de burgemeester zijn be vindingen mee. Hij verklaarde de conciërge en diens vrouw onschul dig. Het bewaken van gevangenen behoorde niet tot hun taak. Als de schutterij iemand wilde opsluiten, diende ze die zelf te doen bewaken door een gewapend persoon. Dan kon tevens worden belet, dat er te veel kennissen met veel drank op bezoek kwamen.63 Overigens heeft de gewapende burgermacht blijkbaar goed vol daan. Zelfs De Mellet sprak zijn waardering uit in een brief van 27 augustus 1809 aan Verduyn, waarin hij de burgermacht dankte voor de betoonde oplettendheid en de trouwe dienst. Hij zou dit rapporteren aan Zijne Majesteit en aan de minister van oorlog. Hij machtige Verduyn om de bur gemeester van dit alles in kennis te stellen.64 De koning had al in juni 2.000 gul den gegeven aan de burgermacht als blijk van dank voor de diensten van de schutterij tijdens het ko ninklijk bezoek. Nu vroeg Verduyn dat geld te mogen gebruiken voor de aankoop van 400 driekantige steken en distinctieven. Het stads bestuur vond het best, maar het bedrag bleek niet toereikend. Een verzoek om aanvullende subsidie hield het stadsbestuur in beraad.65 Op een gegeven moment was de gewapende burgermacht ongewa pend. De goeverneur kon niet hel pen 'uit hoofd van de divisi welke uit Duitschland is geariveerd'. Waarschijnlijk is. dat die terugge keerde divisie aanvulling van haar wapens nodig had. Maar een week later al schreef Vermeulen aan Verduyn, dat een vertrek van het stadhuis in gebruik was als opslag plaats voor wapens en munitie van de gewapende burgermacht. De burgemeester vroeg, dat spul er gens anders te bergen. Misschien dacht hij aan de ramp van Leiden, ruim twee jaar eerder, waar op 12 januari 1807 een schip met 37.000 pond kruit in de lucht vloog en vele doden te betreuren waren, afge- De Waterschans nr. 2 1 993 zien nog van de 500 verwoeste huizen. Verduyn wist geen andere plaats, waarop Vermeulen zich tot de goeverneur wendde, waar schijnlijk met goed gevolg, want de kwestie komt daarna niet meer aan de orde.66 In november leek de kans op een beleg praktisch verdwenen en de troepen begonnen Bergen op Zoom te verlaten. De staat van be leg werd gehandhaafd, maar de goeverneur had tenslotte te weinig soldaten voor alle bewakings diensten. Hij deed daarom ander maal een beroep op de gewapende burgermacht via de burgemeester. Die vroeg op 19 november aan Verduyn, dagelijks achttien gewa pende schutters ter beschikking te stellen. Van stadswege zouden die twaalf stuivers per persoon per dag ontvangen. Amper was deze brief de deur uit, of de burgemeester ontving een missive van Krayenhoff met het be vel, onmiddellijk alle betalingen aan de gewapende burgermacht te stoppen. De burgemeester riep daarop zijn wethouders bijeen en vertelde hun, dat hij over de brief van Krayenhoff al een gesprek had gehad met De Mellet en Verduyn en met de vier kapiteins van de schutterij. Er was afgesproken, dat de burgermacht met achttien leden zou blijven wachtlopen. De stad zou provisioneel de vergoeding voorschieten. Het college bekrach tigde de afspraak. Op 25 novem ber schreef Krayenhoff dat de ko ning de afspraak goedkeurde tot 1 januari 1810.80 Geen geld voor de havendijk Waar de stadshaven uitkwam in de Oosterschelde lag een militaire ver sterking, de Waterschans. Langs de haven lag de havendijk die het stadspoldertje, eigendom van de gemeente, en de weg naar de Wa terschans beschermde. De storm van 11 januari 1806 sloeg een gat in de dijk en een K.B. van 17 juli besliste dat de stad moest opdraai en voor de herstelkosten. zijnde zo'n 6.000 gulden. Het werd een slepende zaak. Tenslotte koos de gemeente voor een goedkope oplossing. Het verbreedde de voet van de dijk met grond uit de stadspolder. Bij het verbreden van de dijk verdween echter de weg naar de Waterschans. De soldaten moesten voortaan over de dijk naar de schans, maar deze niet zo veilige route stuitte op bewaren bij de legerleiding. Die kwestie werd zeer acuut toen er een belegering dreigde. Tenslotte liet de genie we ten dat ze gemachtigd was om voor rekening van het rijk 'eene bedekte communicatieweg van de stad af naar de Waterschans door de Stadspolder aan te leggen'.68 Permanent geldgebrek bij stad en land Even enkele cijfers: Uit de stadsre kening over 1808 blijkt dat de ge meente Bergen op Zoom met zijn 5.000 inwoners een schuld had van 210.939 gulden, 12 stuivers en 40 penningen. De inkomsten voor 1810 werden begroot op 13.883 gulden, de uitgaven op 35.962, dus een tekort van 22.079 gulden. Het stadsbestuur wilde dat tekort dekken door meer opcenten op een aantal rijksbelastingen. Dat betekende meer belastingdruk in een stad met een kwijnende eco nomie, geen wonder dat het aantal inwoners terugliep. De gebeurtenissen van 1809 verer gerden de situatie aanmerkelijk. De rijksoverheid kon moeilijk bijspringen, want die bevond zich in dezelfde situatie. De staatsschuld liep in de Franse Tijd (1795-1814) zo hoog op, dat het rijk niet meer in staat was de rente van de schuld te betalen, laat staan iets af te los sen. De regering nam noodge dwongen haar toevlucht tot ge dwongen leningen en buitengewo ne heffingen. De belastingen wa ren ongekend zwaar.69 Napoleon echter bleef overtuigd dat Holland een rijk land was dat veel meer kon bijdragen aan de oorlogslasten. Bergen had zo van het rijk niet veel te verwachten. Af en toe kwam er wat geld binnen, lang niet voldoen de om de rekwisities, leger- transporten, inkwartieringen enz. te bekostigen. Wat de overheid wel deed, was eisen stellen. Er moesten goede kwartieren zijn, een veilige haven (de Bonte Brug moest hoog nodig worden gerepa reerd, want ze ging maar voor de helft open en daardoor konden de oorlogsschepen niet de haven in), een wagenpark, goed gevulde ma gazijnen, een behulpzame schutte rij en ga zo maar door. Op 27 oktober trok de burge meester maar weer eens aan de bel in Amsterdam en vroeg hij om 15.000 gulden 'ten einde daaruit de noodzakelijkste uitgaven we gens gepresteerde diensten voor het Rijk te kunnen doen'. Hij stelde voor, hem de 7.403 gulden van de koeienveiling te geven. De bedien den van het magazijn, de estafet ten, de schippers, zij eisten kontan te betaling of deden hun werk met grote tegenzin, ten nadele van het rijk.70 Op 14 november vroeg de burge meester andermaal om 15.000 gulden plus een extra toelage van 25.000 gulden. Anders kon hij de schippers van de 32 vaartuigen die als brug over de Schelde dienst de den niet uitbetalen.71 Naarmate het gevaar van een bele gering afnam werd de toestand normaler. Als er maar eens een eind aan die ellendige oorlog zou komen, dan konden handel, nij verheid en visserij weer opbloeien en zou ook de schrijnende armoe de afnemen. Dat hield ook een be lofte in voor de stadsfinanciën, maar voorlopig was het eind van de ellende niet in zicht. Een nieuwe ramp kondigde zich aan: de kweekschool. Een cadeau uit eigen beurs Koning Lodewijk meende Bergen op Zoom een weldaad te bewijzen door een kweekschool te geven, dat wil zeggen 'dat er binnen deze stad, in het voormaalig Marquizen hof een Etablissement voor dui zend militaire kwekelingen zou worden tot stand gebragt.' Dat kon een aardige oppepper worden voor de economie van de stad. Vreugde dus bij het stadsbestuur totdat het bericht kwamdat de stad de herinrichting van het Markie zenhof zelf moest betalen. Op 6 december schreef Vermeulen diep teleurgesteld naar Krayenhoff, dat zijn stad onmogelijk de kosten voor zo'n operatie kon dragen, maar dat hij zich evenmin kon voorstellen, dat de koning een dergelijke aan pak bedoeld had. Een cadeau dat zou leiden tot een totale ruïne van Bergen op Zoom. dat was toch niet denkbaar. Letterlijk vervolgt hij dan: 'Deze stad is belast met een schuld van meer dan twee tonnen goud en deszelfs finantiën zijn door de tijdsomstandigheden in zoo ee- nen veragterden staat gebragt, dat men zelfs bij de grootste bezuini ging tot heden buiten staat is geble ven om de meeste rekeningen over 1808 ten laste dezer stad lopend aan te betalen'. En dat ondanks de verhoging van de belastingen. Het stadsbestuur zag zich gedwongen 'stadsgebouwen en straaten tot be- schamens toe te laten vervallen'.

Periodieken

De Waterschans | 1993 | | pagina 13