De Waterschans nr. 1 1994 Afb.12. Foto uit 1967 (vergelijk eens met die van 1902): een van de brugklassen met voor het eerstalleen externe leerlingen. Rechts staat rector F.Borrenbergs. Midden achter, de schrijver van dit artikel. voortbestaan als er voldoende animo voor bleek te zijn en men de andere scholen in de stad niet in de wielen zou rijden. Het internaat werd niet meteen gesloten, om jongens in de hogere klassen nog de gelegenheid te geven op hun vertrouwde school eindexamen te doen. Bovendien zou een vertrek ineens van alle internen het voort bestaan van de school onmogelijk hebben gemaakt en dat was onver antwoord ten aanzien van de exter ne leerlingen en hun docenten. Een moeilijke en pijnlijke beslissing. De interne juvenisten en hun ouders hadden er wel begrip voor: iedereen zag dat het niet anders kon. Onder de paters en broeders waren er verschillende die nu ander -pasto raal- werk gingen zoeken: ze voel den er weinig voor om aan een streekgymnasium verbonden te blijven. Dit betekende al met al een uit tocht: van de laatste internen, maar ook van paters en broeders. Een uittocht die nog werd vergroot doordat in 1968 in ons klooster in Asten een kloosterbejaardenoord werd geopend, waar verschillende oudere broeders en de boven reeds vermelde oud-Congomissionarissen heen gingen. Voor de achterblijvers was de eerste grote vraag: zal de school levensvatbaar blijken? In 1968 werd deze ook opengesteld voor meisjes, maar zouden die wel komen op een school die toch zó duidelijk het beeld opriep van paters, broeders en seminaristen? Het viel erg mee: in september 1968 telde de brugklas 48 leerlingen, onder wie 17 meisjes. Het totale aantal leerlingen kwam wel op een dieptepunt: 138. Het jaar daarop waren er echter al 68 brugklassers, in 1972 zelfs 93. In 1975 beliep het totaal aantal leerlin gen 333. De school bleek dus in een behoefte te voorzien. Achteraf gezien zijn de jaren '60 zeer turbulent geweest; ze hebben veel gevraagd van degenen die erbij betrokken waren, maar vooral van wie toen leiding moesten geven. Als men alleen al bedenkt dat de beslissing het internaat te sluiten óók inhield dat de toekomst van de Nederlandse tak van de SCJ-Con- gregatie op het spel kon komen te staan. Vandaar dan ook dat er nogal wat kritiek kwam; zo van mensen die de ontwikkelingen in Nederland niet van nabij meemaakten, missio narissen bijvoorbeeld die voor de voortzetting van hun werk vreesden. 6. nieuwe taken 6.1 De school als streekgymnasium. In 1965 was pater F. Borrenbergs 'rector gymnasii' geworden. Hij heeft dus de overgang meegemaakt en geleid van internaatsschool naar open onderwijsinstelling voor Bergen op Zoom en omgeving. Zoals reeds aangegeven kwamen in 1968 de eerste meisjes op school en begonnen de laatste internen hun eindexamenjaar; tevens moest er hard worden aangepakt om de gebouwen en lokalen aan te passen aan de nieuwe situatie. Maar het was ook het jaar van de invoering van de Mammoetwet, een wet die het hele onderwijs reorganiseerde. Dit wordt hier vermeld om niet te doen vergeten dat bij alle interne problemen ook steeds aandacht moest worden gegeven aan wat er op onderwijsgebied veranderde. Daarbij bleef de vraag of het alle maal wel de moeite waard was, of de school wel toekomst had. Er werden besprekingen gehouden over samenwerking of samengaan met collega-scholen in de stad; toen bleek dat het Juvenaat 'het redde' en samengaan op nogal wat proble men stuitte, werd de animo voor deze gesprekken kleiner. De sfeer op school veranderde ingrijpend, mede doordat er steeds meer meisjes en ook vrouwelijke docenten kwamen. Bovendien was er eigenlijk geen sprake meer van een 'patersschool'; die naam bleef het Juvenaat wel behouden, maar in het docentencorps waren de paters in de minderheid; nog niet in de leiding overigens. De vraag of dat laatste zo moest blijven werd actu eel in 1973. In januari 1973 overleed pater Borrenbergs vrij plotseling. De massale belangstelling bij zijn begrafenis was een blijk van de grote waardering voor de pastorale wijze waarop hij zijn rectorschap had uitgeoefend; daarnaast was hij gedurende zijn lange verblijf in Bergen op Zoom een toeverlaat voor velen geweest. Terecht is dan ook naar hém een straat in de Juvenaatsbuurt vernoemd. Er moest een nieuwe rector komen. En ge heel in de geest van die tijd werden er uitgebreide enquêtes gehouden: onder de ouders, de personeelsle den, de leerlingen. Uit de antwoor den -vooral van de ouders- bleek een sterke voorkeur voor een pater als nieuwe rector. Het werd J.de 28 De Waterschans nr. 1 1994 Raaij, reeds aan de school verbon den als classicus en schooldecaan. Onder zijn bestuur werd er het nodige tot stand gebracht om de school bij de tijd te brengen. Er kwamen allerlei overlegorganen: van personeel, leerlingen, ouders. Er kwam een plaatselijk bestuur, waardoor het beleid vlotter gemaakt en uitgevoerd kon worden. Er werd een modernere administratie opge zet. Daarnaast was er aandacht voor de onderwijsvernieuwing, zoals de invoering van het ongedeelde gymnasium. En er moest nodig iets gedaan worden aan de belabberde accomodatie van de natuurweten schappen. Eindeloos aandringen in 'Den Haag' leidde ertoe dat er in 1975 een noodgebouw werd neerge zet dat ruimte bood aan klaslokalen en practica. Het krakkemikkige gymnastieklo kaal van 1953 heeft echter dienst moeten blijven doen tot het min of meer vanzelf in elkaar stortte bij de sloop van het Juvenaatscomplex in 1988/89. In 1975 werd op grootse wijze het 75-jarig bestaan van de school gevierd, o.a. met het houden van een 'Griekse week': alle lessen stonden in het teken van de oud- Griekse cultuur en geschiedenis, waarbij leerlingen van de verschil lende klassen samenwerkten. 6.2. het Juvenaat: open naar stad en omgeving. Het sluiten van het internaat bracht met zich mee dat er veel ruimten in het gebouwencomplex leeg kwamen te staan. Hoe konden die zinvol gebruikt worden? Dat de eetzalen kantine van de school werden lag voor de hand. De recreatiezalen werden ontspanningsruimten en vergaderzalen. Een van de grote slaapzalen werd omgetoverd tot studiezaal en zaal waar examens in alle rust konden worden gemaakt. Het 'nieuwe broederhuis' was al verhuurd aan de Gemeente Muziek school; vanaf 1982 huist de School begeleidingsdienst er. De aula werd af en toe door de school gebruikt, maar het grootste deel van het jaar had de tafeltennisvereniging 'Het Markiezaat' er zijn onderkomen. In andere ruimten waren de honderden kostuums van de Maria-Ommegang Afb.13. Flet nieuwe schoolgebouw (1988). ondergebracht; het symfonie-orkest 'Jacob Obrecht' hield er zijn repeti ties; het Werkvoorzieningsschap (WVS) maakte gebruik van lokalen. Belangrijker misschien nog was dat paters en broeders meer vrije tijd kregen in de avonden en de week ends, nu ze niet meer buiten school tijd met de internen hoefden op te trekken. Daardoor kwam er meer gelegenheid voor pastoraal en sociaal werk in de stad en de omge ving. Zo kreeg het dekenaat van Bergen op Zoom in het Juvenaat zijn vaste adres (tot 1984): het kantoor was er gevestigd, de meeste vergaderingen werden er gehouden. Tussen 1967 en 1982 waren SCJ- paters deken van Bergen op Zoom: G.Bakker en H.Oudejans. Andere paters en broeders werden ingeschakeld in het pastoraat of maakten zich verdienstelijk in de sportwereld (FC Bergen, Het Markiezaat, waarbij vooral pater N. van der Knaap, broeder Hilarius en broeder Emilius betrokken waren). Zo begon het Juvenaat eigenlijk een tweede leven, nu gericht op de stad en de omgeving. Velen wisten de weg naar het Juvenaat te vinden; vrijwel iedere avond was er iets te doen. 7. einde van het juvenaatscomplex 7.1. beraad over de toekomst. Dat de paters en broeders niet tot in lengte van jaren dat 'tweede leven' zouden kunnen meemaken was al snel duidelijk. Het aantal religieu zen nam af, de vergrijzing ging zijn stempel drukken op het dagelijks leven van degenen die bleven. En juist deze groep was verantwoorde lijk voor het onderhoud van het hele complex. Vandaar dat er in 1978 een gesprek op gang kwam tussen de vaste bewoners over de toekomst: van de religieuzen, maar ook van het gebouwencomplex en daarmee direct verbonden: de huisvesting van de school. Finan cieel was het onmogelijk het geheel te laten voortbestaan zonder de steun van de communiteit. Het complex kostte handen vol geld: de gebouwen vroegen veel onderhoud, de verwarming was eigenlijk niet meer bij de tijd en was daardoor zeer duur. Duidelijk was dat de communiteit het gebouw op korte termijn zou moeten gaan verlaten: een dergelijk complex is onleefbaar met een handjevol mensen, van wie enigen al bejaard waren. Zou het complex als geheel voor een ander doel bestemd kunnen worden? Onderzoek maakte duide lijk dat dat geen haalbare kaart was, zeker niet financieel. Een gedeelte zó verbouwen dat de school er voor langere tijd een goede huisvesting in zou hebben, werd door het departement van O&W afgewezen wegens te hoge kosten. Besloten werd dat de communiteit in 1985 29 symnasilm

Periodieken

De Waterschans | 1994 | | pagina 16