De Waterschans nr. 1 1994 bestaat er geen enkele aanwijzing voor het gebruik van vogelpotten buiten de Lage Landen van voor 1600, terwijl uit de periode 1400-1600 wel tal van spreeuwpot- ten en afbeeldingen ervan bekend zijn uit die contreien. Mogen we hieruit de voorzichtige conclusie trekken, dat de spreeuw- pot een typisch (Groot-) Nederlands fenomeen is? Afb. 6. Bodemvondst Westersingel: 'kopse type'; aardewerk; roodbak- kende klei; datering 1520-1540 (coll. Gemeente-museum Markiezen hof Bergen op Zoom). De Italiaanse geleerde Aldrovandi schreef in 1599 dat Hollanders - naar hij van iemand uit Delft had vernomen - potten maakten, waarin spreeuwen met graagte broedden, die spreeuwpotten werden genoemd (18). Een andere Italiaan, de natuur vorser Giovanni Pietro Olina, noemt de spreeuwpotten een 'Inventione de Flaminghi', een Vlaamse uitvin ding dus (19). Ook in Frans-Vlaanderen gebruikte men al vroeg spreeuwpotten, we kennen fragmenten daarvan uit Arras (Atrecht), daterend uit de tweede helft van de zestiende eeuw (20). Maar de meeste spreeuwpotten zijn tot nu toe teruggevonden in: Zuid-Holland, westelijk Noord- Brabant en ten zuid-oosten van Antwerpen. Of de spreeuwpot werkelijk een Vlaamse uitvinding is, zoals Olina in 1622 schrijft, kan niet worden bevestigd. Wel kunnen we uit de verspreiding van de vindplaatsen van spreeuwpotten, van afbeeldin gen ervan op schilderijen en van vermeldingen ervan in schriftelijke bronnen afleiden, dat de kruik als nestelgelegenheid voor spreeuwen een typisch (Groot-)Nederlands verschijnsel geworden is. Buiten de Lage Landen zijn wel enkele spreeuwpotten gevonden, maar ze zijn daar nooit echt popu lair geweest. Zo zijn bijvoorbeeld wel een 11-tal spreeuwpotten bekend van ver schillende vindplaatsen in zuidoost Engeland. Uitgerekend dat deel van het Verenigd Koninkrijk dat een intensief handelscontact had met Holland, Zeeland en Vlaanderen. Met scheepsladingen tegelijk werd vanuit de Lage Landen potgoed naar dat deel van Engeland ver scheept en ongetwijfeld maakte men zo ook daar kennis met onze spreeuwpot (21). Van groot belang is de export van spreeuwpotten naar Engeland waarschijnlijk niet geweest. Wel gaan de Engelsen zelf een kleiner model vogelpot maken: de mussen- pot. Ook in de Belgische en Franse Ardennen raakte men met de spreeuwpot bekend en van daaruit lijkt het gebruik ervan zich te hebben uitgebreid in zuidelijke richting. Naar Luxemburg en Frans Lotharingen. Ten zuiden van het Ardennen-massief was niet zozeer de spreeuw als veeleer de jonge mus het doelwit van de vogelvan ger. En net als in Engeland evolu eert in noord-oost Frankrijk de spreeuwpot tot mussenpot (22). Uit Duitsland zijn geen echte spreeuwpotten bekend. Wel zijn er wat aanwijzingen voor het gebruik daar van mussenpotten en van neststenen. En ook hier lijken de Lage Landen een rol te hebben gespeeld: mussenpotten uit Brabant en neststenen uit Gelderland. Kunstschilders geven helaas niet altijd de werkelijke situatie weer en wanneer zij aan de gevel van een bepaald gebouw spreeuwpotten schilderen, wil dat niet zeggen dat deze ook werkelijk aan dat gebouw hingen. Dat is ook het probleem wanneer Jan van der Heyden (1637-1712) een Duits dorp schil dert, compleet met vogelpotten. Flingen die daar echt, of hebben die potten op het schilderij een speciale functie? (23). O Afb. 7. Bodemvondst Linde baan: 'langs-gevel type'; misbrand- ceramiek van een lokale potmaker; roodbakkende klei; enkele spatjes loodglazuur; daterend van omstreeks 1550 (coll. Stichting In den Scherminckel). In Duitsland kwamen in elk geval wel houten spreeuwkasten voor. Een gebruik dat in Silezie in de tweede helft van de zestiende eeuw is ontstaan en zich later in oostelij ke richting heeft uitgebreid, tot in Rusland toe (24). Vermeldenswaard is een artikel in 'Natur und Landschaft' in 1954, waarin wordt opgemerkt, dat nog geen zestig jaar daarvoor op Nedersaksische boerderijen nog jonge spreeuwen werden gegeten, die in houten nestkasten waren grootgebracht (25). '...gelijk ook geen canarie vogel- tiens uyt spreeuw potten gerooft en worden. In zijn 'Heylich Hof van den Keizer Theodosius' (1696) geeft Poirters de volgende raad: 'die nachtegael- kens wil hebben, die en moeste geen uylen nesten zoeken; gelijk ook geen canarie vogeltiens uyt spreeuwpotten gerooft en worden (26). 4 De Waterschans nr. 1 1994 Toch waren het niet alleen spreeu wen, die in potten broedden. Zo kende men ook ekster-, vinke-, zwaluw- en mussenpotten. Want naar gelang men de diameter van de vliegopening of de vormgeving van de spreeuwpot wijzigde, kon deze kruik ook als nestelgelegen heid voor andere vogels dienen. In Lier (B.) waren tot voor kort nog spreeuwpotten in gebruik, waarin onder andere ook een gekraagde roodstaart nestelde (27). Afb. 8. Bodemvondst Lindebaan: 'kopse type'; misbrand-ceramiek van een lokale potmaker; roodbak kende klei; spatjes loodglazuur; daterend van omstreeks 1550 (coll. Stichting In den Scherminckel). De vinkepot, een naam die we uit de geschreven bronnen kermen, is een wat vreemde eend in de bijt (om bij het vogelvangersjargon te blijven): de vink is immers geen holenbroeder. De functie van de vinkepot zal dan ook eerder hebben samengehangen met het houden of het bereiden van vinken en vink- achtigen, dan met het bieden van een nestelgelegenheid Een enkele keer komen we ook een mezenpot tegen. Een soort koffie pot, voorzien van een afneembaar deksel. In plaats van een tuit, zoals dat bij koffie- en theepotten gebrui kelijk is, heeft de mezenpot twee tuiten, aan weerszijden van de pot een. Door middel van doorboringen in de voet kon de mezenpot in de tuin op een balk of een boomstronk worden bevestigd. De mezenpot was niet meer dan een aardig stuk tuin-omament uit het begin van deze eeuw. Pimpel en koolmezen maakten er dankbaar gebruik van. We kennen een exemplaar uit Doesburg (Gld.) en een uit Sint-Michielsgestel (N.-Br.) (28). Over de functie van de mussenpot bestaat geen twijfel, want evenals de spreeuw is ook de huis- en de ringmus een holenbroeder, die liefst met velen bijeen in de buurt van menselijke bewoningscentra nestelt. De Griekse schrijver Anthimedes vertelde reeds, dat veel mensen de mussen aan de muren van hun huizen lieten nestelen, ze voedsel gaven, om vervolgens de jongen uit het nest te halen om deze met smaak te consumeren. Of men toen al mussenpotten gebruikte is niet bekend. De Engelsman Thomas Randolf (overleden in 1615) schreef, dat zijn geliefde borsten had als mussenpot ten (29). Hieruit blijkt dan direct het verschil tussen de spreeuw- en de mussenpot: vaak mist de mus senpot de lange hals, die juist zo karakteristiek is voor de spreeuw pot. De oudst bekende gegevens over Nederlandse mussenpotten dateren uit 1599. In dat jaar publiceert de Italiaanse zooioog Androvandi zijn boek 'Ornithologia', waarin hij ene dokter Jan Comelis uit Delft aan haalt. In die stad waren toen - aldus Jan Cornelis - twee modellen vogel- pot in gebruik. De grote vogelpot ten werden 'spreeuwe potten' genoemd. De kleinere werden gebruikt om de mussenplaag te bestrijden waaronder de gerstvoor- raad van de brouwerijen veel te leiden had. Men hing de mussen potten aan een ijzeren nagel voor de holten in de muren waarin zij gewoonlijk plachten te nestelen. En zo kon men zonder moeilijkheden of levensgevaar de jongen eruit verwijderen (30). Ook elders in Nederland kende men mussenpotten. Zo droeg een boerde rij aan de Zuidgeest bij Bergen op Zoom vanaf het midden van de zestiende tot ver in de achttiende eeuw de naam 'De (Groote) Musch- pot': ook daar moet men toendertijd mussenpotten hebben gekend (31). Uit die schriftelijke gegevens blijkt dus duidelijk, dat er in ons land, althans in de zestiende en zeven tiende eeuw, naast spreeuw- ook mussenpotten in gebruik waren. Maar echt tastbare voorbeelden daarvan waren tot voor kort niet bekend. Tot we ons realiseren dat niet zozeer de vormgeving van de mussenpot van doorslaggevend belang is over de functie ervan, als wel de diameter van de invliegope- ning. Een diameter van minder dan 4 cm begint voor een gezonde spreeuw toch wel problemen op te leveren. De Nederlandse mussenpot was dan ook wellicht niet meer dan gewoon een klein model spreeuwpot. In tegenstelling tot jonge spreeuwen werden jonge mussen meestal niet gegeten, maar vernietigd. In Neder land en Engeland werd de mussen pot dan ook primair gebruikt om het aantal mussen te beperken. Vogelpotten werden niet alleen naar Engeland, maar ook naar Amerika geëxporteerd. Zo werd volgens een inventarislijst uit 1722 in Williams burg (USA) een partij aardewerk aangevoerd, waaronder 'bird-pots'. Bovenaan de lijst stond vermeld 'Just imported from London'. Reeds snel, in 1739, werden ze ook ter plaatse door pottenbakker William Rogers vervaardigd. Spreeuwen komen daar in Virginia pas sinds 1918 voor. De potten die William Rogers maakte waren vooral bestemd voor zwaluwen en andere insekten-etende vogels. Hier had de vogelpot dan ook een heel andere functie: de biologische bestrijding van muggen (32). Een vergelijkbare functie was omstreeks de eeuwwisseling ook in onze contreien waar te nemen. Zo bevond zich in de Botanische Tuin van Kalmthout een soort van hou ten duiventil waarin tientallen spreeuwen of andere insektenver- delgende vogels een nestelplaats konden vinden. typologie: plaats- of tijdgebonden of functioneel? We noemden reeds de lange hals als een van de kenmerken van de spreeuwpot. Een ander kenmerk is het gat in de buik, keurig uitge sneden door de pottenbakker alvo- 5 5 «cm O 5 lOcfn

Periodieken

De Waterschans | 1994 | | pagina 4