Het kasteel van Borgvliet:
Het 'slikpaleisonder de Plaat
De Waterschans nr. 2 1994
door: Marco Vermunt
In januari 1993 voerde de Stichting
In den Scherminckel een onderzoek
uit naar de ondergrondse resten van
het kasteel van Borgvliet. De
razendsnel oprukkende nieuwbouw
op de Bergse Plaat deed vrezen dat
wat er ook van het verdwenen
kasteel nog in de bodem verborgen
zat, dit niet zo erg lang meer voor
archeologisch onderzoek bereikbaar
zou zijn. En dat terwijl er nog nooit
enig serieus speurwerk ondernomen
was naar het kasteel, dat toch een
heel belangrijke rol heeft gespeeld
in de geschiedenis van Bergen op
Zoom. Evenmin is er ooit een
afgerond historisch verhaal over
verschenen.
Met een grondboor werd een groot
oppervlak systematisch afgetast,
waarbij we ons de volgende vragen
stelden: hoeveel was er, na meer
dan 4 eeuwen sinds het kasteel
definitief verlaten werd, nog over
van de funderingen en over wat
voor oppervlak en op welke diepte
lagen de resten ervan verspreid?
Tekening 1. Het grongebied dat met de boor is onderzocht (gestippeld). De
zwarte stip geeft de plaats van het kasteel aan.
waar lag het kasteel?
In het verleden is wel eens
geschreven dat de exacte plaats van
het kasteel niet bekend zou zijn.
Dat is tamelijk overdreven. Iedereen
die in het bezit is van een lineaal,
een stadsplattegrond en een kopie
van de kaart van Jacob van
Deventer, kan bij benadering de
lokatie aanwijzen. In een recente
publicatie staat het kasteelcomplex
nauwkeurig gesitueerd (1). Het lag
250 meter ten zuiden van het
denkbeeldige punt waar de Borg-
vlietse dreef en het Benedenbaantje
op elkaar aansloten. Dat is waar
vroeger het stadsriool (nu
waterafvoer van de Augustapoider)
loosde op het badstrand, wat
'pootjebaden' zo'n speciale charme
gaf. Deze plaats lag dus buitendijks,
op laag terrein net onder de
Brabantse Wal en stond tot de
afsluiting van de Binnenschelde
bloot aan eb en vloed. Een eerste
poging in 1986 om de resten te
traceren met een eenvoudige
handbediende grondboor had dan
ook weinig succes, omdat op een
diepte van meer dan twee meter de
boor zo door het grondwater werd
vastgezogen, dat het twee mensen
slechts met grote moeite lukte om
het ding weer uit de blubber te
trekken.
het booronderzoek
Nadat begonnen was met de aanleg
van de Bergse Plaat werd de
langgerekte lap grond waar het
kasteel ooit op gestaan had door de
gemeente aangekocht van de
Stichting Brabants Landschap en al
in een vroeg stadium opgehoogd
met meer dan 1 meter zand.
Desondanks stond in 1993 het
grondwater op minder dan 50
centimeter onder het oppervlak. Met
een mechanische schroefboor
installatie werd een gebied van 80
bij 300 meter systematisch
afgeboord (zie tekening 1). De
opbouw van de grondlagen werd,
voor zover dat mogelijk was,
opgetekend en elke boorinhoud
werd nagekeken op baksteenpuin en
scherven. Er werd in twee
campagnes gewerkt. Eerst werden
boorraaien (reeksen van boorgaten
op één lijn) over de volle 300 meter
uitgezet, met een afstand van ruim
15 meter tussen de boringen
afzonderlijk; daarna, toen de
precieze kasteelplaats gevonden
42
De Waterschans nr. 2 1994
Verdwenen
"Dreef"^.
Tekening 2. De plaats van het kasteelterrein volgens Jacob van Deventer,
geprojecteerd in de moderne bebouwing. Binnen de rechthoek geven de
stippels de verspreiding van het ondergrondse puin aan.
was, werd met een iets fijnmaziger
stelsel de verspreiding van de
bouwresten in kaart gebracht. Het
onderzoek leerde ons dat er
inderdaad volop resten van het
kasteel in de bodem bewaard
gebleven waren en dat deze zich
precies in het noordwestelijke kwart
bevonden van de rechthoek waarin
Jacob van Deventer het
kasteelterrein had getekend (zie
tekening 2). Tijdens het boren
kwam vrij veel baksteenpuin naar
boven, vergezeld van scherven en
hier en daar halfverrot hout. Dit
materiaal lag verspreid over een
oppervlakte van circa 20 bij 30
meter; daarbuiten kwam bijna geen
puin voor. De diepte waarop de
resten werden aangetroffen
varieerde van 3,5 tot 4 meter onder
het maaiveld (dat is 2,25 tot 2,75
meter onder NAP). Het puin werd
bedekt door een laag zwarte slib,
dat in de loop der eeuwen was
afgezet door eb en vloed. Daar
onder bevond zich nog een laagje
vette bruine grond en niet veel
dieper (4,50 meter onder het
maaiveld) begon het ongeroerde
zand. Op een paar plaatsen bleef de
boor steken op vast muurwerk. Het
verloop van muren kon met de boor
echter niet achterhaald worden: we
weten eigenlijk niet eens of het wel
muren betrof die nog op hun plaats
lagen of dat het ging om
omvergetrokken grote muur
fragmenten. Ten zuiden van de
kasteelplaats werd over een groot
oppervlak, op drie meter diepte, een
dikke laag veen aangeboord. Het
kasteel lag destijds dus vlak bij een
veen(ontginnings)gebied, wat niet
vreemd is, gelet op de naam
'oostmoer' van deze voormalige
polder.
de vorm van het kasteel
De meeste mensen zullen zich de
vraag stellen hoe het kasteel er in
het verleden heeft uitgezien. Helaas
geven de resultaten van de .boringen
daar weinig antwoord op. We weten
namelijk niet zeker of van de
complete bebouwing de funderingen
nog op hun plaats liggen, of dat er
misschien een groot deel is
weggebroken of als bouwpuin in de
grachten terecht is gekomen. Het is
goed mogelijk dat alleen van de
zwaarste en diepst gefundeerde
onderdelen nog brokstukken aanwe
zig zijn. Het vermoeden bestaat dat
enkele boringen waarmee hout-
resten naar boven kwamen,
gesitueerd waren in de gracht aan
de noordflank van het kasteel.
Zolang er niet meer bekend is over
de exacte vorm van het kasteel en
de omliggende bebouwing, valt ook
weinig te zeggen over zijn funktie.
Borgvliet kan een rechthoekige
uitleg hebben gehad, met zware
hoektorens en muren waarbij het
belangrijkste accent op verdediging
lag. Maar het is ook mogelijk dat
het een iets eenvoudiger woontoren
met bijgebouwen was, waar verde
diging een minder grote rol speelde
dan het pronken met weelde. In het
tweede geval moet het beoefenen
van het landbouwbedrijf op en
rondom de burcht ook van relatief
grote betekenis zijn geweest (2).
Gezien de concentratie van de
resten en andere (schriftelijke)
aanwijzingen bestaat een lichte
voorkeur om het kasteel van
Borgvliet in oorsprong te
reconstrueren als een forse
versterkte woontoren of 'donjon'
met enkele bijgebouwen, met een
oppervlakte van tenminste 20 bij 30
meter, omgeven door een
grachtenstelsel. Een soortgelijk
beeld geeft de Scheldekaart uit
1468 (3).
Een gedegen onderzoek van de
archiefbronnen die op het kasteel en
zijn bewoners betrekking hebben,
zal ongetwijfeld nog veel meer
inzicht in zowel vorm als funktie
kunnen verlenen.
Het kasteel heeft niet, zoals het
dorp Borgvliet, op een uitloper van
de Brabantse wal gestaan, maar in
het laaggelegen polderland daar
beneden. In de verkoopakte van
1481, toen het kasteel verkocht
werd aan Jan mette Lippen, werd
het genoemd: 'de groote steenen
huysinghe metten torren op den
berch gestaen'(4). Dit impliceert dat
het kasteel op een kunstmatige
verhoging stond, waarvan men zich
echter niet al te veel moet
voorstellen: waarschijnlijk een
anderhalf tot twee meter hoog
talud, dat opgeworpen was met
zand uit de grachten. Het grach
tenstelsel werd waarschijnlijk
gevoed door de Molenbeek, een
43
Binnen
schelde
Oud Borgvliet
Augustapoider
Binnen
schelde
Oud Borgvliet
Augustapoider
to-
300 m.