De Waterschans nr. 2 1994
Ajb.6. De Blauwe Kuijpe (l) en de
Pauw (r).
gebouwtjes of afdakjes aan de rand
van het marktplein. Soms waren
Wagen ook wel ondergebracht in
een café of herberg aan de Markt.
In de 14e eeuw ontstonden de
stenen waaggebouwen met meestal
een vierkant grondplan. Het gebouw
moest aan vier zijden vrij staan
zodat het via grote deuren aan alle
kanten toegankelijk was. Na 1500
kwam meer het rechthoekig
grondplan in zwang. Aan het eind
van de 16e eeuw werd de Waag
ook in hoekgebouwen (met twee
zijden vrij) of in ingebouwde
panden geplaatst.
Meestal waren Wagen vrijstaande
gebouwen; aan drie of vier zijden
waren er meestal ruime ingangen.
Buiten op de hoek hing vaak de
waagbel, die werd geluid als de
markt ging beginnen.
In veel steden zijn er op of rond de
Markt nog de gebouwen, zoals het
waaggebouw, bewaard gebleven
waar bepaalde diensten aan het
marktverkeer werden verleend.
Hoewel er qua funktie en inrichting
veel overeenkomsten bestonden,
verschilde het uiterlijk van de
waaggebouwen nogal eens. De
Waag van Enkhuizen, eens (1622)
een grotere stad dan Rotterdam,
heeft zelfs twee topgevels met aan
beide zijden de wapens van de stad.
Sommige Wagen waren rijk
versierd. Op overheidsgebouwen,
dus ook op de Waag, waren vaak
de wapens van de stad, gewest en
provincie, aangebracht.
Het ging niet steeds om
nieuwbouw; men gebruikte als
waaggebouw ook wel de
stadspoorten (Amsterdam) en toen
in de 16e eeuw gereformeerde
stadsbesturen besloten om
voormalige rooms-katholieke
instellingen te confisceren, werden
ook kerken, kapellen en gasthuizen
als Waag gebruikt. In Rotterdam
werd in 1619 het Oude
Vrouwenhuis als hennepwaag en
vleeshuis gebruikt.
De Waag was ook wel in het
stadhuis ondergebracht (Groningen;
Zierikzee), in een toren (Zutphen),
in een voormalige Latijnse School
gevestigd (Amersfoort) of in een
Iji: ui ai w
r* -
Afb.7. De mooie steen in de gevel
van het pand de Blauwe Kuype.
Vleeshal (Gorkum). Een stadhuis
bood vaak huisvesting aan meerdere
gebouwen. Zo diende de hal van
het stadhuis van Venlo een tijdje als
stadsmeelwaag, maar ook als
wachthuis voor het garnizoen en
belastingkantoor; in het stadhuis
van Maastricht bevond zich de
Waag in de kelder.
De oorspronkelijke Waag van
Bergen op Zoom was een vrijstaand
pand; de latere Waag (1847) werd
in een bestaand pand gevestigd.
Soms ging het wel eens om heel
aparte gebouwen (Schoonhoven).
Tegen de Waag werd ook wel een
afhang op een open binten
constructie opgetrokken, waaronder
bijvoorbeeld speciaal riviervis werd
verkocht (Breda).
Veel Wagen waren dus geen
zelfstandig gebouw; ze werden ook
wel in het stadshuis geplaatst of in
een tegen het stadhuis of kerk
aangebouwde ruimte. Dikwijls werd
een Waag dus ook in een bestaand
pand ondergebracht.
ruimten boven de Waag
Bij de oorspronkelijke Waag van
Bergen op Zoom werd de
bovenverdieping ook voor andere
doeleinden gebruikt en ook in de
Waag zelf kon men voor andere
zaken terecht.
De bovenverdieping van de
herbouwde Waag van Bergen op
Zoom werd verhuurd aan de
Israëlitische Gemeente, die deze
ruimte als synagoge gebruikte.
In de grotere waaggebouwen waren
boven de weeghal vaak ruimten
waar de schutters, chirurgijns en
leden van andere gilden bijeen
kwamen. Zo kwam het ook voor
dat de Hoofdwacht (het garnizoen)
niet in de lokalen van het stadhuis,
maar in het waaggebouw
ondergebracht was.
Vaak bevonden zich boven de
weeghal verdiepingen voor
bestuurs- en militaire wachtlokalen
of voor gelagzalen. De bovenzaal
van de Waag te Enkhuizen werd
door het chirurgijnsgilde gebruikt,
waar door aankomende doktoren
onder meer de meesterproef
afgelegd moest worden.
Zo zijn er voorbeelden dat er boven
de Waag een rederijkerskamer,
krijgsraad of hoofdwacht (Amster
dam) gevestigd was.
gang van zaken
Het is alleraardigst wat inzicht te
hebben over de gang van zaken in
zo'n Waag.
Interessant zijn bijvoorbeeld de
mensen rondom een waag: de
pachters, waagmeesters, die de
leiding hadden. Een waagmeester
kon ook als collecteur optreden: de
accijnzen innen, de Waag pachten,
gewichten ijken of als uur
werksteller de klok in de Waag
opwinden en bijstellen.
De opzetter zette de gewichten op
de balansen. De schrijvers of
schrijfsters waren het die de
waaggelden en accijnsen
berekenden en voor de boekhouding
zorgden. Soms schreef men 'records'
die op de weegschaal gemeten
waren op zogenaamde memorie
borden. Zo noteerde Dokkum in
1678 op zo'n bord een gewogen os
van 2172 pond. Verder waren er de
collecteurs, waagwerkers en
waagdragers, die goederen in en uit
54
De Waterschans nr. 2 1994
Afb.8.
De Gulden Hand waarin, in de 19e
eeuw de Boterwaag gevestigd was.
de Waag droegen. Dragers ge
bruikten soms een malle jan (een
tweewielige wagen met een houten
bak). Bekend werden de Alkmaarse
kaasdragers, gekleed in witte broek
en kiel met zwarte schoenen en
witte kousen, die twee aan twee de
Goudse en Edammer kaas op een
berrie de Waag in en uit droegen
met een haastige dribbelpas; wie het
hardst liep verdiende het meest.
Waagknechts waren vaak
georganiseerd in een gilde. Dragers
waren in Amsterdam ingedeeld naar
ploegen of vemen (in de 18e eeuw
waren er daar 20 aktief). Elke veem
telde vijf tot zeven werkers. Aan de
kleur of vorm van hun hoed was te
zien bij welke veem ze thuishoor
den. Zo kende men de
blauwhoeden, de strohoeden en de
klapmutsenveem. Andere vemen
werden ook wel aangeduid naar de
plaats of regio waarop gehandeld
werd.
De Alkmaarse kaasdragers waren
verenigd in het gilde dat hoogstens
uit 30 personen bestond. Het gilde
was verdeeld in vier veemen met
elk een eigen kleur: geel, rood,
groen of blauw. Ieder veem
verzorgde een deel van de markt.
Tot welk veem een kaasdrager
behoorde was dus te zien aan de
kleur van zijn hoed en aan de
berrie. Steeds de oudste en de
jongste drager van een veem werkte
met elkaar samen. Ieder veem had
zijn tasman, de oudste kaasdrager in
rang. Hij moest assistentie verlenen
bij het wegen van de berries met
kaas en was verantwoordelijk voor
het tijdig wegwerken van de kaas
bij de weegschalen. Ze droegen een
leren geldtas voor hun broek om
tijdens de markt de betalingen aan
het veem voor verrichte diensten in
op te bergen.
In kleinere plaatsen was het wegen
geen dagtaak, vandaar dat er ook
beroepscombinaties voorkwamen;
soms was de waagmeester ook
schoolmeester. In wat grotere
plaatsen was een Waag een bron
van volledige werkgelegenheid. In
Bergen op Zoom vervulde de
waagmeester daarmee ook een
nevenfunktie. Waagmeester
Daverveldt bleef immers bakker en
zijn inkomsten voor zijn
nevenfunktie werden vanuit de
weeggelden betaald. Na het
overlijden van Daverveldt in 1862
zette zijn weduwe het bedrijf voort.
Er golden strenge bepalingen voor
allen die bij een Waag werkten. De
Alkmaarse kaasdragers werden
bijvoorbeeld beboet bij pijproken,
dronkenschap, vechten, vloeken, het
niet op tijd verschijnen en
beledigen van de waagmeesters.
We kunnen aannemen dat de gang
van zaken rondom en in de Waag
in de Blauwehandstraat zeker niet
veel anders geweest zal zijn dan in
de rest van het land.
latere bestemmingen
Toen de Wagen hun funktie hadden
verloren werden de gebouwen vaak
voor andere doeleinden aangewend:
een museum (Deventer, Enkhuizen);
een horeca-ge1egenheid
(Schoonhoven).
Niet alleen vanwege deze Waag,
maar ook vanwege de andere oude
en schitterende panden, blijft de
Blauwehandstraat een van de meest
interessante en belangrijkste straten
van Bergen op Zoom.
bronnen
55
(1) Noordegraaf. L. Nederlandse
Marktsteden. Amsterdam 1985. (2)
Slechte C. en N. Herweijer. Het
Waagstuk. De geschiedenis van
waaggebouwen en wegen in Nederland.
Amsterdam. 1990. (3) Vanwesenbeeck.
C. De Gulden Hand of de Stadswaag in
de Blauwehandstraat. De Stem. 19-1981.
Foto's: Gemeentelijke Archiefdienst
Bergen op Zoom. Han Bos en J. Weijts
Jr-
Bergen op Zoom 1941. Kerkelijke Gezindten:
Neder-duitsch Hervormd:
m.ll59.v. 1173, Waalsch Hervormd: m.2.v,7,
Remonstrant: m,12.v.l0; Christelijk
Gereformeerd: m.20.v,18; Doopsgezind:
m.l0.v.8; Evangelisch Luthersch: m.54.v.45;
Hersteld Evangelisch Luthersch: m.2.v.l,
Gereformeerde kerken: m.356.v,391;
Roomsch-Katholiek: m.8869.v.9i20: Neder-
landsch Israëliet: m,19.v.l7. Tot een andere
Kerkelijke Gezindte behoorend: m.3Q.v.39; tot
geen Kerkelijke Gezindte behoorend:
in. 171 v. 119.
Bergen op Zoom 1941. Vereeniging voor
Vreem-delingenverkeer. Voorzitter: C.
Slootmans, Bolwerk-Noord 68. Secretaris; A.
van Riessen, Stationsstraat 4. Verkeersbureau
VVV. Groote Markt (in poort onder
gemeentehuis) in de zomermaanden. Tel. 826.
Bergen op Zoom. 1941. Openbare leeszaal,
gevestigd Hoogstraat 28. Geopend, eiken
werkdag van 10-12% uur, 2-5, 7-9%.
Bibliothecaresse: mej. L. v.d. Houven van
Oordt, Openbare leeszaal en bibliotheek op
R.K. grondslag, Kortemeestraat 18. Geopend:
Maandag 3-9%; andere
werkdagen 10-12%, 2-6 en 7-9%,
Bibliothecaris: J. Vlekke.
Bergen op Zoom. 1941. Gemeente-Museum
(O.L. Vrouwepoort). Beheer:
Geschiedkundige kring 'het Markiezaat'.
Voorzitter: ir, A. Juten. tel.194. Geopend: 's
Zaterdags 14%-17, 's Zondags 15Vi-18
Bergen op Zoom. 1941. Politie. Commandant:
Y. de Boer, Kapitein. Bureau: Glymestraat
16, geen telefoon. Opperwachtmeester: P,
Metsemakers, tel. 101.
Bergen op Zoom. 1941. Notarissen: mr. A.
Krootjes, H. van Gruting.
Bergen op Zoom. 1941. Vleeschkeuringswet
Hoofd van dienst: H. Suijkerbuijk. tel 445.
Bergen op Zoom. 1941. Ziekenhuis.
Algemeen Burger Gasthuis. Van Dedemstraat
11 137 bedden, barak 25 bedden. Bestuur:
College van regenten. Geneesheer-directeur:
Th. Franken, Chirurg: A. v.d. Kamp.
Geneeskundige behandelingen worden verricht
door de geneesheren in de gemeente.
Spreekuur ten hunnen huize.
Bergen op Zoom. 1941. Vereeniging Instituut
voor Suikerbietenteelt, gevestigd te Bergen op
Zoom. Voorzitter: ir. D. Huizinga, 's
Gravenhage, secretaris: J. van Bommel van
Vloten, Goes. Directeur: dr. P. van Ginneken,
Bergen op Zoom.
Bergen op Zoom. 1941. Jaarwedde
burgemeester: minimum ƒ5550, maximum
6475,