Jïlarcfescbip op ben 118 119 De Waterschans nr. 4 1994 Een beurtvaarder aan de Zuidzijde Haven. Deze twee illustraties tonen het pand Zuidzijde Haven 129 van dhr A.P. Mennes, genaamd 'Marckschip op den Haag'; zo genoemd door Dingeman van der Hoeven (Verhoeven), beurtschipper op Den Haag, die het pand aankocht in 1679 en het drie jaar later, in 1682, weer van de hand deed: 'Dingeman vander Hoeve ordinair marckschipper opden Haghe poorter deser stadt, draeght oppe aen ende tot behoeve van Philip Pieterssen tavernier ende medepoorter deser stadt sijn huijsinge nu genaemt het Marckschip opden Haage, ende de helft van eene schure daer aen gelegen soo ende gelijck hij t'selve in coop heeft gekregen, gestaen ende gelegen opde zuijtsijde vande haven alhier neffens het huijs ende erve genaemt Amsterdam, oost de kinderen van zal. Gillis Brouwers, west de waterval vande watermolen, noorden des heeren strate Prijs 985 gld. minus strijkgeld (69). Meer en meer werden er vanaf dat moment vrachtlijsten, ook voor personenvervoer, opgesteld; in de loop der tijd werden deze steeds uitgebreider. Een voorbeeld van wat er zo alle maal op een vrachtlijst kon voor komen: gladde kast of kabinet, een zak hop, een koe, een os, een korf hoenderen, twee patrijzen, een haas, een tot vier koppels konijnen, een vette gans, een of twee risten vinken, een waar vogels en een kan room (55). tarieven Men paste toen spoedig tarifering toe. Zo werd er onderscheid ge maakt tussen een last bier, een ton, een half vat en een vierendeel bier. Soms werd ee onderscheid gemaakt tussen zomer- en winterprijzen. Zo kon een brief vervoeren in de zo mer tien stuivers kosten en in de winter veertien. Iedere tariefs verhoging diende door de overheid te worden vastgesteld. Zo was er sprake van een tariefsverhoging op het veer van Dordrecht naar Ouden bosch. Als de Gastelse molen op Cuivezand 'ter helft geswicht' als de zeilen voor de helft opgerold waren), mocht het tarief verhoogd worden (56). De lijst der vrachtloonen voor de beurtschippers van Middelburg op Bergen op den Zoom vice versa (57) geeft een aardig inzicht hoe die tarieven in een bepaalde tijd lagen. Dergelijke vrachtlijsten zijn zeer gedetailleerd; een paar voor beelden (bedragen in stuivers): een man of vrouw in de roef: 12 stuivers; in het vooronder: 18; kinderen beneden de 12 jaar: 9; een klein kind in de arm en kleine pakjes: geheel vrij; een vat wijn: 16, een kan wijn: 6; een mandje vijgen: 2; krenten, pruimen en ro zijnen: 3; een ton zeep: 6. Duurder waren (in guldens uitgedrukt): een paard: 4; een kalf: 1; een koets: 13 enz. enz. Tarieven lagen per stad erg ver schillend en werden niet alleen bepaald door de af te leggen af stand. Veere rekende voor een overtocht in het vooronder in de zomer een lagere prijs dan in de wintermaan den, iets wat Middelburg niet deed. Op de Middelburgse lijst staat: 'Geduurende de maanden Novem ber, December, Januarij en Fe bruary voor ieder brief: 3 st. De overige maanden voor iedere brief 2 st. Voor 't afhuuren van een geheel schip voor twee a drie passagiers zoo wel des somers als swinters: 20 gld.' Op de Veerse lijst vinden we dergelijke vermeldingen niet. het dragen van de ton Een schipper mocht nooit meer vracht vragen dan was voorge schreven en als hij zich hier niet aan hield kreeg hij eerst een geld boete. Maar als hij er zich dan weer niet aanhield moest hij 'de tonne draghen om de stede': het dragen van een ton zonder bodem waarvan de tegenovergestelde zijde een ope ning had om het hoofd door te laten. Omhangen met deze ton moest de bestrafte dan een omgang door de stad maken. Deze straf van het dragen van een ton kwam in geheel West-Europa in de 16e en 17e eeuw veelvuldig voor (58). Uiteindelijk kon een dan nog hardleerse schipper gegeseld wor den 'op de Plaatze, anderen ten ex- emple'. In de 17e eeuw schijnt de overheid streng te zijn opgetreden tegen fooitjesjagerij. de uitsluitende vaart Niet iedereen kon de schipperij op een bepaald trajekt uitoefenen. Nadat overheden hadden bepaald dat bepaalde schippers op een bepaald trajekt mochten varen was dit voor anderen uitgesloten. De plaatselijke overheid kon bepalen dat er vracht vanuit een andere stad dan die van de uitsluitende vaart meegenomen mocht worden als voor die stad nog niets geregeld was, zoals o.a. blijkt op een aan vulling van de Bergen op Zoomse keure uit 1730: 'De Amsterdamse schippers sullen de vragten op de stad Haarlem ook mede nemen, soo lange als er geen particuliere Beurt man op die steden sal aangestelt zijn' (59). De Waterschans nr. 4 1994 Alleen wie een vergunning had (gekoppeld aan een bepaald trajekt) mocht varen. Het betekende een bescherming van de beurtschippers. Ook de overzetveren kenden reeds vroeg de uitsluitende vaart. Niet steeds waren beide steden het eens van het nut van een uit sluitende vaart. Zo twijfelde in maart 1730 het Amsterdamse stadsbestuur bijvoor beeld over de levensvatbaarheid van een geregelde verbinding tussen Bergen op Zoom en Amsterdam, dit na overleg met schippers die tussen beide steden voeren (60). de aantekenaar en besteller Op beurtveren kwamen behalve de schipper ook vaak voor de aante kenaar, ook wel commissaris ge noemd, en de besteller. Vaak waren ze van huis uit ook schippers die echter nu als taak hadden toezicht op hun manschappen te houden. Later waren het meestal geen schip pers meer maar echt onafhankelijke funktionarissen. De aantekenaar, commisaris (ook wel opziender genoemd), werd door de stedelijke overheid benoemd. Zo moest hij er voor zorgen dat de schipper niet op eigen gelegenheid bedelaars, armen of behoeftigen meenam; alleen de aantekenaar kon daar wel toestemming voor geven (61). Maar de opziender moest er op toezien dat de schipper op tijd afvoer. Direkt na de afvaart moest hij met de schipper afrekenen. Was er meer vracht gemaakt dan in de ordonnantiën vermeld, dan werd dat bedrag aan de overlieden gegeven en in de bos gestort. Was er minder vracht gemaakt dan gaf de opzien der de schipper een cedulle waarop de overlieden de schipper het te weinig ontvangene uitbetaalden. Aantekenaars moesten ook vaak de schepen keuren. Zij moesten in een register aantekenen met afzender en bestemming al de goederen (ook brieven) van welke conditie die ook zouden zijn. De aantekenaar gaf zo'n lijst dan aan de schipper. Soms trad hij als een soort politie-agent op die ook bekeuringen kon uit delen (62). Bijna in alle gevallen moest hij iedere dag op het schip aanwezig zijn. Dit kwam tot in de 19e eeuw voor. Een detail van de vorige afbeelding. Soms traden herbergiers als aan tekenaars op. sociale maatregelen Voor beurtschippers, hun knechten, hun weduwen en wezen werden ook sociale maatregelen getroffen. Zieke en oude schippers werden door de overige gezamenlijke schippers op een veer onderhouden. Dat kon zijn door een uitkering uit een fonds of doordat gezonde schippers de beurt waarnamen voor de zieke en oude schippers. Deze waarnemingen wa ren vaak voorgeschreven: de 'naest- volgende' moest dan varen. Men sprak wel van een bos waaruit iedere schipper die ziek was bij voorbeeld zes gulden per maand betaald kreeg (63). Een speciaal aangestelde bosmeester voerde het beheer over de bos. Ook schippersknechten hielden soms onder elkaar een bos. Eens per jaar, in de winter, als er niet gevaren kon worden vanwege de vorst, werd de bos geopend en het geld onder de knechts verdeeld. Overleed een knecht die een we duwe of wezen naliet, dan ont vingen deze bij de eerstvolgende opening een gelijk aandeel als de overige knechts. Aan een weduwe of kinderen van een overleden knecht werd vaak gedurende een jaar drie gulden per week uitgekeerd. Bij het overlijden van een ongehuwde knecht kregen de erfgenamen eenmaal en ineens vijf gulden. Het kwam voor dat een knecht eerst tien gulden moest betalen voordat hij in een gilde opgenomen kon worden; zijn nabestaanden kregen dan voor zijn begrafenis die tien gulden terug. Vaak kwam het voor dat een knecht na iedere reis een paar stuivers in een bos moest doen; de wekelijkse uitkering aan zieken kon daar dan uit betaald worden. Soms ook werd bepaald dat de zoon aan wie de overheid toestond een veer voort te zetten, zijn moeder een uitkering moest geven. Het kwam voor dat schippers en knech ten er samen één beurs op na hielden (64). Het is bekend dat ook de schippersgilden diverse van dit soort sociale maatregelen troffen. Ook uit het Bergen op Zoomse Stadsarchief blijkt dat er veel armoede heerste onder de in getal toenemende schippers met als ge volg slecht onderhouden schepen; daarom ook verzoek tot het betalen van inkomgeld door nieuwelingen (65). verzet Het van oorsprong typisch ste delijke beurtrecht was een mono polie dat eeuwenlang heeft stand gehouden. Pas in de 19e eeuw kwam er het eerste verzet tegen het voortbestaan van de beurtveren vooral omdat het in een beurs varen daar zo sterk aan gekoppeld was.

Periodieken

De Waterschans | 1994 | | pagina 8