8
9
De Waterschans nr. 1 1995
bijdrage met tien procent, de pro
vincie volgde meteen dat voorbeeld
en zo moest de katholieke OLB het
met f400 minder doen. Erger was
dat de gemeente 25% wilde korten.
Dat zou de doodsteek zijn geweest
voor de Bergse OLB'S, want zo'n
rigoreuze maatregel zou betekend
hebben dat rijk en provincie hele
maal geen subsidie meer uitkeerden.
Die stelden immers als voorwaarde
dat een gemeente diende vócr te
gaan tot een bepaald bedrag, afhan
kelijk van het aantal inwoners. In
dit uur van levensgevaar vonden de
beide OLB-besturen elkaar en
gingen de voorzitters samen toch
eens praten met het College van
Burgemeester en Wethouders. Dat
hielp. Ook de gemeente ging niet
verder met bezuinigen dan tien
procent. In 1934 weer een ronde
bezuinigingen. Gevolg: geen nieuwe
boeken meer in de tweede helft van
het jaar en in 1935 slechts mondjes
maat. 'Uiterste zuinigheid' was het
parool. Dit betreft de katholieke
bibliotheek. Van de algemene
hebben we geen gegevens over deze
jaren. Bij de katholieke OLB ont
stond een probleem rond Vlekke.
Mocht hij wel directeur blijven nu
er een bevoegde kracht beschikbaar
was? De CV vond van wel, maar
achtte het wel beter dat hij dan uit
het bestuur ging. Dat gebeurde. De
bekende archivaris en historicus
Korneel Slootmans volgde Vlekke
op als secretaris van 'Geloof en
Wetenschap', het bestuur van de
katholieke leeszaal.
3. Meer dan uitleen en leeszaal
De OLB's beperkten zich nimmer
tot het eigenlijke bibliotheek- en
leeszaalwerk. Ze organiseerden
graag activiteiten die daar mee in
verband staan. Ze wilden in brede
zin informatie verschaffen en doen
dat nog bijvoorbeeld door het
organiseren van tentoonstellingen.
De Hoogstraat was aanvankelijk
ijveriger daarin dan de Kortemee-
straat. Zo kwam eerstgenoemde in
december 1930 met een tentoonstel
ling van kerstverhalen en herhaalde
die de volgende jaren. Een beschei
den begin, maar er kwam meer. In
1933 introduceerde de boekhandel
de boekenweek en dat prikkelde
veel OLB's tot manifestaties. De
katholieke leeszaal kwam met
boeken over en voorwerpen uit de
Nederlandse koloniën: Oost-Indië,
West-Indië en Suriname. De be
langstelling viel erg tegen. De
algemene leeszaal schreef een
prijsvraag uit in samenwerking met
twee Bergse boekhandels, P. Harte
uit de Lievevrouwestraat en A.I.A.
de Kok. In een kort verhaal zaten
een aantal titels van boeken verbor
gen en de bedoeling was die titels
op te sporen en tevens de auteur
van dat boek te vermelden. Onder
de beste oplossers werden vijftig
boeken verdeeld. In 1992 kwam
Bibliotheek Erasmus met een soort
gelijke wedstrijd bij gelegenheid
van haar vijfde lustrum. In oktober
1933 weer een expositie van de
Hoogstraat, nu in samenwerking
met de uitgeverij van de Wereld
Bibliotheekreeks. Dit evenement
vond plaats in de kleine zaal van
Thalia met als doel: 'Het brengen
van het goede en goedkope boek
aan allen die streven naar ontwikke
ling, kunst, kennis enz.' In 1934
bracht de algemene OLB een ten
toonstelling over 'De levende na
tuur', in 1936 een over 'De woning'
en in 1937 over 'Sagen, legenden en
mythen, sprookjes en overleverin
gen'. Een rijke variatie dus. Het jaar
daarop stond alles in het teken van
de geschiedenis van het Markiezaat
Bergen op Zoom (650 jaar heerlijk
heid). Het was het jaar van de door
stadsarchivaris Korneel Slootmans
ontworpen historische optocht:
'Bergen op Zoom door de eeuwen
heen' met koningin Wilhelmina als
meest vooraanstaande bezoekster.
De tentoonstelling in de Hoogstraat-
bibliotheek over hetzelfde onder
werp trok veel belangstelling, mede
dankzij de inbreng van het Provin
ciaal Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen in Noord-Brabant.
III. De jaren veertig
1. De verhouding tussen bezetters
en openbare leeszalen
De tijd van de bezetting vormt een
hoofdstuk apart. De Duitsers met
hun nazi-opvattingen wilden de
Nederlandse cultuur doordrenken
met hun rassenleer en andere natio-
naal-socialistische ideeën. De top
functionarissen in de leeszaalwereld
kampten al gauw met het probleem
van elke ambtenaar: alle medewer
king weigeren of gewoon doen wat
de bezetter of diens stroman eiste?
In het eerste geval verloor je min
stens je baan en nam een slaafs
medewerkende NSB-er je plaats in,
in het tweede geval voelde je jezelf
een collaborateur. De meesten
vonden een middenweg: ze bleven
zo lang mogelijk op hun post en
probeerden daar de schade voor
Nederland en de Nederlanders
zoveel mogelijk te beperken. De
mate waarm zij de bezetters tegen
werkten verschilde van persoon tot
persoon, de een durfde meer dan de
ander. De top in de leeszaalhierar-
chie vormde het ons reeds bekende
tweetal dr. H.E. Greve en dr. P.C.
Molhuysen, respectievelijk secreta
ris en hoofdinspecteur van de
Centrale Vereniging, de CV. Voor
zitter van dc vereniging tijdens de
oorlog was jonkheer mr. dr. E.A.
van Beresteyn (1876-1948), maar
deze man had zoveel andere func
ties dat hij het CV-werk graag aan
Greve overliet. Greve en Molhuy
sen maakten in feite de dienst uit.
De nazi-Duitsers met hun anti
democratische instelling versterkten
nog de positie van de beide heren.
Greve en Molhuysen kwamen ook
voor de keuze: meewerken of te
genwerken? Om het bereikte te
beschermen en te behoeden en zo te
beletten dat NSB-ers hun post in
zouden nemen, kozen ze voor
meewerken zo lang dit maar enigs
zins kon. Ze waren beslist niet
Duitsgezind, maar toch: hadden ze
niet wat meer tegengas kunnen
geven? Het oordeel van de historici
is verschillend. Greve gaf de leesza
len het advies om nationaal-socialis-
tische lectuur ter inzage te leggen.
Dat riep bij meerdere leeszalen
verzet op als zijnde in strijd met het
neutrale karakter van een openbare
leeszaal. Toen de bezetter van alle
ambtenaren een Ariërverklaring
eiste, een verklaring dat men geen
jood was, gaven veruit de meeste
betrokkenen daar zonder veel pro
test aan toe. Het gevolg was wel
dat de joodse ambtenaren nu be
kend waren en die werden prompt
ontslagen. Een van de slachtoffers
was mevrouw C. Polak, directrice
van een Amsterdamse leeszaal. Met
een volgende oekaze kregen de
De Waterschans nr. 1 1995
OLB-besturen het moeilijker: ze
moesten bordjes ophangen met de
tekst: 'Voor Joden verboden'. Dit
was wel zo faliekant in strijd met
het karakter van de openbare lees
zaal, dat er protesten en weigerin
gen kwamen, onder meer bij de
katholieke OLB's van Nijmegen,
Tilburg, Roermond en Apeldoorn.
De Duitse machthebbers in Den
Haag drukten door. Ook moesten de
werken van joodse auteurs uit het
boekenbestand verdwijnen. Zo
kwamen er lijsten van verboden
boeken. Voor de katholieken geen
onbekend verschijnsel, maar dan
wel met een heel andere achter
grond. Dr. K. Smits van de univer
siteitsbibliotheek van Nijmegen
weigerde mee te werken met als
gevolg: twee weken gevangenis. De
eerste lijst van verboden boeken
kwam al in 1940 uit. Het waren
niet alleen werken van joodse
schrijvers, maar bijvoorbeeld ook
boeken over het vorstenhuis. Vanaf
1943 bespeurde men op dit terrein
een toenemende verscherping.
Gelukkig bleef de subsidie binnen
komen, zij het vaak met vertraging.
Het werk kon doorgaan en dat was
voor Greve en Molhuysen de
hoofdzaak, dit te meer waar de
belangstelling voor de OLB's explo
sief groeide. Veel andere vormen
van vrijetijdsbesteding waren niet
langer mogelijk in die jaren.
2. De Bergse OLB's in oorlogstijd
Vanzelfsprekend ondervonden de
beide OLB's van Bergen op Zoom
al evenzeer de ellende van de bezet
ting. Minder boeken, minder brand
stoffen, verduistering aanbrengen,
och dat waren te verdragen onge
makken. Erger waren de anti-joodse
maatregelen. Hoe stelde men zich
daartegen te weer? We volgen de
ontwikkelingen aan de hand van de
verslagen en notulen van het be
stuur van de katholieke leeszaal. Op
de eerste bestuursvergadering na de
meidagen van 1940, gehouden op
13 december van dat jaar, merken
we al dat er een andere wind waait.
Secretaris Slootmans deelde mee de
voorbije maanden een storm van
brieven meestal per expresse te
hebben ontvangen met allerlei
nieuwe voorschriften. Het personeel
had er heel wat mee te stellen. De
De leeszaal in de Kortemeestraat.
politie was gekomen om een kist
met verboden boeken te verzegelen.
Later bleek dat er werken in zaten
die niet waren verboden. Toen
Vlekke aan de Bergse commissaris
van politie vroeg die boeken eruit
te halen, weigerde de chef elke
medewerking. Het duurde bijna een
jaar voordat het bestuur weer bij
eenkwam. Dat was op 15 november
1941. Vlekke vertelde dat de uitleen
een geweldige vlucht had genomen.
Op dat moment in 1941 reeds
37.461 delen tegen 22.227 het jaar
daarvoor. De leeshonger bleek zeer
groot. Er waren 99 boeken op bevel
van de overheid afgevoerd en 27
wegens slijtage. Aangeschaft had
men 196 romans en 42 jeugdboe
ken. Van de tijdschriften waren 26
jaargangen ingebonden.
Het correspondentschap te Steen
bergen draaide prima, de andere
waren opgeheven. Financieel zag
het er redelijk uit zodat de voorzit
ter de wenk gaf om meer aan te
schaffen. Helaas bleek dat steeds
moeilijker. Er verscheen steeds
minder, mede als gevolg van de
toenemende papierschaarste.
3. 'Verboden voor Joden'
Op 28 maart 1942 had voorzitter
J.C.C. Asselbergs zijn medeleden
weer bijeen, nu om te overleggen
over het gehate bordje 'Verboden
voor Joden'. Het moest van de
Duitsers op een duidelijk zichtbare
plaats worden aangebracht. Wat
daarmee te doen? Men wilde er
graag onderuit, maar niet ten koste
van alles, niet ten koste van het
voortbestaan van de bibliotheek.
Slootmans kreeg opdracht het ad
vies in te winnen van de 'Bond van
R.K. Openbare Leeszalen en Boeke
rijen in Nederland' aan de hand van
de volgende vragen: 1. 'Is het niet
gewenst, dat evenals zulks bij de
scholen is geschied, een centraal
lichaam als tussenschakel de verast-
woordelijkheid op zich neemt van
een eventuele opdracht van het
Episcopaat?' 2. 'Is het verwijderen
van zodanig eminent belang voor
de RK Leeszalen, waarvan het
merendeel nooit door Joden wordt
bezocht, zeker niet in plaatsen,
waar naast de katholieke een neu
trale leeszaal bestaat, dat hiervoor
haar bestaan direct op het spel moet
worden gezet, met sluiting, eventu
eel sequestratie als gevolg?'
3. 'Kan dit geval in een of andere
vorm onderwerp van bespreking
uitmaken op de a.s. vergadering van
11 april?' Men proeft de neiging om
toe te geven, maar in 1942 was het
heel wat moeilijker om moedig te
zijn dan nu bij een 'ver-van-mijn-
bed-show'. Op 20 april 1942 kwam
het bestuur andermaal bijeen om
verder over de bordjes te praten.
Slootmans notuleerde: 'Breedvoerig
wordt de kwestie van de bordjes
besproken, waarin o.a. naar voren