54
55
De Waterschans nr. 2 1995
handelsverkeer als wettig be
taalmiddel aanvaard werden. Van
belang was de 'intrinsieke waarde'
van het geld: de waarde van het
metaal (goud of zilver) zelf, niet
zoals nu de symbolische (op
afspraken gebaseerde) waarde.
Munten moesten dus een juist
gewicht hebben, hetgeen van
hogerhand werd vastgelegd zodat
afwijkingen opgespoord konden
worden. De geldwisselaar met
muntbalans en gewichtjes was een
alledaags verschijnsel in het
toenmalige geldwezen.
Toen de Republiek der zeven
Verenigde Nederlanden zich op het
einde van de zestiende eeuw
teken van het munthuis mocht aan
de randtekst toegevoegd worden.
Vanaf 1749 werden alle dukaten
losgemaakt had van Spanje, be
paalde de Staten Generaal een
nieuw muntstelsel. In 1586 stond zij
toe dat de verschillende munthuizen
onder meer eigen dukaten gingen
slaan. Deze moesten voortaan
allemaal hetzelfde eruit zien: op de
voorzijde een staande ridder met
pijlenbundel en het jaartal, omgeven
door de tekst 'CONCORDIA RES
PARVAE CRESCUNT' (door
eendracht worden kleine dingen
groot), en op de keerzijde in een
vierkant de tekst 'MONETA
ORDINUM PRO VINCI ARUM
FOEDERATARUM BELGII AD
LEGEM IMPERII' (munt van de
Staten der Verenigde Nederlanden
volgens de wet van het (Duitse)
keizerrijk).
Het gewicht werd bepaald op 3,51
gram. De dukaten werden geslagen
in Holland, Zeeland, Utrecht,
Gelderland, Friesland, Overijssel en
het gewest West-Friesland. De
aanduiding van de provincie en het
voorzien van een kabelrandje, zoals
op onze moderne kwartjes en
dubbeltjes. Dat moest het
zogenaamde snoeien van munten
voorkomen: met een schaar stiekem
kleine stukjes van de rand
afknippen waardoor je een
voorraadje goud kon opbouwen, en
ondertussen toch de munt als
betaalmiddel gebruiken. Op
dergelijk misdrijf stonden zware
straffen.
De Nederlandse dukaat is eeuwen
lang onveranderd gebleven. In 1808
werd de Latijnse tekst gewijzigd in
'eendracht maakt macht' en de
ridder werd uiteraard vervangen
door het portret van Lodewijk
Napoleon, koning van Holland.
Maar vanaf 1814 werden in Utrecht
weer de 'oude' dukaten geslagen.
Pas in 1847 kwam er een bepaling
dat de dukaat geen wettig
betaalmiddel meer was. Nadien zijn
ze nog wel als handelsmunt
(negotiepenning) aangemaakt, of
door particuliere instellingen als
verzamelobject uitgegeven. Sinds
1982 mag dat alleen nog door de
Staat der Nederlanden gebeuren (6).
De Bergse dukaten
De muntvondst bevatte 55 dukaten
die in de Republiek zijn aangemunt:
30 uit Holland, 19 uit Utrecht, 5 uit
Gelderland en 1 uit West-Friesland.
De oudste dateert uit 1699 en de
jongste uit 1761. De overige 5
dukaten zijn van elders afkomstig.
Twee werden geslagen in het Duitse
Rijk (te Neurenberg in 1647 en
1650 onder het bewind van
Ferdinand III), een in Oostenrijk (in
het nu Hongaarse Kremnitz in
1702, onder Leopold I), een in
Zweden (in 1745 onder de Deense
koning Frederik I) en in de
Pauselijke Staat in Rome (in 1741
tijdens het pontificaat van
Benedictus XIV). De zesde buiten
landse munt is een 'dubbele' gouden
dukaat uit Oostenrijk (geslagen te
Praag in 1637, onder het bewind
van Ferdinand II) en tevens de
oudste van allemaal. Het gewicht
van alle dukaten, ook de buiten
landse, ligt op circa 3,45 gram; de
dubbele weegt 6,8 gram. Ze waren
dus onderling inwisselbaar.
Opvallend is dat de meeste munten
dateren uit de jaren veertig van de
achttiende eeuw.
Het verhaal achter de munten
Wat weten we nu over de
omstandigheden waaronder de
munten in de grond terecht
kwamen? De eigenaar van de
munten moet een vermogend
iemand geweest zijn. Hij of zij
heeft ze in de loop der jaren opge
spaard en uit veiligheidsoverwe-
De Waterschans nr. 2 1995
gingen onder de vloer verstopt.
Misschien omdat hij langdurig van
huis wegging voor een verre reis?
We zullen het wel nooit weten. In
elk geval is er geen sprake van een
oorlogsdreiging geweest. We spre
ken dan ook over een zogenaamde
'spaarschat'. Het blijft een raadsel
waarom de munten nooit opgehaald
zijn. Wellicht is de eigenaar
voortijdig overleden.
De jongste munt, de 'sluitmunt',
dateert van 1761. Het is bijna zeker
dat de schat toen of kort daarna
begraven is. Na 1761 zijn namelijk
nog zeer veel nieuwe dukaten aan
gemunt en ook andere muntsoorten
(bijvoorbeeld gouden rijders), die
niet in het potje voorkwamen. Een
dukaat was in die tijd ongeveer vijf
gulden en vijf stuivers waard: sa
men is dat 325 V2 gulden. Dat
kwam overeen met één tot ander
half jaar inkomen van een arbeider,
terwijl een vermogend persoon er
hooguit drie of vier maanden van
kon leven. Dukaten waren geen
betaalmiddel van de gewone man.
Die behielp zich met guldens en
allerlei klein kopergeld.
In het hierna volgende artikel
getiteld 'Wie vergulde een stukje
Vuilbeek' zal Arthur Suijkerbuijk
uitvoerig verslag doen van de
speurtocht naar de vermoedelijke
eigenaar van de munten.
Vele vragen...
Na de bekendmaking van de munt
vondst werden er heel wat (meer of
minder serieuze) vragen over
gesteld. Ik heb daaruit een 'top drie'
geselecteerd:
1. Hoeveel is het waard? 2. Van
wie zijn ze nu? 3. Hoeveel heb je
er zelf gehouden?
De eerste vraag blijft voorlopig
even onbeantwoord. De munten
moeten nog getaxeerd worden.
Belangrijker is dat een dergelijke
vondst van uitsluitend gouden
munten uit het midden van de acht
tiende eeuw nog niet eerder is
voorgekomen in ons land.
Bovendien zijn er munten bij, die
met aanwezig zijn in enige
verzameling in Nederland. Een er
van is bijvoorbeeld alleen bekend
uit de Hermitage-collectie in Sint
Petersburg. Bijzonder is ook dat de
schat gevonden is bij een opgra
ving, waardoor de historische con
text exact bekend is. Veel munt-
vondsten zijn toevalstreffers die
vaak niet eens gemeld worden.
Vraag 2 is daarmee ook beant
woord: de munten zijn eigendom
van de instantie die voor de
opgraving verantwoordelijk was.
Dat is in dit geval de Rijksdienst
voor Oudheidkundig Bodemon
derzoek in Amersfoort. Bergen op
Zoom is geen eigenares, omdat de
stad (nog) geen eigen opgravings
bevoegdheid heeft gekregen van de
minister.
Wel heeft de eigenaar van de
grond, waarin de schat gevonden
werd, recht op de helft van de (te
taxeren) geldelijke waarde.
Overigens is het de bedoeling dat
alle munten in Bergen op Zoom
blijven in een museale presentatie.
Dan kan iedereen er tenminste van
genieten.
Vraag 3 mag u zelf invullen. De
munten zijn fraai, maar de resul
taten van de hele opgraving zijn
wat mij betreft veel waardevoller.
noten
(1) De opgravingen werden ver
richt door de dienst Stadsontwik
keling en Beheer, met medewer
king van de Stichting In den Scher-
minckel.(2) W.A.van Ham (red.),
Te gast bij Sint Maarten, Bergen
op Zoom 1993.(3) Bijvoorbeeld in
Delft, omstreeks 1450, en in Ant
werpen rond 1460.(4) Een deel van
deze vondsten is momenteel te
zien in een tentoonstelling in de
Gevangenpoort. (5) De hierna
volgende informatie is verkregen
van de heer Hans Jacobi, conser
vator aan het Rijksmuseum het
Koninklijk Penningkabinet in Lei
den, waarvoor onze hartelijke
dank. (6) A.A.J.Scheffers, De Ne
derlandse Dukaat (1586-1986),
Naarden 1986.
N.B. De afbeeldingen bij dit arti
kel werden door de auteur ver
vaardigd.
•W&S'!