Burgemeester Gerard Vermeulen 1808-1814
40
41
De Waterschans nr. 2 1995
Enkele gebeurtenissen uit zijn eerste periode 1808-1810
door: drs. G.A. Huijbregts
voldongen en onherstelbaar feit
plaatsen. Daarom: samen kunnen
we nu twee en een halve eeuw
herontdekken in een bosgebied dat,
juist door het samengaan van histo
rie en natuur, tot de meest waarde
volle van ons land dient te worden
gerekend.
Geraadpleegde literatuur en bronnen:
J.Belonje.mr. 'Het fort Rovers of (de) Rove-
re'in: De Ghulden Roos nr.15, 1955. J.Bo-
scha, Nederlandsche Heldendaden te Land
1888, 2e deel. W.A.van Ham en K.A.Bre-
kelmans, 'De vestingwerken van Steenbergen
tot 1630' in: De Ghulden Roos nr. 17,
1957, 83-88. R.Jacobs, Vertaling van verslag
inspectie van de fortificatiewerken in
West-Brabant 1731, Streekarchief Nas-
sau-Brabant, 1988.
Rijkswaterstaat,Dir.Noord-Brabant, Project
nota A4/A16, Den Bosch 1-1-1995. J.Sinke
en B.Agemans, Journal du Siège de Bergen
op Zoom van J.van Eggers, 1750. Herschrij
ving en weergave.Gem.Halsteren, 1987.
O.J.A.Schwarz, Militaire Spectator, 59e
jaargang. 1890. Korneel Slootmans, Bergen
op Zoom, een stad als een huis. 1974. 56-61,
87 en 172.
Boekenhoek
Huizen in Nederland. R. Meischke
e.a. 750 illustraties. Zwolle; Arche
ologische Almanak. Abcoude;
Prehistorie en vroegste geschiedenis
van West-Brabant. Stichting Bra
bants Heem; Beelden in Noord-
Brabant na 1945, NBKS Breda:
Brabants Boerderijenboekske,
Boederijenstichting; Bloedprocessies
in Brabant, Breda; Brabantse
dorpsverhalen, C. Verkuijlen;
Volksdevotie, NCW Utrecht;
Wapens en vlaggen in Noord-Bra
bant, W. van Ham, Zutphen; De
Standerdmolen, Utrecht; Middel
eeuwse kastelen van Noord-Bra
bant, A. van Oirschot; Brabantse
Biografieën, J. van Oudheusden,
Stichting Brabantse Regionale
Geschiedbeoefening; Omtrent het
begin van de Oudenaardse tapijtwe
verij (1368-1500), M. Vermeiren-
Vanwelden, in: Handelingen van de
Geschiedkundige kring van Oude
naarde, jan. 1995; De Bevrijding
van Geertruidenberg op zondag 5
november 1944 en wat daaraan
voorafging, B. Zijlmans, in: De
Dongebode nr. 3/4, 1994.
1. Inleiding
Bergen op Zoom eert menig
oud-burgemeester door een straat
naar hem te noemen. Men zal even
wel vergeefs zoeken naar een
Burgemeester Vermeulenstraat,
hoewel Vermeulen de stad bestuur
de in een zeer moeilijke periode en
hij korte tijd meer macht had dan
enig burgervader na hem. In hem
had Bergen weer eens een katholie
ke eerste burger. Eeuwenlang was
er voor de 'roomsen' geen plaats in
het stadsbestuur. Hij is verder de
enige Bergse burgemeester die de
stad heeft bestuurd toen het een
'commune' was, een Franse gemeen
te (1810-1814). Heeft hij zijn taak
zo slecht vervuld, dat hij geen straat
waard is? Dit artikel heeft niet de
bedoeling op deze vraag een af
doend antwoord te geven. Het wil
enkel wat voorvallen verhalen die
zich tijdens de eerste ambtsperiode
van Vermeulen (1808-1810) hebben
voorgedaan. Ons land bevond zich
toen in een crisistijd. De handel lag
praktisch stil en sleepte de nijver
heid mee in de malaise. De oorlog
verslond zoals altijd bergen geld en
voor de bedeling van de armen
bleef weinig over. De stadskas had
permanent geld tekort en ondanks
dat bleef het rijk maar eisen stellen
inzake de huisvesting en voeding
van het garnizoen en het onderhoud
van de verdedigingswerken, want
Bergen op Zoom was een vestings
tad. De Franse Tijd (1795-1814)
was voor ons land tevens een perio
de van ingrijpende veranderingen.
Van een federatieve statenbond
veranderde het in een eenheidsstaat,
een moderne ambtenarenstaat met
een grondwet, een beter belasting
stelsel, een nationaal leger, een
onderwijswet enz. Het waren alle
maal reorganisaties die diep ingre
pen en die met weinig financiële
steun moesten worden doorgevoerd.
2. In dienst van markies en koning
Gerardus Vermeulen kwam op de
wereld in Oudenbosch op 1 juli
1760 (1). Hij bracht het op jeugdige
leeftijd al tot rentmeester van de
domeinen van de markies van
Bergen op Zoom, Karei Theodoor
van Palts-Sulzbach, die ook hertog
van Beieren was. In 1795 namen de
Fransen alle goederen en rechten
van de markies in de Republiek in
beslag en werd Vermeulen dus
werkloos. Hij bleef voor de rechten
van Karei Theodoor opkomen, maar
zodra hij probeerde iets voor zijn
heer te verdienen, zaten de Fransen
hem dwars. Dat was bijvoorbeeld
het geval toen Vermeulen hout van
de hoeve Lindonk onder Woens-
drecht zoals gebruikelijk ten gunste
van de markies wilde verkopen. Als
medewerker van de adel hoorde
Vermeulen in 1795 tot de verliezen
de partij, samen met de prinsgezin-
den. De patriotten hadden het voor
het zeggen. In 1801 begon er een
verzoeningsproces en daar profi
teerden heel wat oud-regenten van.
Velen van hen zagen kans terug op
het kussen te komen. Gerard Ver
meulen kwam blijkbaar ook weer in
de gratie, want in 1803 zat hij in de
raad van Bergen op Zoom. Het was
koning Lodewijk Napoleon die hem
vijf jaar later tot burgemeester
benoemde. De gemeente hoorde
toen tot het departement Braband
(met een d). Aan het hoofd van
Braband stond mr. Paulus de la
Court met de titel landdrost. Hij
was het die op 4 februari 1808
burgemeester Vermeulen en zijn
vier wethouders kwam installeren.
Ruim een jaar later had de Engelse
invasie in Zeeland plaats, voor
Vermeulen een zeer moeilijke
periode. Reeds eerder schreef ik
daarover in De Waterschans (2).
Hier volgen enkele andere gebeurte
nissen met Vermeulen in een
hoofdrol. Het zijn tamelijk wille
keurige grepen die wellicht iets
bijdragen tot een beter beeld van
Gerard Vermeulen en zijn tijd.
De Waterschans nr. 2 1995
3. Begraven 'op eenen notabelen
afstand'
Tot de zegeningen van de Franse
Tijd rekent men meestal het verbod
van begraven in kerken. Koning
Lodewijk wilde omwille van de
hygiëne een einde maken aan be
graven in kerken en bebouwde
kommen. Zo ontving Vermeulen via
de landdrost een bevel om zo spoe
dig mogelijk (in alle brieven van
hogerhand kom je die uitdrukking
of een soortgelijke tegen!) een
reglement op te stellen met regels
voor het begraven (3). In het Berg
se geval betekende dat met langer
begraven in de Grote Kerk of op de
kerkhoven naast de kerk en in de
Mmderbroedersstraat. Er moest een
nieuwe begraafplaats komen buiten
de muren van de stad op een af
stand van 300 Rijnlandse roeden
(ruim 1100 m) 'of ten minsten op
eenen notabelen afstand' (4). Het
besluit leek simpel, maar druiste
wel in tegen oude gewoonten en
gevestigde belangen. Sinds 1731
kwamen de belastingopbrengsten op
begrafenisrechten ten goede aan de
hervormde kerk. Natuurlijk gaf die
dat privilege niet zo maar prijs. Op
de vraag van de landdrost naar de
situatie in Bergen op Zoom ant
woordde wethouder Berbiers, dat er
buiten de vesting geschikte gronden
voor een kerkhof lagen, maar die
waren in het bezit van particulieren.
Overigens vond het gemeentebe
stuur het begraven buiten de muren
erg aantrekkelijk, want dan zou de
stad alle begrafenisgelden innen en
bevrijd zijn van de 'dagelijksche
onaangenaamheden tusschen de
Burgers en de Gereformeerde
Kerkenraad'. De kwestie zou pas tot
een oplossing komen onder koning
Willem I (1813- 1840).
4. Onenigheid over de grenzen van
de rechterlijke macht
Veranderingen in bestuur en recht
spraak brengen haast onvermijdelijk
geschillen met zich mee. Waar
liggen de grenzen van de gewijzig
de bevoegdheden? Een grondprinci
pe van de democratische staat is dat
de rechterlijke macht onafhankelijk
moet zijn. De preciese inhoud van
dat principe is moeilijker te om
schrijven. Dat ondervond ook Ver
meulen. Zo meende hij dat het
Burgemeester Vermeulen woonde in Den Kleinen Engel (het linker pand).
Deze naam is thans weer op de gevel aangebracht. Het huidig huisnummer
is: Rijkebuurtstraat 21. Recente foto vervaardigd door de Gemeentelijke
Archiefdienst Bergen op Zoom.
gemeentebestuur de griffier van de
civiele rechtbank kon schorsen of
ontslaan. De landdrost corrigeerde
hem in deze (5). In 1808 kwam de
burgemeester in aanvaring met de
Bergse schepenbank over het recht
tot plaatsing van personen in het
Catharinagasthuis en over het verle
nen van toestemming tot huiszoe
king.
Twee mannen: Hendrik Kruger en
Jan Zegers waren door de burge
meester 'ten fine van correctie' in
het Sinte Catharina Gasthuis ge
plaatst. Wie een niet te handhaven
gezinslid kwijt wilde kon zich tot
Burgemeester en Wethouders wen
den voor plaatsing in het genoemde
gasthuis. Zo was de traditie (6).
President en leden van de civiele
rechtbank protesteerden tegen dit
beleid, want vrijheidsberoving was
in hun ogen een aangelegenheid van
de justitie. Ook over huiszoeking
moest de rechter oordelen, meenden
zij. Volgens de burgemeester was
uithuisplaatsing een zaak van de
politie, 'eene mesure van zekerheid',
genomen 'om het plegen van straf
bare excessen te voorkomen'. De