Miscellanea Archivistica IX 42 43 De Waterschans nr. 2 1995 bevoegdheden van de griffier van de civiele rechtbank en die van de stadssecretaris waren evenmin duidelijk afgebakend. Het was in de praktijk een kwestie van geld. Volgens Vermeulen trachtte de grif fier de lucratieve taken aan zich te trekken. In huiszoekingen wilde Vermeulen zich niet mengen, want dat ging naar zijn mening de crimi nele justitie aan en dus niet de civiele rechter. De puzzels werden voorgelegd aan de landdrost, een meester in de rechten. Die waagde zich echter niet op het gladde ijs van de interpretatie. Hij stuurde een bemiddelaar die in goed overleg met de partijen de geschillen moest oplossen (7). 5. Geen markt meer op zaterdag In Bergen op Zoom woonden in april 1809 precies 1681 gerefor meerden of hervormden, 4213 katholieken, 185 lutheranen en 72 joden. Totaal dus 6151 inwoners. Voor de joden was de Franse Tijd een vrij gunstige periode, een tijd waarin de wet hen als gelijkwaardi ge burgers erkende. Verkondigde de Franse Revolutie niet de idealen van Vrijheid, Gelijkheid en Broe derschap? Zowel joden als katholie ken gingen er in Nederland op vooruit toen de Staatsregeling van 1798 de principes van godsdienst vrijheid en scheiding van kerk en staat vastlegde. Maar ook hier gold natuurlijk: Wat betekent het in de praktijk? Op 29 maart 1809 kregen de joden in Bergen op Zoom verlof om in eigen kring te collecteren voor hun armen. Diezelfde dag vaardigde de koning een besluit uit 'houdende maatregelen om den staat van vernedering, waar in zich het gros der Israëlieten binnen het Rijk bevinden te doen ophouden en om tegen het inkomen van zoodanige vreemden die geen middel van bestaan hebben en ten lasten der armenkassen vervallen te waken' (8). De hier wonende joden dus helpen, maar geen nieuwe toelaten, tenzij ze over voldoende be staansmiddelen beschikten. In sep tember 1809 diende het Oppercon- sistorie der Hollandsche Hoogduit- sche Israëlitische Gemeenten binnen het Rijk een klacht in bij de mini ster van eredienst en binnenlandse zaken. Er zouden in Heusden en Bergen op Zoom 'hatelijke onder scheidingen' ten aanzien van de joden worden gemaakt. De minister vroeg De la Court om opheldering en die wendde zich tot de betrok ken burgemeesters. Ook wilde de landdrost binnen acht dagen weten of er op zaterdag, sabbat voor de joden, markt werd gehouden. Dat laatste was in Bergen inderdaad het geval. Vermeulen vond het wat ver gaan om die markt terwille van zo'n kleine groep af te schaffen. Toch gaf hij in deze toe. De zaterdag- markt verdween, maar er bleven nog twee weekmarkten over (9). Van hatelijke onderscheidingen was het bestuur zich niet bewust. 6. Werkgelegenheid in de stad De invoering van de moderne ambtenarenstaat betekende voor het stadsbestuur onder meer het beant woorden van vele vragen, want de overheid wilde alles weten. Dankzij deze informatiedorst of inventarisa- tielust beschikt de historicus sinds de Franse Tijd over veel meer gegevens dan daarvoor. Zo weten we uit een opgave van 30 juni 1808 dat de gemeente Bergen op Zoom toen 10 ansjovisvisserijen telde en dat die samen met de bot- en mosselvangerijen werk verschaften aan 80 mensen. Verder waren er in de stad 4 brouwerijen die ongeveer 20 mensen in dienst hadden; 3 leerlooierijen met totaal 12 man; 2 linnenweverijen 'zijnde van weinig belang', want er werd uitsluitend 'op loon geweven'; 1 pottenbakkerij van zwart aardewerk 'in de manier en vorm van het Engelsch' met 15 krachten in vaste dienst tegen een dagloon van 10 tot 30 stuivers; en tenslotte 10 pottenbakkerijen van grof aardewerk, waar 37 arbeiders werkten voor 5 tot 18 stuivers per dag. Je was dus het beste af met een baan bij de firma Augustijn met haar Engelse potten. Wat de 'potte - riekes' betrof merkte het stadsbe stuur op dat buiten de bakkerijen nog heel wat mensen aan de 'potne- ring' verdienden zoals de delvers van de potaarde net buiten de stad, de boeren die de grondstof vervoer den, de schippers en de eigenaren van bossen en houtwallen in de omgeving. Er waren ieder jaar 110.000 mutsaards nodig en die kostten f6,15 tot f7,00 per 100. Verder wees het bestuur erop dat de Bergse aardewerknijverheid veel last had van buitenlandse concur rentie en van de onmogelijkheid om nog naar de koloniën te exporteren. In 1807 was er in die tak maar 29 weken gewerkt. Daarom adviseer den Burgemeester en Wethouders om de import van aardewerk te verbieden of zwaar te belasten. De leerlooierij zou baat hebben bij een exportverbod van eikeschors en een invoerverbod van leer vanuit Belgie (10). Op 27 juni een nieuwe vra genlijst, nu over de agrarische sector; een week later een over het maalloon van de molenaars en zo ging het maar door. Gezondheids zorg, armenzorg, kerkelijke inkom sten, kleding en voeding van de wezen, het had allemaal de belang stelling van Zijne Majesteit. Zo graag had hij al zijn onderdanen gelukkig en welvarend gezien, maar de omstandigheden waren voor zo'n ideaal te beroerd. 7. Het rijkshengstendepot De koning had aandacht voor alles. Zo stelde hij hengsten uit zijn eigen stoeterij beschikbaar voor het fok ken van betere paarden. Het Bergse bestuur wilde daar wel gebruik van maken en vroeg om enkele goede hengsten, 'kunnende alsdan door allen, die in dit district tot aan de Grenzen van het Fransche Keizer rijk, van de Eilande van Tholen alsook van zoo veele aanzienlijke dorpen, welke hunne merriën ver kiezen daarvan gedekt te hebben, daarvan op zekere te bepalen condi tiën gebruik maken, en alzoo in weinige jaren eene wezentlijke verbetering in het ras der paarden ook in dit gedeelte van het Rijk worden tot effect gebragt'. Natuur lijk alles 'buiten bezwaar van onze stedelijke kasse' (11). Het verzoek werd gehonoreerd. Zo kwamen er drie schone dieren, genaamd: Overton, Coriander en Guilfort, van Borculo naar Bergen onder geleide van palfrenier Hendrik Boonsays. Ze mochten drie maanden blijven, tot 1 juli 1808. Een dekking kostte drie gulden: een gulden voor de palfrenier en twee voor de kas waaruit de paarden werden onder- De Waterschans nr. 2 1995 houden (12). Het succes was matig. Op 16 mei waren de hengsten pas zestien keer in actie geweest. Dat had niets te maken met de ambtenarenstatus van de paarden, maar alles met de houding van de boeren. Die waren bang dat het rijk de veulens van deze vaders zou rekwireren. Horick, inspecteur- generaal van de koninklijke stoeterijen, vroeg de burgemeester er alles aan te doen om zulke geruchten uit de wereld te helpen, ook vanaf de preekstoelen. De kosten waren geen bezwaar. De boeren waren gewend om zes gulden te betalen, zij het pas bij de geboorte van een veulen. Van de inspecteur mochten de hengsten een maand langer blijven (13). Vermeulen stelde een nader onderzoek in en weet het gebrek aan medewerking aan de afkeer van nieuwigheden 'eigen aan landlieden'. Hij ontdekte verder dat de boeren alleen voor Overton respect hadden. Diens twee maats vonden zij een maatje te klein en alleen geschikt 'voor enkele liefhebbers van een klein en licht rijpaard'. Vermeulen schreef dan ook aan Horick dat 'Overton en nog eenen goeden Holsteiner, Friesche of Geldersche Hengst' het samen wel af zouden kunnen. 'Men kan toch de men schen niet in een van hunne vooroordeelen genesen', schreef hij (14). De palfrenier ontving van Vermeulen een getuigschrift van goed gedrag en vertrok met zijn drie gezellen op 1 augustus weer naar Borculo. 8. Slotwoord Dit zijn zo enkele grepen uit het druk bezette leven van Gerard Vermeulen. Ze zijn met vele andere aan te vullen. Wat hier naar voren is gebracht vond plaats in de periode dat Vermeulen burgemees ter was in dienst van koning Lodewijk Napoleon. Hij heeft die taak ook vervuld in dienst van keizer Napoleon I, maar dat is stof voor een volgend artikel. De koning beloonde de inzet van de burgemeester door hem op te nemen in de Koninklijke Orde van de Unie, een hoge onderscheiding. Dat wil niet zeggen dat Gerard Vermeulen in alles slaafs de regering volgde. Hij heeft heel wat ondernomen om zijn onderdanen te behoeden voor lastenverzwaring. Hij zou echter het lot delen van zo menig staatsman die met toewijding zijn werk deed, maar tenslotte met stille trom moest vertrekken. Noten GB=Gemeentearchief Bergen op Zoom. Stedelijke archieven vóór 1810, voorlopige inventaris. (1). Biografische gegevens welwillend verstrekt door de heer P. Leijdekkers uit Breda, waarvoor dank. (2). Zie De Waterschans 1992. nr.2, p. 23-33; 1992,nr.4,p. 88-100; 1993, nr.l, p. 26-30 en 1993, nr. 2, p. 49-54. (3). Veel wetens waardigs over dit onderwerp in: Charles C.M. de Mooij: Om de vruchten van Gods Berg. Bergen op Zoom 1984, p.35-46.Nr.4 van Studies uit Bergen op Zoom. (4). GB 161, 4-4-1808 punt 8 en 22-4-1808 punt 3.(5). GB 161, 7-5-1808 nr.l en 16-5-1808 punt 3.(6). GB 162, p. 484-496 en GB 425, 25-7-1808 en 428, 24-11-1809 (7). GB 427, 11-9-1808, 29-9-1808 en 162, p.305/306 en 163, p.146/148.(8). GB 163, p.150, p.153 en p.167/168 (9).GB 438, 24-9-1809 en 440, nr. 460 (10) GB 161,p.248-253. (ll).GB 422, 4-1-1808.(12). GB 423,18-3-1813; GB 424,23-5-1808.(14).GB 425,13-6-1808. de moeite waard Engel P. Van spinazie word je sterk en andere ouwe-wijvenpraatjes. Den Haag 1994; Dony F. Handboek antiek. Baarn 1994; Beurden L van. Over mode en mensen. Tien eeuwen kostuumgeschiedenis. Nijmegen 1994; Jager T. Massa- en elitecultuur. Utrecht 1994; Reuver M. de. Archeologie op school. Het aanbod is basis- en voortgezet onderwijs. Leiden 1994; Furneé J. Het Noorder Sanatorium te Zuidlaren. Geschiedenis en archi tectuur van een psyschiatrisch monument. Zuidlaren 1994; Pere boom F. Obadja's gangen over Urk. De geschiedenis van de hervortnde jonge lingsverenigi ng 1930-1943. Kampen 1994; Cranen W. Kijk eens in de spiegel van het sprookje. Haarlem 1994; Peucker P. Uit liefde voor vaderland en vrijheid. Het journaal van de patriot Arie Johannes Knock over de periode 1784 tot 1797. Hilversum 1994; Lintsen H. Geschiedenis van de techniek in Nederland. De wording van een moderne samenleving 1800-1890. Deel V Techniek, be roep en praktijk. Zutphen 1994. Gerard Houckgeest, schilder en etser, ±1600-1661 door: Rochus J. van den Bergh In 1888 noemde de bekende kunsthistoricus dr. Abraham Bredius Gerard Houckgeest een uitmun tende. maar toch vrij onbekende kunstenaar, wiens werk hem deed denken aan de kerkgezichten van Emanuel de Witte (1). Nu, ruim een eeuw later, wordt Gerard Houck geest, samen met Pieter Saenredam en Emanuel de Witte, beschouwd als de grootste schilder van 'per- spectiven' in de 17e eeuw (2). Hedendaagse kunstkenners noemen het schilderij dat Houckgeest in 1650 maakte van de Nieuwe Kerk in Delft één van de imposantste en mooiste architectuurstukken die in de Nederlandse zeventiende eeuw zijn geschilderd (3). Perspectieven 'Perspectiven' is de 17e-eeuwse benaming voor schilderijen met architectuurvoorstellingen. De naam 'perspectiven' zegt iets over het doel waarmee deze schilderijen werden gemaakt en hoe zij in die tijd werden ervaren. Een belangrijk element was de juiste toepassing van een constructief ingewikkeld systeem, dat een verrassend en ruimtelijk effect had. Dit systeem: het werken met een verdwijnpunt en twee distantiepunten op gelijke afstand links en rechts van het verdwijnpunt, beheersten niet alle schilders. Zo had Emanuel de Witte in het begin van zijn carrière niet door dat men maar met één ver dwijnpunt moest werken (4). Echte kunststukken De waardering voor de 'per spectiven' moet in de 17e eeuw hoog zijn geweest. Een betrekkelijk kleine groep kunstenaars maakte schilderijen die men vermoedelijk als echte kunststukken zag. Het lijkt er op dat alleen de grote en deftige verzamelaars deze architectuur-

Periodieken

De Waterschans | 1995 | | pagina 5