94 95 De Waterschans nr. 3 1995 SUIKERFABRIEK COÖPERATIEVE BEETWORTELSUIKERFABRIEK "ZEELAND", te BERGEN OP ZOOM, 1925 ra II Afb. 2. Complex 'Wittouck' van de suikerfabriek 'Zeeland', 1925. De aan- en afvoer van bieten, pulp en steenkolen was mogelijk per schip, trein, tram en vrachtauto, (x percelen, niet in eigendom van suikerfabriek). Tekening: M.C.J. Broos, Roosendaal. vijf jaar lang de ruwe suiker moest worden afgestaan aan de N.V. Wester Suiker Raffinaderij te Am sterdam, ondanks dat men in Bergen op Zoom ook de beschik king had over een witsuikerinstalla- tie. Bij akte van 27 november 1916 voor notaris J.W. Verhulst te Mid delburg werd de overdracht van het fabriekscomplex een feit. Een maand eerder had de coöperatie een statutenwijziging ondergaan. Tevens was de zetel van de onderneming verplaatst van Middelburg naar Bergen op Zoom. Het fabriekscom plex tussen de Zuidzijde Haven en de Wittoucksingel had toen een grootte van 10.988 m2. Sinds 1907 waren echter geen uitbreidingen en wijzigingen van betekenis meer tot stand gekomen. Op 1 februari 1917 werd het gehele complex bedrijfsvaardig inclusief aansluitingen op spoor (1435 mm) en tram (1067 mm), rollend materieel (drie locomotieven en drie goederenwagens), los- en laadin- stallaties en transportinrichtingen opgeleverd. Tot de transactie be hoorden alle overeenkomsten met derden rond het spoorwegraccor- dement. De coöperatie trad even eens in de plaats van de 'Wittouck' als aandeelhouder en leverancier van melasse van de ZNMSF. De reeds in eigendom zijnde terreinen te Sluis en Middelburg werden sindsdien verpacht. Dr. P.J.H. van Ginneken werd aangesteld als direc teur van de Bergse fabriek. De lig ging van de fabriek in de Scheldestad zou volgens het bestuur stellig in het voordeel van de 'Zeeland' gaan werken. Men had immers al nieuwe leden uit West- Brabant tot de coöperatie zien toetreden. Het grootste deel van de suikerbieten kwam evenwel uit Zuid-Beveland, Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen. Maar hoe groter de hoeveelheid suikerbieten, hoe goedkoper het produktieproces in de toekomst kon zijn. 6.4. lokaalspoorwegen Al in een vroeg stadium steunde de 'Zeeland' initiatieven tot de aanleg van lokaalspoorwegen. Op 2 sep tember 1918 besloot het bestuur 100 aandelen van 500 te nemen in de N.V. Spoorwegmaatschappij Tholen en West-Brabant (STWB). Deze maatschappij was opgericht op 21 juni 1916 en had tot doel het tot stand brengen van de lijnen Bergen op Zoom-Lage Zwaluwe (50 km, via Halsteren, Steenbergen, Dinteloord, Fijnaart en Klundert) en Bergen op Zoom-Stavenisse (29 km, via Halsteren, Tholen, Oud- Vossemeer, Poortvliet, Scherpe- nisse, St. Maartensdijk en St. Anna- land). De fabriek was er werkelijk alles aan gelegen om in de toe komst meer suikerbieten uit West- Brabant aan te trekken. Dr. J.W. Jenny Weyerman, die zitting had in de Raad van Toezicht van de 'Zee land', fungeerde niet alleen als promotor van de STWB, maar had ook al eerder in de Zak van Zuid- Beveland mogelijkheden gezien. Op 14 februari 1914 werd daar de N.V. Spoorweg-Maatschappij Zuid- Beveland (SZB) opgericht, die een lokaalspoorwegnet zou aanleggen met een lengte van 53 km. Met behulp van renteloze voorschotten van rijk, provincie en gemeenten wist de SZB na veel vertraging in 1927 haar lijnen te openen. Daarentegen reageerde de provincie Noord-Brabant vanaf het begin al weinig tegemoetkomend op de vele lokaalspoorwegplannen in haar ge bied. Het zou haar overigens ook een vermogen hebben gekost door de enorme omvang van de ontworpen netten, terwijl haar geld middelen slechts gering waren overeenkomstig het aantal inwoners van de provincie. De STWB kreeg dan ook in de provincie Noord- Brabant geen poot aan de grond, zodat zij in de jaren twintig een langzame dood stierf. Wel werd de Zeeuwse poot van de STWB gesteund door de provincie Zeeland, maar dit leverde voor het geheel nog geen levensvatbaarheid op. De SZB (met 30 laadplaatsen voor bieten) en de STWB hadden hun lijnen midden in het platteland liggen en dachten bijna uitsluitend aan agrarisch goederenvervoer. Het reizigersvervoer bij de SZB werd dan ook een grote mislukking, maar het vervoer van suikerbieten uit de Zak van Zuid-Beveland bleef tot in 1972 overeind. 6.5. hinderwetvergunning Het verlenen van een hinderwet vergunning op 5 oktober 1917 ge schiedde onder de voorwaarde dat het laatst afgevoerde afvalwater der fabriek gedurende minstens twaalf uur in een afgesloten bassin be waard zou worden, voordat het in de haven werd geloosd. De coöperatie werd dus gedwongen om op eigen terrein bezinkingsbassins aan te leggen en te onderhouden. Het lozen zonder enige belem meringen in de haven of op de Oosterschelde was definitief ver leden tijd. Het 'Bestuur der De Waterschans nr. 3 1995 SUIKERFABRIEK COÖPERATIEVE BEETWORTELSUIKERFABRIEK "ZEELAND". te BERGEN OP ZOOM, 1925 (b> comple Itoucksingel opslagplaats (gor) Ztcland" l - magaziinru opslagplaats (gor) 3 ketelhuis, pulpdrogeri| n maga 5 opslagplaat Tipte* ZcCLANü ple* 'Wittouck' rung nkingsbass Afb. 3. Complex 'Zeeland' van de suikerfabriek 'Zeeland', 1925. De bietenopslagplaats was bereikbaar per schip vanuit de Zeelandhaven en per trein en tram vanaf de Wittoucksingel. Tekening: M.C.J. Broos, Roosen daal. Visscherijen op de Schelde en de Zeeuwsche Stroomen' vreesde met het oog op de uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van de suikerfabriek in de toekomst nog een sterkere vervuiling van de visserij gronden en de oesterputten in de Oosterschelde en had al voor het verlenen van de vergunning aangedrongen op de aanleg van nog grotere bezinkingsbassins en bevloeiingsvelden bij de fabriek. 6.6. oorlogsomstandigheden De aanvang van de eerste campagne op 9 oktober 1917 vond plaats onder uiterst moeilijke om standigheden. De contingenterings- maatregelen van de Nederlandse regering in 1917, die een einde maakten aan de groei van de hoeveelheid te verwerken suikerbie ten, kwamen de nieuwe coöperatie bijzonder ongelegen. De in februari 1917 door Duitsland afgekondigde onbeperkte duik bootoorlog maakte de al langer stagnerende import van buitenland se granen nagenoeg onmogelijk. De binnenlandse voedselvoorziening kwam in gevaar en de overheid zag zich genoodzaakt een distributiewet met verschillende teeltregelingen in te voeren. Landbouwers werden in de zomer van 1917 verplicht hun gehele graanoogst aan de overheid te leveren. De oorlogsomstandigheden leidden in 1917 en 1918 tot een 'geleide economie', waarbij de teelt en de consumptie van landbouwprodukten strak werden geregeld. Onder de kreet Landbouwers, levert koren, spoedig en veel, aan de regeering' werd de teelt van suikerbieten op de achtergrond gedrongen. Voor de campagnes in 1917 en 1918 moch ten de zeventien particuliere fabrieken 993.920 ton en de zeven coöperatieve ondernemingen 535.620 ton suikerbieten verwerken. Verdeeld over de coöperaties betekende dit voor de 'Zeeland' slechts 61.700 ton bieten, terwijl men er op had gezinspeeld wegens de hoge rentelasten en afschrij vingen van de jonge onderneming een zo hoog mogelijke produktie te halen. Het aantal uitgegeven aandelen met leveringsverplich tingen in de coöperatie lag aanmerkelijk hoger, dan het door de regering toegewezen quantum sui kerbieten. 6. 7. scheepvaartproblemen Tijdens de eerste campagne van de fabriek kwamen een hoop proble men naar voren. Aanvankelijk waren er moeilijkheden ontstaan met het werkvolk en het in bedrijf stellen van enige nieuwe installa ties. De werkstaking van het losse personeel op 16 oktober 1917 ont stond meer uit misverstand en wantrouwen jegens het bestuur, dan uit een principieel meningsverschil. Wel werden de werkweigeraars definitief weggestuurd. Wegens het gebrek aan steenkolen was het vervoer van suikerbieten per trein door de Nederlandse regering verboden, waardoor men een groter beroep op de binnenvaart moest doen, dan aanvankelijk in de bedoeling lag. En dat terwijl Bergen op Zoom juist zo gunstig lag voor de aanvoer per trein. Dit leidde tot grote capaciteitsproble men bij de scheepvaart. De ligging aan een getijde-haven veroorzaakte de grootste bottle-neck in de campagne. Gedurende 'dode' getijen konden de beladen schepen niet aankomen of vertrekken bij de fabriek. De los- en laadinrichtingen voor bieten en pulp boden onvoldoende capaciteit om kortdurende pieken op te vangen. Het gevolg was dan ook een ach terstand in het lossen en laden van schepen, die zowel op de laadplaatsen in Zeeland als aan de fabriek te Bergen op Zoom een gebrek aan scheepsruimte deed ontstaan. Vooral aan het einde van de campagne wreekte zich dit meer en meer. Omdat begin december 1917 te weinig suikerbieten werden aangevoerd, moest zelfs langzamer worden gewerkt. Twee weken later was het bedrijf uitsluitend aange wezen op wat de schepen konden aanbrengen en lossen. Toen daarbij nog aanhoudend slecht weer en sterke mist de scheepvaart lam legde, werd de aanvoer zodanig onregelmatig, dat de kostprijs van de verwerking der suikerbieten aanmerkelijk op ging lopen. 6.8. maatregelen Voor de campagne van 1917 had de 'Zeeland' van regeringswege een hoeveelheid steenkolen toegewezen gekregen naar rato van het quantum te verwerken suikerbieten. Dat noodzaakte de fabriek tot een heel zuinig omspringen met de brandstof. Aan het einde van de campagne bleek zij echter niet toe

Periodieken

De Waterschans | 1995 | | pagina 11