96 97 De Waterschans nr. 3 1995 Afb. 4. Gezicht op de Zeelandhaven met rangerende locomotief 'Zeeland 1 (uiterst rechts), 1927. Reproduktie uit tijdschrift 'Brabantsche Illustratie': M.C.J. Broos, Roosendaal. te komen. Dure steenkolen van elders moesten toen de fabriek uit de nood helpen. In april 1918 ging men over tot een uitbreiding van de capaciteit van diffusie en ver damping, teneinde in de toekomst het verbruik van steenkolen te beperken. In november 1918 kreeg de 'Zeeland' een hinderwetver gunning voor de bouw van een nieuw ketelhuis voor de opwekking van electriciteit (110 V, 266 A). De ervaringen in de eerste cam pagne deden de 'Zeeland' op 28 de cember 1917 besluiten om de los- en laadinrichtingen uit te breiden met een steiger en een kleine en grote stoomkraan, die beide ge bouwd waren door de firma 'Figee'. De kleine kraan werkte met kipbak- ken, reed op normaalspoor (1435 mm) en had een vlucht van 7,5 meter met een hefvermogen van 750 kg. De grote kraan werkte met een grijper, reed op een spoorwijdte van 3.05 meter en had een vlucht van 16 meter met een hefvermogen van 1500 kg. In april 1919 in vesteerde men nog eens 25.000 in de uitbreiding van los- en laadfa- ciliteiten aan de Visschershaven. Desondanks bleef de 'Zeeland' hals reikend uitzien naar de plannen van de gemeente voor een geheel nieuwe haven. Tenslotte werden in 1918 aan de Zuidzijde Haven nieuwe personeelsverblijven, werk plaatsen en magazijnen ingericht, zodat het schaftlokaal aan het Wagenpleintje kon worden afgebro ken. Voorts verrees in 1920 na de afbraak van enige panden nog een nieuw kantoorgebouw aan het Wagenpleintje. 6.9. nieuwbouw Na de Eerste Wereldoorlog ging de suikerprijs op de internationale markt sterk stijgen. De 'Zeeland' raakte in een optimistische stem ming en besloot tot uitbreiding van de verwerkingscapaciteit en ver nieuwing van de technische uitrus ting. Naast nieuwe installaties in het fabriekscomplex 'Wittouck' met een kookpannengebouw (suikerhuis), stampte men ten zuiden van de Wit- toucksingel in de Geertruidapolder een volledig nieuw fabriekscomplex uit de grond. In dit gebouwen complex kwamen was- en diffu sielokalen, een ketelhuis en ma chinekamer, een pulpdrogerij en magazijnruimten tot stand. Ofschoon de Duitse machinefabriek de installaties veel te laat afleverde, slaagde men erin om zowel het nieuwe als het verbouwde complex bij de aanvang van de campagne op 3 oktober 1921 volledig in bedrijf te stellen. De geforceerde nieuw bouw was niet gemakkelijk ge weest, zeker niet omdat men had af te rekenen met de kort tevoren ingevoerde acht-urige werkdag. Na het overwinnen van vele kinder ziekten in de eerste weken steeg de verwerkingscapaciteit langzaam tot het niveau van 1.800 ton suiker bieten per dag. Toch deden zich meerdere malen technische storing en voor, die te wijten waren aan kleine fouten en onbekendheid van het bedienend personeel met de installaties. 6.10. nieuwe moeilijkheden Op 6 november 1921 moest de produktie een dag worden stilgelegd. Een zware storm had namelijk een lichtkap van het dak van het nieuwe fabriekscomplex geslagen. Het verblijf in het gebouw werd toen levensgevaarlijk door het neerkomen van grote glazen ruiten. Tijdens hun eerste campagne bleken de nieuwe diffusiebatterijen niet aan de verwachtingen te beantwoorden. De campagne duurde dan ook veel te lang. Pas op 18 januari 1922, een maand later dan normaal, werden de laatste suikerbieten in de fabriek verwerkt. De toen al enige weken op het gor liggende bieten waren flink gaan rotten, zodat het grote verlies aan gewicht (9,3 procent) en suikergehalte de rentabiliteit van het bedrijf ten zeerste drukte. Een herhaling zou niet gewenst zijn en daarom werd reeds spoedig besloten tot een uitbreiding van de diffusiecapaciteit. 6.11. hinderwetvergunning Volgens de hinderwetvergunning van 2 augustus 1921 mocht het afvalwater slechts tussen een uur var en twee uur na de hoogste waterstand worden geloosd. Men dacht met deze voorwaarde zoveel mogelijk het dichtslibben van de haven te voorkomen en de stank overlast door opborrelende gassen te beperken. De verwerkingscapa citeit was immers een veelvoud van die van alle vroegere suikerfa brieken tezamen. Het gebouwen complex 'Zeeland' werd omgeven door bezinkingsbassins en bevloei- ingsvelden om het afvalwater var het spuien zo schoon mogelijk te krijgen. Indien zich slib in de haven afzette, dan zou dat op kosten van de coöperatie moeten worden verwijderd. De installaties voor het reinigen van het afvalwater bleken uitstekend aan de verwachtingen te voldoen. De beide fabriekscomplexen werden met elkaar verbonden door een kabelspoorweg. Men maakte daarbij gebruik van elementen van de vroe gere installaties van de 'Wittouck'. Het ketelhuis in het nieuwe fa briekscomplex 'Zeeland' leverde ook stoom aan het oude complex 'Wittouck'. Het transporteren van stoom in grote hoeveelheden bleek technisch zeer goed uitvoerbaar te De Waterschans nr. 3 1995 Afb. 5. Gezicht op de Zeelandhaven met de beide stoomkranen uit 1918. Op de voorgrond staat de kleine kraan met kipbakken. Achteraan ziet men de veel grotere grijperkraan, 1927. Reproduktie uit tijdschrift 'Brabantsche Illustratie': M.C.J. Broos, Roosendaal. zijn. 6.12. Zeelandhaven Op kosten van de coöperatie werd in 1921 een nieuwe haven gegraven in aansluiting op de reeds sinds 1882 bestaande Visschershaven. Deze Zeelandhaven was voor schepen bereikbaar langs een sluis met brug in de Wittoucksingel. De ophaalbrug moest zorgen voor een ononderbroken verbinding voor het spoor-, tram- en wegverkeer naar en van de kop van de haven. Het rijvlak van de brug had een breedte van 6 meter. De bovenbouw van de brug kostte de suikerfabriek 56.350 en werd geplaatst in het najaar van 1921. De brug werd uitgevoerd volgens een in Nederland tot dan toe onbekende constructie met een opmerkelijke vormgeving. In de volksmond kreeg het gevaarte al spoedig de bijnaam 'Papegaaienbrug'. Bij de spoorwegen in de Verenigde Staten van Amerika werden derge lijke constructies voor bruggen wel meer toegepast. De gemeente Bergen op Zoom had zich strikt zakelijk opgesteld in de overeenkomst van 10 september 1920 met de coöperatie. In ruil voor een snelle vergunning wist zij voor zichzelf het recht te bedingen om schepen met steenkolen, bestemd voor het gemeentelijke gas-, water- en electriciteitsbedrijf, in de Zeelandhaven te laten afmeren. Voor wat betreft het lossen en laden hadden schepen voor de suikerfabriek en de ge meente ook nog eens gelijke rechten. Wie het eerst afmeerde, werd het eerst gelost. Voorts mocht de gemeente het aanvullende trans port tussen de Zeelandhaven en de gasfabriek zonder enige tegemoet komingen aan de coöperatie over haar terrein laten plaatsvinden. De gemeente kreeg dus met deze overeenkomst op kosten van de 'Zeeland' havenfaciliteiten voor haar gas-, water- en electriciteitsbedrijf. 6.13. los- en laadinrichtingen Voor het lossen van de schepen werden in augustus 1920 twee elec- trische kranen besteld. De firma 'Jaffa' leverde in 1921 een op rails rijdende twee-assige kraan met een hefvermogen van 3 ton, een vlucht van 18 meter, een spoorwijdte van 5 meter en een grijper met een inhoud van 1,5 m3. De drie motoren voor het rijden, zwenken en hijsen hadden elk een vermogen van 8, 10 en 27,5 pk. De firma 'Figee' leverde een soortgelijke kraan, die echter voorzien was van drie assen met een hefvermogen van 4,5 ton en een grijperinhoud van 2 m3. De drie motoren waren ook iets zwaarder uitgevoerd, namelijk respectievelijk 12, 12 en 30 pk. De beide kranen kostten samen ruim 100.000 en waren goed voor het storten van zo'n 1.400 ton suikerbieten per dag op het gor. Het nieuwe bietengor telde een drietal sporen en was zowel voor spoor- als tramwagens bereikbaar. Voor bijna 64.000 kocht men in 1920 en 1921 nieuwe bovenbouwmaterialen en drie nieuwe open goederenwagens met een draagvermogen van 20 ton voor het afvoeren van produkten tussen de fabriek en de haven. 6.14. locomotieven Naast de twee stoomlocomotieven met de namen 'Wittoucksingel' en 'Zuidsingel', had de coöperatie in 1917 nog een derde machine overgenomen. Deze locomotief, die ook in 1876 was gebouwd door Fox Walker Co te Bristol, kwam in 1916 bij de suikerfabriek 'Wittouck' in dienst. Zij moest de toen al nauwelijks of niet meer gebruikte 'Zuidsingel' gaan vervangen als reserve voor de 'Wittoucksingel'. Na de overname kwam de 'Wittouck singel' in dienst onder de naam 'Zeeland 1', terwijl de in 1916 naar Bergen op Zoom gekomen loco motief werd voorzien van de naam 'Zeeland 2'. De kleine locomotief 'Zuidsingel' werd niet meer gebruikt en kreeg dan ook geen andere naam. Zij werd in 1922 afgevoerd. 6.15. gebrek aan gold Het Bergse gemeentebestuur ver leende totaal geen financiële mede werking aan het project. De Zeelandhaven met brug kostte uit eindelijk een bedrag van ruim 384.000, terwijl de nieuwe los- en laadinrichtingen ook nog eens ruim 272.000 in beslag namen. In de begroting van 1920 was slechts sprake geweest van respectievelijk 250.000 en 135.000. Men had onvoldoende rekening gehouden met de hogere montagekosten van de installaties als gevolg van de steeds maar stijgende lonen. Het ene na het andere bedrag bleek te zijn gestegen. Op de eindafrekening

Periodieken

De Waterschans | 1995 | | pagina 12