De Stuarts in Bergen op Zoom I: Een tak verdwijnt, een andere blijft.... De Waterschans nr. 3 1995 De Belevenissen van Hoer Trien en haar Companen door: dr. F. Wierckx Soldaten trekken naast het normale militaire personeel ook oneerlijke lieden aan, die op een minder nette manier geld willen verdienen aan de verdedigers van onze stad. Een van deze personen was een vrouwspersoon genaamd Hoer Trien. Zij wordt in de directe omgeving van de stad Bergen op Zoom tweemaal in archiefstukken genoemd. Beide keren is dit het gevolg van het feit dat zij in aanraking komt met de plaatslijke gerechtsdienaren. Het eerste incident, in 1729, is het ernstigste, omdat dit leidt tot ernstige verwondingen van de gerechts- vorster van de heerlijkheid Noord geest, Adriaan Mertens. Het tweede incident speelt zich 6 jaar later af ten huize van Jan Franken, land bouwer op de Schaliehoeve in de heerlijkheid Zuidgeest. Hier is, naast de bedreigingen, die nog later aan het adres van Jan Franken en zijn echtgenote Anna Bakx geuit worden, alleen materiële schade te betreuren. Het eerste voorval speelt zich af op dinsdag 26 juli 1729, wanneer omtrent 3 a 4 uren in de namiddag een vrouwspersoon bekend onder de naam hoer Trien door de vorster Adriaan Mertens in civiele egtenisse wordt genomen en opgesloten in 's Heere Kamer. Deze arrestatie blijft niet zonder gevolgen. Enige militairen komen hun vriendin te hulp. Volgens de afgelegde verklaring zijn het Zwitsers uit het regiment van de Kolonel Constans, die op dat moment te Bergen op Zoom gelegerd zijn. Onder bedreiging eisen deze soldaten van de vorster dat hij Trien onmiddellijk in vrijheid stelt. De vorster laat het er echter niet bij zitten en haalt zijn geladene snaphaen en houwer ten einde zich te kunnen verdedigen. Bij terugkomst wordt de vorster door een cadet uit het regiment Zwitsers besprongen, tegen de grond geworpen en met een ontblote degen aangevallen. Een andere soldaat slaat de vorster met een stok, waardoor de vorster gewond raakt aan hoofd, arm en hand. Ondanks het feit dat de soldaten proberen Trien te bevrijden door de ruiten van haar gevangenis in te slaan, blijft zij in hechtenis. Naast de vorster zijn het Jacobus Pieterse Huijgen, landman, in wiens huis het gebeuren zich afspeelde, en Anthonij Schippers, inwoonder van de heerlijkheid Noordgeest, die getuigen zijn van deze gebeurte nissen. Berichten over een arrestatie van betreffende militairen of een veroordeling zijn echter tot nu toe niet gevonden. Ook toen werd een en ander nogal eens door de vingers gezien. In 1735, 6 jaar later, is Trien wederom betrokken bij een relletje. Op donderdag 11 augustus begint het al vroeg in de ochtend. Rond 10 uur melden zich 4 leden van het Regiment Schwartzenburg en Van Berchem ten huize van Anna Baks, echtgenote van Jan Franken, land man en herbergier op de Zuidgeest. Onder luid vloeken dwingen zij Anna Baks hen bier te verstrekken, terwijl het geld haar voor de voeten wordt gesmeten. Bovendien meldt zich diezelfde ochtend een vrouw, die kort tevoren door deze soldaten beroofd is van een bedrag van 3 gulden bij Anna Baks. Na veel soebatten krijgt zij uiteindelijk haar geld terug. Tegen 2 uur in de middag loopt de spanning toch nog hoog op als de soldaten uit het Regiment Van Berchem weigeren een kan bier te betalen. Uiteindelijk betalen de leden van het Regiment Schwartenburg. Daarmee is het 'feest' echter niet ten einde. Het bezoek van deze groep militairen loopt uit op een vechtpartij, waarbij 3 stoelen kapot geslagen werden en Lindert Nuijts uit Woensdrecht, die buiten op een trapje zat, gewond raakt. Als Jan Franken, die rond half twaalf thuis gekomen was, probeert de vechtpartij te beëin digen door de keukendeur dicht te gooien, sneuvelen ook nog de ruiten van deze deur. De vechtpartij eindigt als Anna Baks haar zoon te paard naar de stad stuurt om de wacht te waarschuwen ten einde de hele zaak met geweld uit elkaar te halen. Als Jan Franken en Anna Baks 2 dagen later, op zaterdag 13 augustus van het stadhuis terug keren, waar zij een verklaring hebben afgelegd over het gehele gebeuren, komen dezelfde 4 soldaten terug in hun herberg en eisen 1 kan bier en 2 kopjes genever. Zij zijn nu in het gezelschap van de eerder genoemde Hoer Trien, die juist die dag in het openbaar gegeseld was. De gevraagde alcoholica worden, om de lieve vrede te bewaren, verstrekt. Een half uur later slaat de vlam alsnog in de pan als zich een vijfde soldaat meldt, die beweert de broer van Trien te zijn. Ook hij eist drank en, als hij die niet krijgt, vernielt hij met zijn degen wederom de ruiten van de keukendeur. Anna Baks laat het er echter niet bij zitten. Als de vijfde soldaat uit eindelijk afdruipt, achtervolgt Anna Baks hem en uiteindelijk is ze zelfs in staat, op het moment dat hij haar bij Klein Meulenbeek tracht af te weren met zijn degen, hem deze degen afhandig te maken, hem te overmeesteren en over te dragen aan de stedelijke justitie. Deze voorvallen laten zien dat de verhouding tussen de bevolking van Bergen op Zoom en omstreken en het garnizoen lange tijd een moeilij ke en enigszins dubbelzinnige is geweest. Aan de ene kant verdiende menigeen aan het garnizoen, zoals ook Jan Franken, Anna Baks en waarschijnlijk ook Jacobus Huijgen. Aan de andere kant was er veel overlast in de vorm van prostitutie, berovingen en geweldplegingen door militairen. 86 De Waterschans nr. 3 1995 door: J.A.A.C. Struijs Bladerend in oude folianten die keurig gerangschikt staan in de rekken van het Oud Archief van Bergen op Zoom slaan we de huwelijken op die in het jaar 1754 gesloten zijn. Op 22 juli 1754 vinden we nog duidelijk leesbaar: ^J^atL arina uan den J3er^L uan -Jdij is (dg erepormeert en sij is laooms derhalve moeten de gelooden van ses Lueehen tot ses weehen gaan. Hier worden de namen van Stuart en Stewart in één zin genoemd. Als we later een boekje in handen krijgen van de genealoog B. Boivin zien we dat die generaal Stewart daarin voorkomt onder de naam Stuart en een foutieve naamvoering wordt dan ook hierin rechtgezet. We zullen hier later nog even op terugkomen. Beide genoemde militairen, de soldaat en de generaal zijn dus naamgenoten 'Stuart' en ze zijn beiden in dezelfde stad gelijktijdig in dienst van het leger geweest. Laten we beide personen nader gaan bekijken zowel in hun werk als hun afkomst en laten we daarbij ook hun nakomelingen niet uit het oog verliezen. De eerste Stuart Om met de generaal te beginnen die we in 1754 ontmoet hebben moeten we eerst zeker nog tweehonderd jaar terug en we herinneren ons nog uit onze schooltijd het jaar 1568: de Tachtigjarige oorlog. Het was de strijd tussen de Zeven Nederlandse Gewesten en het machtige Spanje. Heel wat Schotten zijn toen de zee overgestoken om hier hun heil te zoeken. Ze waren hier welkom, het leger kon ze goed gebruiken. Wat was toch de reden van deze uittocht? Het antwoord hierop is vrij simpel: armoede, armoede en nog eens armoede. De jonge mensen zagen in hun eigen land geen toekomst meer. Gelukzoekers om den brode... Nee, het was niet het avontuur dat hen trok. Het was de soldij die zij verwachtten en als het met de uitbetalingen niet vlotte was er nog altijd de buit die hen bij een overwinning te wachten stond, want dan kregen ze meestal de gelegenheid zich te verrijken middels plundering, roof, diefstal en dat maakte veel goed. Rond 1580 zaten er toch al wel enige duizenden Schotse soldaten in Holland want we lezen over verschillende Schotse regimenten in Staatse dienst. Een van deze jonge kerels die de oversteek gemaakt had om zich als huursoldaat aan een Schots regiment te binden was Jacobus Stuart. Was het een noodsprong? Vaarwel Schotland.. Hij zou zijn vaderland niet meer terugzien. Jacobus Stuart Het ruwe soldatenleven moet hem wel erg tegengestaan hebben. Het was voor die jonge ongeoefende kerels een vreselijke toestand als ze slag moesten leveren met het goed gedrilde Spaanse leger. Wie weet wat voor gruwelen ze op het slagveld tegenkwamen. Ook de discipline in het leger liet alles te wensen over. Steeds maar ruzies met hun kapiteins die de soldij voor heel de compagnie ontvingen maar in het uitbetalen aan de soldaten dikwijls te kort schoten. Ook dat werkte erg deprimerend. In de jaren 1584/85 rommelde het geducht in de Schotse gelederen en de kapiteins hadden met hun soldaten meer te stellen dan in een goed georganiseerd leger mag voor komen. Het waren de jaren dat de bekende Spaanse landvoogd Parma in de Zuidelijke Nederlanden met zijn goed afgerichte troepen vele triomfen vierde. Er liepen toen nogal eens Schotse soldaten naar Parma over. Wat maakte het hen ook uit, als er maar geld op tafel kwam. Het waren toch huursol daten! Tenslotte vielen hele Schotse regimenten uiteen en in nog grotere groepen meldden ze zich bij Parma aan. In die jaren moet ook Jacob Stuart het Schotse regiment de rug toegekeerd hebben, maar een ding weten we zeker: naar het Spaanse leger ging hij niet. Kort daarop vinden we hem terug in Bergen op Zoom en wel als grutter in de Lievevrouwestraat waar hij in het huis Cleyn Zevensterre een kruide nierswinkel dreef. Ook al omdat hier veel Engelsen in garnizoen lagen moet het hem voor de wind gegaan zijn. In zijn kring steeg hij in aanzien en al spoedig werd hij diaken en ouderling in zijn kerk. Als Gereformeerde is hij er ook begraven. Driemaal is hij gehuwd geweest en er kwamen negen kin deren. We zullen ons op een van die kinderen richten en wel de oudste zoon uit zijn derde huwelijk, Cornelis. In het driemaandelijks tijdschrift 'De Vierschaer' zijn enige jaren geleden enkele artikelen over hem gepubliceerd. Cornelis Stuart Cornelis koos niet voor het soldatenleven want het religieuse trok hem meer aan en dat zal zijn vader zeker met welgevallen aan schouwd hebben. Hij wilde graag dominee worden. Vader zat goed bij kas en zoonlief mocht theologie gaan studeren in het verre Friese stadje Franeker. Hij stond daar ingeschreven als Cornelis Stuartus 87 Bronnen: Oud Rechterlijk Archief Noordgeest 570, folia 40, 41 en 42v, 29 juli 1729; Oud Rechterlijk Archief Zuidgeest 256, folia 36, 15 augustus 1735. Cgetrouwt lij den dScllotschen predilant Jjacolus ddtaart jongeman aijt SI otland soldaat uit Let dderste l3atalljon uan de Jdeer ener aalg/SdnüzadnalLier in met

Periodieken

De Waterschans | 1995 | | pagina 7