126
127
De Waterschans nr. 4 1995
de Oude Kerkhofstraat
Weinig mensen weten dat de heden
daagse doorgang van het Zui-
velplein naar de Parade een restant
is van een der oudste straten van de
stad: de Oude Kerkhofstraat. Het
tracé van deze straat liep in een
rechte lijn (onder wat nu een deel
van de kerk is) van de Waag naar
de Kerkstraat. Aan deze situatie
kwam een einde toen omstreeks
1500 begonnen werd met de nieuw
bouw van de Gertrudiskerk, bekend
als het 'Nieuwe Werk'. Van 1500
tot 1700 werd het grootste deel van
de huidige Parade in beslag geno
men door het nieuwe koor en tran
sept van de kerk, zij het echter al
snel in de vorm van een reusachtige
ruïne. Zoals bekend, resteert van
het Nieuwe Werk nu alleen nog de
eerste travee van het transept.
Plet is belangrijk om de globale
situatie van voor 1500 in gedachten
te houden bij de 'reconstructie' van
het opgravingsterrein (zie de platte
grond). De Oude Kerhofstraat was
oorspronkelijk aan beide zijden
bebouwd met huizen. Aan de kant
van de kerk werd de bebouwing
echter onderbroken door het om
vangrijke kerkhof dat ten noorden
en zuiden van het koor van de kerk
lag. Op de huidige achterplaats van
het postkantoor bevonden zich in de
vijftiende eeuw drie woonhuizen:
het achterhuis van de Zeekei (nr. 1),
de Kleine Haan (2) en de Grote
Haan (3). Daarnaast stonden tot
omstreeks 1525 nog de achterhuizen
van de Grote en Kleine Slang, en
daarnaast de Waag. Liep men bij de
Waag de hoek om en weer de
Zuivelstraat in dan vond men daar
achtereenvolgens de Grote en kleine
Slang (4 en 5), de Wolf (6), de
Witte Voet (7), het Witte Kruis (8),
de Grote Zeekei en de Kleine
Zeekei (9). Deze laatste twee hui
zen, inclusief het bijbehorende
achterhuis aan de Oude Kerkhof
straat, werden in 1477 door de stad
aan de Duitse kooplieden in gebruik
gegeven en sindsdien 'Oosterlingen
huis' genoemd (1).
huizen en afvalputten
De opgraving heeft de resten van de
drie genoemde huizen aan de
Kerkhofstraat aan het licht gebracht.
Er was weinig meer van over dan
wat keldermuren en schaarse funde-
ringsresten. Alle drie de panden
waren aan de straatzijde onderkel-
derd. De kelders waren overdekt
met tongewelven en toegankelijk
vanaf de straat. Boven de kelders
lagen de voorkamers van de huizen,
die in de regel in gebruik waren als
winkels of in combinatie hiermee,
als ambachtelijke werkruimtes.
Onder de achterhuizen, waar zich
het huishoudelijke leven afspeelde,
werd bij elk pand een gemetselde
afvalput gevonden. Deze putten
dienden waarschijnlijk tegelijk als
beerput (toilet) en vergaarbak voor
huishoudelijk afval (etensresten en
afgedankte, kapotte voorwerpen).
Achter de drie huizen werden op
een relatief klein oppervlak nog
drie afvalputten gevonden die tege
lijk in gebruik zijn geweest. Het is
op dit moment echter nog niet
duidelijk bij welke panden ze hoor
den: voorlopig wordt gedacht aan
de huizen Kleine Haan, Zeekei en
Witte Kruis. Onder deze putten
lagen nog oudere, gegraven afval-
kuilen. Die zijn te beschouwen als
de voorgangers van de gemetselde
putten. Aan de vorm en plaats
ervan is goed te zien hoe in de
vijftiende eeuw gewoekerd is met
de weinige beschikbare ruimte. Ook
uit de archiefbronnen blijkt dat de
situatie ter plaatse erg gecompli
ceerd was omdat immers zeven
panden nauw aan elkaar grensden.
het Nieuwe Werk
Bij de bouw van het Nieuwe Werk,
kort na 1500, werden het achterhuis
van de Zeekei en de Kleine Haan
afgebroken om plaats te maken
voor de funderingen van de transep
tarm. Tijdens de opgraving werden
resten van deze enorm brede fun
deringen aangetroffen. Zij waren
aangelegd op het schone zand op
een diepte van meer dan drie meter.
Omdat in 1700 de kerkruïne diende
als steengroeve voor de bouw van
de vestingwerken van Van Coe-
hoorn, is een groot deel van de
funderingen weer uitgegraven en
afgevoerd. Ook van deze werk
zaamheden zijn de nodige sporen
gevonden. De Grote Haan bleef als
enige in 1500 gespaard. In de
kelder van dit huis bevonden zich
allerlei bouwfragmenten van het
Nieuwe Werk, die daar waarschijn
lijk in de zeventiende eeuw in te
recht zijn gekomen.
Tijdens en na het beleg van 1622
werd aan de huizen van de stad vrij
veel schade toegebracht; niet zozeer
door het oorlogsgeweld maar door
soldaten en verarmde inwoners die
leegstaande huizen afbraken om aan
brandhout en bouwstenen te komen.
In het tweede kwart van de zeven
tiende eeuw volgde een zeker her
stel. Deze verwikkelingen lieten
ook in de Oude Kerkhof straat hun
sporen na. Rond 1650 staan er nog
slechts twee huizen: de Haan en de
Asbak, de laatste 'Nieuwelijks
opgetrokken in de muur van de
Oude Kerk'. De Grote Haan werd
vermoedelijk herbouwd na 1622 en
heette toen kortweg 'Haan'.
Restanten van de Asbak werden
gevonden in de vorm van een
ondiep keldertje dat was uitgegra
ven in de (in 1500) volgestorte
kelder van de Kleine Haan.
oudere vondsten
De drie opgegraven huizen blijken
kort na 1400 te zijn gebouwd,
vermoedelijk meteen na de grote
stadsbrand van 1397. Op het weste
lijke deel van het erf, tegen de
kerk, kwamen de resten tevoor
schijn van oudere huizen, namelijk
uit de veertiende eeuw. Die waren
in hout gebouwd op dunne funde
ringsmuren van baksteen. Helaas
had de aanleg van de grote vijftien
de eeuwse kelders en afvalputten
veel oudere sporen vernietigd. Een
precieze percelering in de veertien
de eeuw is dan ook niet meer vast
te stellen.
De opgraving heeft ook sporen uit
de dertiende eeuw opgeleverd. Deze
bestaan uit delen van tenminste drie
huisjes, waarvan er twee opge
bouwd waren met houten palen en
wanden van gestapelde plaggen, en
een derde met staanders op stenen
funderingen (poeren) en houten
wanden. Bij deze huizen hoorde een
waterput die gemaakt was van
gestapelde houten tonnen, meer dan
vijf meter diep ingegraven tot vlak
onder het grondwaterpeil. In de
veertiende eeuw diende hij korte
tijd als afvalput.
Opmerkelijk aan de dertiende eeuw-
se sporen is het feit dat ze niet
De Waterschans nr. 4 1995
De vijftiende eeuwse zwavel bak. Foto: C. Vanwesenbeeck. Gemeentelijke Archiefdienst Bergen op Zoom.
evenwijdig liggen aan de rooilijn
van de Zuivelstraat, noch aan die
van de Oude Kerkhofstraat. Dit zou
er op kunnen wijzen dat het verloop
van de Oude Kerkhofstraat toen
volkomen anders was dan in de
vijftiende eeuw.
een boerenerf
De oudste sporen die de opgraving
opleverde stammen uit de twaalfde
eeuw. Het betreft de resten van een
akkertje, aangelegd op een natuur
lijke heuvel waarvan de top onder
de huidige kerk moet liggen. In het
zand waren nog prachtig de voren
van de ploeg zichtbaar. Aan de
oostrand van de akker stond een
huis of schuur, uiteraard van hout.
Een slootje voerde overtollige water
af in de richting van de Wouwse-
straat.
De akker is niet erg lang in gebruik
geweest. Rond 1200 stond er al een
huisje of schuur op, een bouwsel
van ingegraven palen en wanden
van vlechtwerk. Hoe groot dit
precies was komen we nooit meer
te weten omdat het grootste deel
van deze sporen vernietigd is bij de
bouw van het Nieuwe Werk in
1500.
Rond 1175-1200 moet Bergen op
Zoom hebben bestaan uit dicht
bijeen gelegen boerderijen, waarvan
tot nu toe centra bi] de kerk, in de
Zuidmolenstraat en in de Dubbel-
straat door opgravingen aangetoond
zijn. Een halve eeuw later zou
daarvan niets meer over zijn: de
verstedelijking is dan in volle gang.
de mobiele vondsten
In totaal werden bij de opgraving
dertien afvalputten gevonden: vijf
bestaande uit eenvoudig gegraven
kuilen en acht als gemetselde put
ten. De oudste is dertiende eeuws
en de jongste zestiende eeuws. De
meeste afvalputten dateren opval
lenderwijs uit de tweede helft van
de vijftiende eeuw; zowel mobiele
vondsten (voorwerpen) als funder
ingen uit de zeventiende of acht
tiende eeuw ontbreken nagenoeg.
Alleen de afvalput van de (Grote)
Haan leverde een redelijke hoeveel
heid zestiende eeuws materiaal op.
Bijzonder aan deze opgraving is het
feit dat we nu beschikken over
huishoudelijk afval uit tenminste
drie (en wellicht meer) afvalputten,
dat met zekerheid dateert van vócr
1500. Aangezien het dan om voor
namelijk rood aardewerk gaat van
Bergse makelij, is dit gegeven erg
waardevol bij de studie van de
Bergse aardewerkproduktie. Overi
gens is de totale hoeveelheid gevon
den huisraad van deze opgraving
uitzonderlijk groot: de enige tot nu
toe 'uitgewerkte' afvalput leverde al
meer dan 100 complete of vrijwel
complete voorwerpen op.
een heel bijzondere vondst...
Onder het achterhuis van de Kleine
Haan bevond zich een gemetselde
bak van 2,50 bij 3,80 meter. Op de
bodem van deze bak, die in oor
sprong afgedekt zal zijn geweest
met een tongewelf, lag nog een
dunne laag beer en huishoudelijk
afval in de vorm van dierenbotten
en scherven, dateerbaar in de twee
de helft van de vijftiende eeuw. Uit
deze laag kwam een vrijwel com
pleet bewaard gebleven rechthoekig
bakje van rood aardewerk, aan
beide zijden versierd (zie afbeel
ding). De afmetingen bedragen 12,5
(hoogte) bij 16 (breedte) bij 8,5
(diepte) centimeter.
Het bakje staat op een vlak afge
werkte voet en heeft aan beide
korte zijden een vertikaal geplaatst
oortje. De verbrede bovenrand van
de bak is voorzien van kantelen.
Inwendig is de bak uitgehold zodat
een smalle gleufvormige holte
ontstaat.
Aan beide lange zijden zijn met klei
figuren geboetseerd: aan een zijde
in het midden een leeuw, waarvan
de ogen, bek, klauwen en staart
vervaardigd zijn in witte klei. Aan
weerszijden hiervan bevindt zich
een kopje van een onbekend dier,
vermoedelijk een rund, met ogen
van witte klei.
Aan de andere zijde is een mensfi
guurtje weergegeven met het li
chaam van een leeuw; onder het
hoofd bevindt zich een kraag
waarvan de rijgveters van witte klei
zijn gemaakt. Ook hier aan weers
zijden een zelfde dierekop met ogen
van witte klei.
Het bakje is geheel geglazuurd, op
de onderzijde van de voet na, zodat
de gebruikelijke bruinrode kleur
ontstaat. De details in witte klei
kleuren hierdoor geel. Voorts is nog
de achtergrond van beide zijden