t 30 31 De Waterschans nr. 1 1996 t 4. Slot Annadaal bij Posterholt, Jan de Beijer midden 18e eeuw. Stichting Huis Bergh, 's-Heerenberg. afgaand samen met Herman Otto van Limburg Stirum gevangen genomen door Hendrik van den Bergh bij diens beroemde aanval op de Staatse ruiterij in de omgeving van Kalkar (22). Van Limburg Stirum en Schmelzing kwamen al snel vrij tegen betaling van losgeld. Zij werden door Van den Bergh uiterst voorkomend behandeld. Het bezoek van Schmelzing aan Anna daal op vijandelijk gebied werd mogelijk binnen het kader van deze gevangenname. Hij maakt er voor het eerst kennis met Lieske. 'Ik binn tot Annendaal gewezen, alwaar ik ut ter maaten willkomen ward. Hielten mik een dag up. Ik kann nit genoeg rümen, so vehl ehren ik daer entfangen (heb), findende min frau Moder frelen Anna in goder dispositi, frelen Charlott half ende half. Ik freze dat diselbe wat von twater heft, doch clagde sik nit, die goede frome siele. Mevrau von den Berg, die kann doch niet als from sein, waar ok wohl (voelde zich ook goed), mede haar freie dochter Liske, die mik ut ter maaten wohl anstaat, spelt up vehl instrumenten. Die ander dochter Anna Maria fonde ik sehr gecarressirt von haeren freier Graf Bemd Albrecht von Stirum'. Uit dit citaat blijkt de muzikaliteit van Elisabeth, die ook later zou opvallen. Zij bezat kennelijk vele kwaliteiten, natuurlijk sprak zij ook goed Frans. Het is geen wonder dat Schmelzing haar ruim een jaar later graag terug wil zien. Een opvallende zinsnede in bovenstaande passage is 'min frau Moder frelen Anna', waarin 'moeder' en 'freule' elkaar in principe uitsluiten. Ook op andere plaatsen in de correspondentie krijgt gravin Anna dit epitheton: 'min oude moder frelen Anna' (19 dec. 1625) en 'min moder frelen Anna' (29 jan.1628). 'Moeder' kan weliswaar in het algemeen voor een enigszins bejaarde vrouw (niet noodzakelijk ook moeder) worden gebruikt (23), maar er zit waarschijnlijk meer achter. Uit de overige correspondentie blijkt dat Schmelzing zich naar hartelust overgeeft aan praatjes, roddel en seksuele toespelingen. Een tweede beschuldiging van Spaanse kant waaraan graaf Hendrik begin 1630 blootstond, was incest (24). Hij zou zijn bastaardzoon Herman Frederik en zijn bastaarddochter Anna Maria verwekt hebben bij zijn zuster Anna. Zelfs van incest met zijn dochter Elisabeth werd gewag gemaakt. Natuurlijk deden de praatjes rond gravin Anna al eerder de ronde dan 1630 en misschien deed ook Schmelzing er aan mee. De omschrijving 'min frau Moder frelen Anna' heeft wellicht een ironische lading bedoeld voor graaf Floris ('wij tweeën weten wel hoe de zaak in elkaar zit'). In 1611 had graaf Hendrik beide bas taardkinderen door Isabella laten legitimeren, zonder de moeder te noemen (25). Voor die tijd was het ongewoon daar niet open over te zijn (26). Ook de beide broers van graaf Hendrik, Herman en Frederik, hadden bastaardkinderen. Van hen waren de moeders bekend: Eli sabeth van Heeck en Aleide van Groeningen. Nog in 1648 moest graaf Herman Frederik zijn goede naam en die van zijn vader verde digen in een pamflet (27). De brief van Schmelzing biedt weliswaar een interessante passage, maar de waar heid over de afkomst van de bast aarden laat zich er niet door achterhalen. Wel is intussen dui delijk dat de (latere) beschul digingen een zware last hebben betekend voor het 'echte' kind uit het eerste huwelijk van graaf Hendrik. 4. Maria Elisabeth van Hohenzollern-Hechingen: haar huwelijk en latere jaren In maart 1630 trad Elisabeth in het huwelijk met Eitel Friedrich II, 'Fürst' von Hohenzollern-Hech ingen (1601-1661), de oudste zoon van Johan Georg (1577-1623) en Franziska, Wild- und Rheingrafin von Salm, die veertien kinderen kregen, waarvan er vijf jong stier ven. Johan Georg werd in zijn laatste levensjaar weliswaar tot vorst verheven, maar zijn vorst endom was maar zeer klein. Diens vader was graaf Eitel Friedrich I van Hohenzol lern-Hechingen, 1545-1605, stichter van de Hechinger-linie en een broer van Karei II van Hohenzol- lem-Sigmaringen, die getrouwd was met een halfzuster van graaf Floris II van Culemborg. De jongste zuster van Eitel Friedrich II was Maria Anna (1614-1670?), die trouwde met graaf Ernst van Isenburg. Haar stormachtig leven wordt beschreven in de roman La comtesse d'lsembourg door Mada me de Saliès (Parijs: 1688) (28). Over het huwelijk tussen Eitel De Waterschans nr. 1 1996 Friedrich en Elisabeth zijn weinig bijzonderheden bekend. Het paar woonde aanvankelijk samen op kasteel Boutersem bij Leuven (afb. 5), dat Elisabeth van haar moeder Margaretha van Wittem had geërfd (met Opveld, Muisteden, Kerckum en Boetsel; evenals kasteel Oud-Herlaer, Sint-Michielsgestel en een deel van Spalbeek). Eitel Friedrich stond in keizerlijke dienst en was veelal niet aan haar zijde. In Hechingen (Baden-Würtenberg) hebben zij nooit gewoond vanwege diverse bezettingen, teweeggebracht door de dertigjarige-oorlog. Later is tussen beiden een verwijdering ontstaan, waarvan de oorzaak niet bekend is. Van Schilfgaarde sug gereert dat er al problemen waren in 1635, maar dit is niet te lezen in de brief van 6 februari van dat jaar, die hij bespreekt (29). Een dieper- gaand onderzoek hiernaar valt buiten het kader van dit artikel. In 1644 zijn zij in elk geval nog samen in 's-Heerenberg (30). De situatie rond de opvolging in het markiezaat van Bergen op Zoom na de dood van Maria Elisabeth I in 1633 is ingewikkeld (31). Bergen op Zoom zelf was voor de tijd van de oorlog door de Staten-Generaal geconfisceerd ten behoeve van de Oranjes. In de gedeelten van het markiezaat die onder Spaanse controle waren, onstond een op- volgingsstrijd tussen Elisabeth en haar neef Albert. Na de dood van haar vader in 1638 werd zij formeel regerend gravin van Bergh, van 1641 tot 1644 ook feitelijk. In dat laatste jaar komt een voorlopige regeling tot stand met Albert, waarbij zij afstand doet van Bergh en het Markiezaat krijgt. Na de vrede van Munster wint zij in 1649 een proces rond de rechten op het markiezaat van Bergen op Zoom en doet zij haar intrede in de stad. 5. De relatie van Maria Elisabeth met de winterkoningin en Constan- tijn Huygens Het verzoek van graaf Hendrik begin 1628 dat zijn dochter zou worden voorgesteld aan Elisabeth Stuart, de winterkoningin, is niet lang daarna ingewilligd. Zij was de dochter van de Engelse koning Jacobus I, huwde in 1613 de protestantse keurvorst Frederik V, paltsgraaf aan de Rijn, en resi deerde met hem te Heidelberg. In 1619 werd Frederik gekozen tot koning van Bohemen. Na de slag bij de Witte Berg in november 1620 moest hij uit Bohemen vluchten, na er een 'winter' koning te zijn geweest. Uiteindelijk kwam het paar in 1621 op uitnodiging van Maurits naar Den Haag, waar het jaren in ballingschap leefde. Elisabeth van den Bergh maakte van de door Frederik Hendrik geboden gelegenheid gebruik om naar Den Haag te gaan. Zij woonde zelfs enige tijd bij de winter koningin in haar huis op de Kneuterdijk naast de Kloosterkerk (32). Als prinses van Zollern maakte zij met de winterkoningin een reis naar Brussel om de schilderijen te bekijken van het hof van aartshertogin Isabella (33). In oktober 1633 logeerde zij enige dagen met twee staatsjuffers en een kamerheer bij haar oom Floris op de Lange Vijverberg 11 te Den Haag (34). Later moet zij een eigen huis in die stad bezeten hebben. Elisabeth en de winterkoningin blij ven elkaar ook later bezoeken. Eind november 1654 komt de laatste naar Bergen op Zoom. Zij schrijft in een brief van 3 december uit Den Haag: 'Ik ben zeer goed beziggehouden door de prinses van Zollern, die het gehele verblijf mijn gids was en mij vrijhield. Haar dochter Henriette Francisca is nu 'so prettie every way that you would like her yet better than ever you did if you saw her; she is much growen and is still of a verie sweet disposition and she does become her: she has a great deal of witt and loves our nation extremelie' (35). In december 1657 was Elisabeth betrokken bij de vlucht en de geloofsovergang van Louise Hol- landine, een dochter van de winterkoningin (geb. 1622). Dit veroorzaakte het einde van hun vriendschap. Louise had corres pondentie achtergelaten die voor Elisabeth belastend was. Elisabeth Stuart heeft zich Elisabeths houding zeer aangetrokken, vooral ook omdat deze het gerucht had verspreid dat Louise zwanger was, wat niet het geval was ('base 4a. Vermoedelijk: gravin Anna van den Bergh. Stichting Huis Bergh, 's-Heerenberg. mesdisante lyes') (36). Elisabeth is naar Den Haag gekomen om zich te verdedigen, maar werd niet meer door de winterkoningin ontvangen. Men heeft verband gelegd tussen Louises ongelukkige liefdesaffaire met de graaf van l'Epinay in 1646 en haar vlucht in 1657, maar daar zit elf jaar tussen (37). Een uitvoerige verdediging van het gedrag van Louise Henriëtte en Elizabeth is te vinden in een opstel van de jezuïet H.J. Allard (38). Hoe men er ook moge over moge oordelen, uit Elisabeths optreden in deze zaak spreekt haar fervente katholicisme, dat haar als markiezin in haar relatie tot de Staatse overheid ook dikwijls parten speelde (39). Wie Elisabeth ook goed gekend heeft in Den Haag en meerdere malen bezocht heeft, is de dichter Constantijn Huygens (1596-1687). Ondanks zijn bezwaren tegen het rooms-katholicisme onderhield Huygens relaties met katholieke vrouwen van hoge adel als Elisabeth en de aan haar verwante Beatrix de Cusance, hertogin van Lotharingen (40). Jacob Smit zegt er in zijn biografie van Huygens het volgende over: 'De omgang spe ciaal met hoogadellijke dames die gevoel hadden voor geest, poëzie, voor muziek in de eerste plaats, had grote charme voor hem Huygens). Hij hield van beleefde en soms nogal vrijmoedige badinage met zulke dames en hij beheerste de vormen en formules van beleefde

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 17