t/ne 2) ame de grand icauoir, 32 33 De Waterschans nr. 1 1996 5. Kasteel Boutersem, gravure door Jacobus Harrewijn. Uit: Jacques le Roy, L'Erection de toutes les terres, seigneuries families titrées du Brabant, 1696. complimenteuze geestigheid volko men. Dat gaf hem een satisfactie die hij niet graag gemist zou hebben. Toen de prinses van Hohenzollern, die goed luit en guitaar speelde, het voor hem niet wilde doen met het excuus dat het rabat, de brede halskraag die haar tot over de ellebogen hing, haar te veel hinderde, moest hij hartelijk lachen: de prinses speelde nooit zo goed als wanneer ze zich uitgekleed had' (41). Dit verhaal ontleent Smit aan het volgende gedicht van 2 maart 1650, 'Voor de prinses van Hohenzollern' (42): 1~Janl gue 2)ame en icauroit at/oir, (daict un exeiient tintamarre dddur ie eyCutli et ia (guitarre, Iddaió m en re^uie tout a piat, 2)iiant gue ion uiiain ra Lat CJui iuij descendseion ia made, 2dessu.s iei coades, 2 incommode, rjde. pretexte est port ópecieux, rjiexcase Lien estudiée; ddiie ne joae jamais mieux Cju apres s estre desLaLiiiée. hels kabaal:** brede halskraag). De andere gedichten die Huygens in 1650 opdroeg aan Elisabeth, waar onder enige Franse rijmbrieven, zijn te lang en te moeilijk om hier vluchtig te behandelen en leveren niet veel op aan biografisch materiaal. Ze zijn in navolging van de Franse dichter Scarron ge schreven in de burleske mode van die periode (43). Tenslotte wil ik nog wijzen op de relatie die gelegd is tussen Huygens' beroemde kluchtfiguur Trijntje Comelis en Elisabeth. Elisabeth zou volgens J.A. Worp de bron geweest kunnen zijn van het verhaal dat in de eerste drie bedrijven van de klucht wordt verteld (44). 6. Andere dergelijke portretten Bij nadere beschouwing van het portret van gravin Elisabeth van den Bergh uit 1628 valt de ongewone houding op: de linkerhand van de geportretteerde houdt ter hoogte van de schouder het lang afhangend haar tegen. Mevrouw drs. K.E. Schaffers-Bo- denhausen, directeur van het Iconografisch Bureau te 's-Gra- venhage, maakte mij attent op het bestaan van vijf portretten uit dezelfde periode, waarin sprake is van dezelfde houding van de linkerhand, het loshangende haar en een rechterhand die op de borst of op het hart wordt gehouden: 1. Elisabeth Stuart, 1596-1662, de winterkoningin, gedateerd 1622, 67.5 x 53 cm op hout (afb. 6). Het portret berust nu in een privé collectie; in 1990 bevond het zich nog in het bezit van The Weiss Gallery te London (45). Het portret is door deze kunsthandel toegeschreven aan Michiel J. van Mierevelt, hofschilder van de Oranje-Nassaus in Den Haag (1567-1641, Delft). Hij schilderde Elisabeth Stuart ook in 1628 (nu o.a. te Chantilly). Van het portret van 1622 bestaat een repliek, die eerst is toegeschreven aan 'H. van Ravestyn' en later aan Paul van Somer (46). 2. vermoedelijk Elisabeth, Wild- und Rheingra- fin-grafin zu Salm in Dhaun 1593-1656, ca. 1622, 67 x 58.5 cm op doek; kasteel Braunfels (afb. 7); pendant van een portret van haar broer Johan Conrad (gest. 1625 te Den Haag!) eveneens te Braunfels. Haar andere broer Wolfgang Friedrich trouwde in 1619 Elisabeth van Solms, een zuster van prinses Amalia. Elisabeth zu Salm-Daun is bovendien een stiefzuster van Ama lia van Solms, via haar moeder Ju liana van Nassau-Dillenburg (1565-1630; zuster van Ernst Casi- mir en Jan van Nassau 'de middelste'), die eerst getrouwd was met Adolph Heinrich zu Salm in Dhaun en in 1619 hertrouwde met Johann Albrecht zu Solms- Braunfels (gest. 1623), de vader van Amalia en 'Grosshofmeister' van de winterkoningin. Over Elisabeth zu Salm-Daun is weinig te vinden. Zij trouwde in 1621 in een tweede huwelijk (47) met graaf Reinhard zu Solms-Hungen (gest. 1630), een oom van Amalia, weduwnaar van gravin Walburg Anna van Falcken- stein (gest. 1618) met wie hij in 1615 was gehuwd. Walburg Anna was een zuster van Margrita van Falckenstein, de 'jufra von Brede- rod' die wij al zijn tegengekomen. Graaf Reinhard was dus Margrita's zwager. Hij was in Staatse dienst (48) en verkeerde waarschijnlijk met zijn vrouw Elisabeth in de Republiek vanwege de Spaanse bezetting van zijn gebieden. 3. mogelijk Anna-Johanna gravin van Nassau-Siegen, 1594-1636, ca. 1622, 72 x 55 cm op hout; Schloss Lich (afb. 8). Een ander portret door J.A. van Ravensteijn in de Brederode-Dohna serie op het Schloss Lich lijkt dezelfde vrouw weer te geven op oudere leeftijd (49). Anna-Johanna is een dochter van Jan van Nassau 'de middelste' en zijn eerste vrouw, Magdalena van Waldeck; zij trouwde in 1619 De Waterschans nr. 1 1996 6. Elisabeth Stuart, 'de winterkoningin', toegeschreven aan Michiel J. van Mierevelt, 1622. Privé collectie. Foto Iconografisch Bureau, 's-Gravenhage. Johan Wolfert van Brederode. Het gelaat van dit portret vertoont enige gelijkenis met dat van Elisabeth van den Bergh, maar het haar is blonder. De merkwaardige stand van het hoofd op de hals is dezelfde. Ook de kleding vertoont overeenkomst: de geplooide witte manchetten, met een kantje afgezet, zijn identiek; het lijfje is op dezelfde wijze geborduurd. Op haar haar draagt zij een sluier, die bij het portret van Elisabeth lijkt te zijn weggeretoucheerd. Wat leeftijd betreft lijkt de voorgestelde eerder vijftien (als Elisabeth) dan negenentwintig. Nader onderzoek is hier geboden. Twee portretten in de collectie van de Fürst zu Solms-Braunfels stellen ook Anna-Johanna voor, maar lijken in geen enkel opzicht op het portret van kasteel Lich. Een ervan (inv. nr. 120) heeft een opschrift met haar naam en 'anno 1620, aet. 27'. 4. Amalia gravin van Solms- Braunfels (1602-1675), 77 x 66.5 cm op hout; 1625, schilder onbe kend. Over haar haar een zilveren sluier. Amalia was hofdame van de winterkoningin, voordat zij in 1625 met prins Frederik Hendrik huwde; Olsztyn Museum, Polen (50). 5. vermoedelijk Sophia Hedwig van Brunswijk- Wolfenbüttel1592-1642, op hout, 62 x 51 cm, ca 1625/28; collectie Noel, The Redlands' Minsterworth (Gloucester). Haar moeder, prinses Elisabeth van Denemarken, was een zuster van de echtgenote van Jacobus 1 van Engeland. Sophia Hedwig was dus een volle nicht van de winterkonin gin. Zij was in 1607 gehuwd met graaf Emst-Casimir van Nas- sau-Dietz, sinds 1620 stadhouder van Friesland. De namen die hier terugkeren zijn: de winterkoningin, Solms en Brede rode. De geportretteerden zijn jonge vrouwen uit onderling sterk ver bonden adellijke families. De mannelijke Solmsen en Brederodes vochten in het leger van de republiek. De dames Brederode stonden in nauw contact met het hof van de winterkoningin en dat van Oranje-Nassau in Den Haag. De portretten komen duidelijk alle uit die omgeving. Bovengenoemde portretten, die ongeveer dezelfde afmetingen hebben, zijn waar schijnlijk niet van de hand van één schilder. Het portret door Van Mierevelt van Elisabeth Stuart is de belangrijkste. De ongebruikelijke plaatsing van de handen zijn in dit ontwerp waarschijnlijk origineel. De andere portretten zullen dus erop teruggaan en ook van 1622 dateren of niet lang daarna. Zij moeten door schilders zijn gemaakt die in contact stonden met het hof in Den Haag. Voegen wij nu het portret van Elisabeth van den Bergh uit 1628 bij deze 'serie', dan valt op dat zij een kleine twintig jaar jonger is dan vier anderen en tien jaar jonger dan Amalia. Het zal zeker als laatste in de serie vervaardigd zijn. Het formaat van het schilderij is bovendien beduidend kleiner. De identieke houding bewijst in ieder geval dat het bij het portret van 1628 om een schilder uit de Noordelijke Nederlanden gaat. Zoe ken wij naar een schilder uit Utrecht, dan moet, zoals wij gezien hebben, Paulus Moreelse als eerste besproken worden. Het gezicht van Elisabeth staat wel dicht bij de schildertrant van Moreelse, maar de

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 18