10
\H.\i
De-vV GMMdl*
t DeBOE^LK >LC
11
De Waterschans nr. 1 1996
Ajb.3. Het Departement Brabant door Q. van Amelsvoort.
volkssoevereiniteit. Onder de
benoemden bevonden zich enkele
oud-schepenen, maar de grootste
groep bestond uit homines novi,
nieuwkomers zonder bestuurs-
ervaring. Onder hen waren twintig
katholieken. Ook dat was een stukje
emancipatie. Sinds de verovering
van Den Bosch in 1629 door
Frederik Hendrik had de katholieke
stad geen katholiek meer in het
stadsbestuur gehad. Volgens de
Franse wetten waren alle
godsdiensten gelijk en zo kwam er
in Brabant een eind aan de
bevoorrechting van de hervormde
kerk. De Fransen richtten in Den
Bosch verder een Comité van
Waakzaamheid op, bestaande uit 19
mannen, waaronder 12 katholieken.
De doopsgezinde Pieter Vreede was
ook daar lid van. Het Comité van
Waakzaamheid kreeg als voornaam
ste taak het toezicht houden op de
naleving van de besluiten en regels
van de Franse regering zoals de
verplichting om assignaten te
accepteren tegen de voorgeschreven
veel te hoge koers. Ook moest het
comité controleren of iedereen zich
hield aan de vastgestelde
maximumprijzen voor levensmid
delen. Verder was het verboden om
handel te drijven met het nog niet
bezette deel van de Republiek. Het
Comité adviseerde bij de omzetting
van de plaatselijke besturen, onder
andere in Helmond en Eindhoven.
In beide plaatsen kwamen
uitsluitend katholieken op het
kussen.
4. De Centrale Administratie.
Het was de Franse Representant
L.F. Portiez de l'Oise die op 8
januari 1795 een nieuw be
stuurscollege in het leven riep
onder de naam 'Centrale
Administratie over het in Nederland
door de Fransen bezette gebied'.
Dat gebied omvatte op die achtste
januari in hoofdzaak de streken ten
zuiden van de grote rivieren met
uitzondering van Bergen op Zoom,
maar kon groter worden bij een
verder oprukken van de bezetters.
Het Franse offensief was echter
stilgevallen. Enerzijds voelde
Pichegru er weinig voor om zich in
het waterrijke gebied boven de
Maas te begeven en anderzijds was
er in Parijs na de val van Robe
spierre verschil van mening onder
de 12 leden van het Comité de
Salut Public, dat toen in Frankrijk
de dienst uitmaakte, over de
voortzetting van de oorlog. De
gematigden onder hen wilden vrede
sluiten met de Republiek en dat kon
betekenen, dat de stadhouder en
zijn prinsgezinde regenten aan de
macht zouden blijven. De radicalen
voelden meer voor voortzetting van
de krijg. Het veroveren van
gebieden zou noodzakelijk zijn voor
het oplossen van de financiële
chaos. Een bevrijding hoefde per
slot van rekening niet gratis te
gebeuren. Mede om die reden
werden zoveel mogelijk soldaten
naar het buitenland gestuurd om
daar te leven op kosten van de
inwoners. (3) Brabant heeft het
geweten. Van alles en nog wat
requireerden de bevrijders en
betalen deden ze in het gunstigste
geval met waardeloze assignaten.
Engeland verspreidde valse
assignaten om zo de ellende nog te
vergroten. Portiez omschreef de
taak van de Centrale Administratie
en wees de achttien leden aan,
waaronder Pieter Vreede. Een van
de leden had als Nationale Agent
een aparte opdracht: opkomen voor
het algemene landsbelang. Volgens
de richtlijnen van het huishoudelijk
reglement van de Centrale Admini
stratie kozen de leden om de tien
dagen een voorzitter en een secre
taris en vergaderde het college
De Waterschans nr. 1 1996
dagelijks twee keer, namelijk om
10.00 uur en om 17.00 uur. Tijdens
de vergaderingen mocht niemand
zijn stoel verlaten en er mocht
alleen worden gesproken over het
agendapunt dat aan de orde was. De
heren droegen een ambtscostuum:
blauwe rok met rode kraag en een
blauw-wit-rode sjerp, de kleuren
van de cocarde. Er was geen
beperking wat betreft de spreektijd.
Op te laat komen of wegblijven
stond een boete. Een benoeming of
verkiezing tot een openbare functie
was geen voorrecht maar een
maatschappelijke plicht. Men mocht
dus niet weigeren of afwijzen,
bijvoorbeeld wegens ouderdom of
drukke werkzaamheden, al werd
deze regel niet overal even rigoreus
toegepast. In West-Brabant bleek de
praktijk soepeler dan in
Oost-Brabant. (4) De gemeenten
Den Bosch, Nijmegen, Grave en
Heusden kregen een arrondisse
mentsadministratie van 12 leden en
een Nationale Agent. Plet was
wederom een Franse Representant
die de leden aanwees. Deze
administraties waren ondergeschikt
aan de Centrale Administratie,
waaraan ze elke decade week
van tien dagen in de tijdrekening
van de Franse Revolutie) verslag
moesten uitbrengen van hun doen
en laten. Twee weken na de
oprichting van de Centrale
Administratie werd onverwacht de
hele Republiek door de Fransen
bezet. Dankzij het dichtvriezen van
de grote rivieren en de
medewerking van de patriotten
kreeg de hervatte krijgstocht het
karakter van een militaire
wandeling. Op 18 januari haastten
zich enkele leden van het
Amsterdamse Comité Revolutionair
naar het stadsbestuur om het tot
aftreden over te halen, want de
Franse regering wilde met meer
onderhandelen met het oude
bestuur. De patriotten wilden vooral
voorkomen, dat de Fransen Holland
als veroverd gebied zouden zien.
Door tijdig de vroedschap in een
mumcipaliteit om te zetten met
Fransgezinde bestuurders hoopte
men de zelfstandigheid van de
Republiek te redden. Dat lukte door
de medewerking van het
Amsterdamse stadsbestuur. De
Afb.4. De stad Bergen op Zoom door Q. van Amelsvoort.
heren regenten maakten vreedzaam
plaats voor patriotten en het volk
op De Dam gaf met gejuich zijn
instemming te kennen. De leden
van de municipaliteit noemden zich
de Provisionele Representanten van
het Volk van Amsterdam. (5)
Andere steden volgden dit voor
beeld. Ook de Gewestelijke Staten
gingen om en de heren daar
noemden zich Provisionele
Representanten van het Volk van
Holland, van Zeeland, van Gelder
enz. Alleen de Staten-Generaal
behielden hun naam, maar ook de
dagen van dit hoogste instituut
waren geteld. De snelle doorbraak
van de Fransen verraste ook de
Centrale Administratie in Den
Bosch. Op zo'n uitbreiding van het
bezette gebied was dit college
absoluut niet berekend. Het werd
dan ook niet verder uitgebouwd,
Afb.5. Draagbord uit de optocht bij
de installatie van de municipaliteit
van 's-Hertogenbosch in 1795. Q.
van Amelsvoort.