De Swies Het Ontstaan van Bataafs-Braband. II 66 67 De Waterschans nr. 2 1996 door: dr. H. Heestermans De Swies bij de Maagdkerk in de tijd van deken Van Dam, jaren vijftig. Foto GAB. Het was een deftige man, de swies. Je had ontzag voor hem. Als je zondags naar de kerk ging stond hij achter in het gebouw of hij liep er gewichtig rond. Een blauwe lakeijas met zilver afgezet was zijn uniform. Op zijn hoofd droeg hij een steek die met hermelijnbont, of iets anders dat kostbaar was, was afgezet. Om hem helemaal indruk wekkend te maken, had hij in zijn hand een lans van zwart gelakt hout. Het puntje van de lans was van nikkel of koper. Over de schouder en dan schuins onder de andere ann liep een sjerp. Daarop stond in grote letters geborduurd Eerbied in Gods huis. Die tekst gaf meteen al aan wat de functie was van de swies. Hij was de ordebewaarder in de kerk. Je moest vroeger naar de mis. Anders zondigde je. Maar velen deden het met enige tegenzin. Het meeste had de swies het te stellen met de mannen die achter in de kerk bleven staan. Ze weigerden te gaan zitten, want dan moesten ze plaatsgeld betalen. Bovendien waren ze altijd te laat in de kerk. Daar stond tegenover dat ze ook weer tien minuten voor het eind van de mis weggingen. Hun sigaar, die ze op het richeltje in de buitenmuur van de kerk hadden neergelegd, brandde meestal nog. Ze wisten precies welke van hen was. Tijdens de mis vermaakten ze zich door uitgebreid over het voetballen en het weer te praten. Tot de swies op kwam dagen. Streng keek hij het staande volk aan en bracht zo de stilte tot stand. Vervolgens liep hij waardig door de kerk, spiedend of hij iemand kon betrappen die zat te praten of te lachen. Als dat gebeurde, pakte hij z'n stok en gaf de zondaar een por. Hij sloeg niet, maar de prik was vaak niet zachtzinnig. Sommige kinderen waren dan ook nogal bang voor deze bewaarder van de orde en stilte in Gods huis. Maakte iemand het erg bont dan stuurde hij die de kerk uit. En kwam daar maar 'ns mee thuis Als de kerk erg vol was - wat in de jaren vijftig steevast het geval was - bracht hij de gelovige naar een vrije plaats. Waar die ook was. De swies ontleent zijn naam aan het Franse woord suisse dat 'Zwitsers' betekent. Een suisse was in het 17e en 18e eeuwse Frankrijk een conciërge in zo'n groot herenhuis. Hij werd zo genoemd omdat zijn pak leek op dat van de Zwitserse huurlingen. Later kreeg ook de conciërge in de kerk de mooie naam van suisse en we doopten hem al gauw om tot swies. Ach ja De kerken zitten niet meer vol en de swies bestaat niet meer. Oproep De redactie van De Waterschans zou graag in contact komen met leden van de Kring die informatie kunnen verstrekken van de Swies te Bergen op Zoom. Wellicht heeft u iemand gekend die deze functie heeft uitgeoefend. Ook illustratie materiaal is van harte welkom. Uw reactie kunt u sturen naar het redactie-secretariaat, zodat we kunnen bekijken of we in een volgende Waterschans-aflevering hier wellicht op kunnen terugko men. Mededeling Archiefdienst Westbrabants Archiefbulletin Het nieuwste nummer van het Westbrabants Archiefbulletin is in een nieuw bruin jasje gestoken en heeft door zijn aparte vormgeving een bijzonderlinge uitstraling. In het bulletin worden de activiteiten, cursussen, tentoonstellingen, aan winsten, vorderingen m.b.t. tot de archiefzorg en uitgaven van de archiefdiensten gepresenteerd. Het bulletin is nu ook gratis mee te nemen in bibliotheken, VVV's en musea in West-Brabant en Zeeland. De Waterschans nr. 2 1996 Noord-Brabant van 16 mei 1795 tot 8 augustus 1795. door: drs. G.A. Huijbregts GeIders Ravenstein Meaen Gelders Luiks Hollands '•Markt zaail Gemert Metertj Markte-\ zaat. UostenrtjKs Staats BraDant Bij Noord-Brabant Lutks j^Kleefs M. Clermonts Afb.l. Generaliteitsland Noord-Brabant. Uit: Historische Kaart van Noord- Brabant 1795.'-Hertogenbosch. 1980. blz. 12. Dit is het tweede artikel over het emancipatieproces van de Braban ders in de jaren 1795 en 1796. Het vorige verscheen in het eerste nummer van de jaargang 1996 van dit tijdschrift pag. 8-14. 1. De status en de grenzen van Bataafs-Braband na 16 mei 1795. Het verdrag dat Frankrijk en de Bataafse Republiek op 16 mei 1795 sloten, maakte duidelijk dat het Noord-Brabant van toen bij de Unie bleef. Als generaliteitsland? 'Nee, in geen geval!' was de reactie van de meeste politiek bewuste Brabanders van die dagen. De Leden van de Staten-Generaal, de hoogste regeringsinstantie van die dagen, namen evenwel een ander standpunt in. Zij wilden alles laten zoals het was~totdat het kiezersvolk van de hele Bataafse Republiek een volksvertegenwoordiging zou heb ben gekozen, de zogenaamde Natio nale Vergadering. Die zou een mo derne, aangepaste staatsinrichting moeten ontwerpen. Ook Brabant zou als een gelijkwaardig gewest mogen meedoen aan die ver kiezingen. De Brabantse patriotten vertrouwden die beloften niet zo en eisten meteen erkenning van hun provincie als een volwaardig lid van de Staten-Generaal. Ze beriepen zich daarbij op de Franse beloften van gelijkheid, vrijheid en volks soevereiniteit. Met name die laatste suggestie vatten ze op als: Wij Brabanders hebben het recht om zelf uit te maken hoe wij geregeerd zullen worden en door wie. Natuurlijk zocht men daarbij de steun van de Franse representanten en legerleiders. Over welk gebied ging het eigenlijk? Het Brabant van toen was kleiner dan de huidige provincie. In Oost-Brabant lagen verschillende enclaves, gebieden die tot het buitenland behoorden zoals we nu Baarle-Hertog nog kennen. Toen waren dat het graafschap Bokhoven, het graafschap Megen, de heerlijkheid Ravenstein, de commanderij Gemert (een gebied van de Duitse Orde), Oeffeit en de baronie van Boxmeer. De Fransen veroverden deze enclaves en stonden die in 1800 af aan de Bataafse Republiek. Pas vijf jaar daarna werden ze bij Brabant gevoegd. In de Brabantse omwenteling van 1795 spelen die gebieden geen rol. Dat geldt ook voor een brede strook aan de noordwestkant van de provin cie,omvattende het Land van Heusden en Altena en plaatsen als Klundert, Zevenbergen en Geertrui- denberg. Die hele rand hoorde bij Holland. Verder lag Nieuw-Vossemeer in Zeeland (tot 1809) en waren de dorpen Oijen en Dieden Gelders grondgebied. 2. De Provisionele Representanten van Staats-Brabant. Het was niet zo dat Brabant zich direct als een eenheid opstelde om samen te strijden voor erkenning als een volwaardig gewest van de Unie. Daarvoor ontbrak aanvankelijk nog te veel het bewustzijn van 'Wij Brabanders'. Ook was er sprake van onderlinge rivaliteit tussen bijvoorbeeld Den Bosch en Breda, die allebei hoofdstad wilden worden van het nieuw te vormen gewest. De vroege verovering van 's-Herto- genbosch gaf die stad een kleine voorsprong. Beide steden haastten zich zo vlug mogelijk naar Den Haag in de hoop gauw een zetel te verwerven in de Staten-Generaal. Dat viel evenwel tegen. De tegen stand van Hun of Haar Hoog Mogenden - de titel van de leden der StatenGeneraal - gaf de Brabanders de tijd om meer met elkaar in kontakt te komen en een gevoel van saamhorigheid te ontwikkelen. We zagen reeds, hoe in het Markiezaat van Bergen op Zoom regelmatig 'landsver gaderingen' of zoals men die meestal noemde: 'Vergaderingen van de jurisdictiën', plaatsvonden. Een volgende stap was het in kontakt treden met de Baronie van Breda en met Stad en Land van Steenbergen. Een dergelijke ont wikkeling zien we eveneens in de Meierij van 's-Hertogenbosch, waar de vier kwartieren: Kempenland, Oisterwijk (met Tilburg), Peelland en Maasland, elkaar vonden. Den Bosch deed al gauw mee, ook al

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 13