Het huis Cauwenborg in de Dubbelstraat
52
53
De Waterschans nr. 2 1996
huis' te hebben tijdens de Braderie,
en was men er bijzonder op
gebrand om kitsch en curiosa van
die markt te weren. Ook het
kraamgebeuren buiten de straal van
deelnemende straten werd streng
gereglementeerd; er werden wel
mogelijkheden geschapen voor
middenstanders buiten dat gebied
om een kraam 'binnen de muren' te
krijgen, maar marktkramen daar
buiten werden niet toegestaan. Die
'muren' moet men in de beginjaren
dan ook heel letterlijk nemen; het
oude stadsdeel wordt gemarkeerd
door de Bospoort, de Steen-
bergsestraat en -poort, Lieve
vrouwepoort, Wouwsepoort. De
Lievevrouwepoort is daarvan het
enige echte monument dat de tand
des tijds (en de afbraaklust van
stadsbestuurders) heeft weerstaan,
de andere zijn houten replica's die
bij deze gelegenheden tijdelijk
opgesteld worden. Het is duidelijk
dat zich vanaf midden jaren '70 een
proces van verandering in het feest
heeft voltrokken in de richting van
een veel breder gebeuren dan de
markt(en) alleen. De oorspronke
lijke functie van de Braderie was,
naast het presenteren van Bergen op
Zoom als een regionaal belangrijk
koopcentrum ook om een
herinnering aan de oude glorie van
de stad levend houden.
Het veranderingsproces leidt naar
een meer op toerisme én koop
centrum gerichte gebeurtenis, en de
passieve folkloristische elementen
(in de zin van aankleding) nemen
een steeds minder prominente plaats
in. Actieve folkloristische element
en, zoals optreden van gilden, van
vendeliers, trommelslagers en
volksdansers, evenals handboog
wedstrijden nemen hun plaats in,
waarbij de datering van deze
elementen niet meer aan de Bergse
jaarmarkten gerelateerd lijkt te zijn.
Bronnen:
(1) C.J.F.Slootmans. Paas en Koudemarkten
te Bergen op Zoom 1365-1565 deel 1.
Bijdrage tot de geschiedenis van het zuiden
van Nederland. Tilburg, januari 1985. blz.3.
(2) H.F.J.M. van den Eerenbeemt. Mens en
maatschappij in beweging. Wortels en
patronen en ontwikkelingslijnen in het so
ciaal-economisch leven van West-Europa
voor 1940. Tilburg 1992. blz. 45.(3) C.J.F.
Slootmans. De Bergen op Zoomsche Jaar
markten en de bezoekers uit Zuid-
Nederland. april 1934. blz. 10. (4) Officieel
programmaboek van de Markiezaatsfeesten
te Bergen op Zoom. 4-15 juni 1938. blz 7.
(5) Archief Brabants Nieuwsblad, juli.
1966.
(6) Archief De Stem. juli 1972.(7) Archief
Brabants Nieuwsblad, juli 1974.(8) Idem.
(9) Idem.(10) Helge Gemdt. Kultur als
Forschungsfeld. Uber volkskundiges Denken
und Arbeiten. Munchen. 1986. (11) Archief
Brabants Nieuwsblad, juli. 1967.
Boekenhoek
Rondom het Sacrament van
Niervaart
Een Breda's mirakelspel kritisch
bekeken. Joop IJsseling, Toon van
Miert en Frans Wetzels (red.). Bredase
Letteren 4. Breda. Stichting Letteren.
1994. 78 blz. geïll. f 17,50.
De Bredase Stichting Letteren ver
zorgde in 1994 een cursus over het
mirakelspel van het Heilig Sacrament
van Niervaart. Dit werd omstreeks
1475 in opdracht van de Bredase
Sacramentsbroederschap geschreven
door de bekende dichter Jan Smeken,
zoals blijkt uit de laatste verzen van
het toneelstuk: Amen explicit, Smeken
fecit. De bijdragen aan de cursus
werden op voorhand gebundeld in een
aardig uitgegeven boekje. De redactie
hoopt hiermee op een hernieuwde
belangstelling voor het spel. Sinds de
uitgave van de tekst in 1955, door
W.J.M.A. Asselbergs (alias Anton van
Duinkerken) en A.P. Huysmans, is het
namelijk wel erg stil geworden rond
dit voor Noord-Brabant unieke
cultuurpro-duct. Omstreeks 1300 vond
een inwoner van het in de buurt van
Klundert te situeren Niervaart een
ongeschonden hostie. Toen hij, een
onwaardige, want ongewijde, leek,
deze opnam, begon zij te bloeden. De
pastoor werd gewaarschuwd, die de
hostie naar de kerk overbracht. De
sceptische meester Macharius kwam
toen namens de bisschop van Luik de
wonderkracht van de gevonden hostie
beproeven. Vier keer probeerde hij
vergeefs de hostie met een priem te
doorboren; de vijfde keer slaagde hij,
waarop de hostie weer begon te
bloeden. In de loop der jaren
gebeurden er meer wonderen en tot na
de Sint-Elisabethsvloed bleef Niervaart
een gezocht bedevaartsoord. Toen
Niervaart door de overstromingen
geleidelijk verdween, deed graaf Jan
van Nassau, heer van Breda en Nier
vaart, een beroep op zijn zwager, de
bisschop van Luik, om het Heilig
Sacrament van Niervaart naar Breda te
mogen overbrengen, hetgeen in 1449
geschiedde. In 1463 werd in de stad
het Gilde van den heilighen
Sacramente van miraculen van der
Nyeuwervaert opgericht, dat zich
speciaal richtte op de verering van de
Niervaartse hostie. De voorafgaande
gebeurte-nissen werden te boek gesteld
in de bewaard gebleven broederschaps
kroniek, die Smeken de stof leverde
voor het spel dat hij omstreeks 1475
voltooide voor de Bredase
Sacramentsbroederschap. We kennen
slechts een eigentijdse uitvoering van
het spel in Breda, op Sint-Jansdag
1500. Met het spel was de culturele rol
van broeder-schap en devotie nog niet
uitgespeeld. In de jaren dertig van de
zestiende eeuw liet de broederschap
voor haar kapel in de Onze-
Lieve-Vrouwekerk in Breda een retabel
vervaardigen waarop in tien taferelen
de geschiedenis van de wonderhostie
werd afgebeeld. Hiervan zijn er zeven
(gedeeltelijk) bewaard gebleven. Op dit
moment wordt dit Sacramentsretabel,
pronkstuk van het Breda's Museum,
gerestaureerd. Het ligt in de lijn der
verwachting dat het museum, zodra de
restauratie is voltooid, uitgebreid
aandacht zal besteden aan dit opmer
kelijke schilderij. Nadat de verering
van het Heilig Sacrament van Niervaart
en de broederschap vanaf de zeven
tiende eeuw nieuw leven waren inge
blazen, werden er van 1916 tot 1966 in
Breda bidtochten gehouden ter ere van
de miraculeuze hostie, die gemodel
leerd waren naar de Amsterdamse
Stille Omgang. In de inleiding van
deze bundel geven Toon van Miert en
Frans Wetzels een samenvatting van
het mirakelspel. Vervolgens schetst J.
IJsseling de geschiedenis van Nier
vaart, van Breda in de vijftiende eeuw
en van de heropleving sinds de
zeventiende eeuw. P. Eligh verdiepte
zich in de religieuze achtergronden en
de literaire techniek van dichter
Smeken. Ch. Caspers plaatst het
ontstaan van de Niervaartse devotie
deskundig in de opkomst van de
eucharistische vroomheid van de late
Middeleeuwen, waarvan 'het
hertogdom Brabant en het prinsbisdom
Luik samen het Mekka waren. Eligh
verbindt voorts het Niervaartse mirakel
met de overige vier Noordbrabantse
sacramentswonderen (geschied te
Binderen, Stiphout, Boxtel en
Boxmeer). Een beschouwing over het
Sacramentsretabel door L. Helmus
besluit het geheel. Hel is een boeiend
boekje, bedoeld voor een breed
publiek.
door: Cees Vanwesenbeeck
De Waterschans nr. 2 1996
1. Detail van de tekening van de Moeregrebstraat door Valentijn Klotz,
1672; hierop is het huis Cauwenborg te zien. Het pand had toen een
trapgevel (verz. Teylers Museum Haarlem).
2. Detail van de maquette omstreeks 1750 met het voor- en achterhuis van
Cauwenborg.
Jarenlang was ik gewend aan het
uitzicht op een sterk vervallen pand.
De grote gaten in het dak en de
gevels gaven vrij spel aan weer en
wind. Het werd ogenschijnlijk
overeind gehouden door duistere
krachten. Het huis gaf aan de
omgeving de sfeer van ruïne en
ouderdom. Dergelijke schilder
achtige bouwsels horen bij een oude
wijk. Sinds kort is het eerbied
waardige huis in oude luister
hersteld. Het is mooier dan het ooit
geweest is en veel bezoekers aan de
havenwijk vragen zich af of dit
pand er altijd heeft gestaan.
Voor mij een goede reden om de
rijke geschiedenis van dit pand na
te gaan.
de Dubbelstraat
Het huis Cauwenborg, Dubbelstraat
21, staat op de splitsing van de
Korte Dubbelstraat en de Dubbel
straat. Het vormt een markant punt
dat al vanuit de Moeregrebstraat is
te zien. De beide straten hebben
inmiddels een hoge ouderdom. De
Dubbelstraat bestond al rond 1300
en vormde de verbinding tussen de
Helstede en de Moeregrebstraat. De
Helstede wordt al vermeld in een
akte uit 1288. Er waren enkele
bedrijven gevestigd en er was een
scheepswerf. De Dubbelstraat is
vermoedelijk iets ouder dan de
Korte Dubbelstraat. De eerst
genoemde straat staat vermeld in
veertiende eeuwse akten als
begrenzing van erven aan de
Noordzijde Haven. We kunnen er
gevoeglijk vanuit gaan dat er in die
tijd als huizen stonden aan de
Dubbelstraat. Archeologische waar
nemingen in het recente verleden
bevestigen dit vermoeden (1).
In akten uit de vijftiende eeuw
worden zowel de Korte als de
(lange) Dubbelstraat genoemd. Men
sprak toen echter van Achterste of
Opperste straat (thans Dubbelstraat)
en over de Middelste straat (thans
Korte Dubbelstraat). De naam
Dubbelstraat komen we voor het
eerst tegen in akten uit het begin
van de zestiende eeuw. De
verkoopakten van huizen in de
Dubbelstraat uit de veertiende,
vijftiende en zestiende eeuw bieden
slechts mondjesmaat enige in
formatie over de bebouwing. Er
worden nog geen namen van huizen
vermeld, er wordt niets geschreven
over de functie, laat staan over de
vorm van de panden. Het merendeel
zal uit eenvoudige houten huizen
hebben bestaan. In de akte wordt de
naam van de koper en de verkoper
opgetekend en tevens de namen van
de aangrenzende bewoners, c.q.
eigenaren van panden. Pas in de
tweede helft van de zestiende eeuw
wordt de informatie uitvoeriger.
Dan blijken er al enkele pottenbak-