54 55 De Waterschans nr. 2 1996 4. Kinderen uit de buurt voor het huis omstreeks 1930. 3. Situatie 1924. kerijen in deze buurt gevestigd te zijn. Tevens worden er enkele meestoven vermeld. Het is echter vooral de pottenbakkersnijverheid die aan deze buurt bekendheid gaf en de Korte Dubbelstraat de naam Potteriekes verleende. Ook het huis Cauwenborg heeft een rol in deze bedrijfstak gespeeld. oudste periode van Cauwenborg Het huis Cauwenborg bestaat uit een voor- en een achterhuis en een erf aan de kant van de Korte Dubbelstraat. Het voor- en achter huis zijn in verschillende perioden tot stand gekomen. Omdat de verkoopakten uit de veertiende en vijftiende eeuw erg summier zijn kan de geschiedenis van het huis in deze periode (nog) niet gereconstrueerd worden. Dankzij archeologische waarne mingen door de leden van de Stichting In den Scherminckel in 1993 en 1994 weten we dat er op deze plaats in de veertiende eeuw een bescheiden, vermoedelijk houten huis heeft gestaan. In de vijftiende eeuw is dit houten huisje vervangen door een klein laag stenen huis. In die periode is de broodoven gebouwd waarover Marco Vermunt in deze Waterschans een bijdrage heeft geschreven. Er was kennelijk een bakkerij gevestigd. Het achterhuis is in de vijftiende of begin zestiende eeuw in steen her bouwd. Het verhaal van Cauwenborg begint echter pas in 1559 duidelijk te worden. Op 31 maart van dat jaar werd een hof en erf door Lenaert Hagelsteen verkocht aan Geert Janszoon in Cauwenborch. Lenaert was de zoon van Margriet van Hoven; hij was toen weeskind en hij had toestemming nodig van de weesmeesters om het erf te kunnen verkopen. Bij deze verkoop ging het om een stuk grond, mogelijk het achtererf van Cauwenborg. De familie Van Hoven was een familie van pottenbakkers die onder andere de pottenbakkerij Croonenburg bezat. De naam Cauwenborg wordt in de akten op vele manieren geschreven. Vermeld zijn de varianten Cauwenburg, Cauwe nborg, Cauwenburch, Cauwenborch, Couwenborg en Couwenburch. In deze bijdrage is voor de meest gebruikte aanduiding Cauwenborg gekozen (2). De al eerder genoemde Geerart Janszoon verkocht het huis op 7 december 1565 aan de schipper Soetaert Lievenszoon. Als be grenzing werd in de verkoopakte opgegeven: ten oosten, ten zuiden en ten noorden de straat en aan de westzijde het huis en erf van Adriaen Willemszoon, turfdrager. De koopsom bedroeg 582 karoli guldens, in één keer te betalen. Het ging bij deze verkoop vermoedelijk om een financiële transactie waarbij het huis als onderpand voor enige tijd te gelde gemaakt moest worden. Amper vijf jaar later (op 3 maart 1570) werd het pand door Geerart Janszoon weer teruggekocht van de schipper Soetaert Lievenszoon. Met betrekking tot de koopsom vermeldt de akte alleen dat het om een bedrag ging waar zowel de koper als de verkoper mee tevreden zijn. Op 20 juli 1576 verkocht diezelfde Geerart het huis aan Raphijn (of Rophijn) Janszoon, eveneens met de bepaling over de overeengekomen koopsom. We kunnen er van uit gaan dat Geerart Janszoon al die tijd zelf in het pand woonde, omdat zijn naam herhaaldelijk vermeld wordt in verkoopakten van het aangrenzende pand in de Dubbel straat. Nog in 1578 betaalde hij 2 karoli gulden rente voor het huis Cauwenborg aan de rentmeester van het Sint Elisabethsgasthuis; hij stond toen aangeduid als 'Geerdt Jansz., arbeyder'. Een arbeider was in die tijd een transportarbeider. Bij de transactie van 1576 ging het mogelijk om een woningruil. Geerart Janszoon kocht op diezelfde dag van de koper Raphijn Janszoon een huis in de Rijkebuurtstraat (3). een nieuw voorhuis Al eerder heb ik vermeld dat het huis Cauwenborg bestaat uit een De Waterschans nr. 2 1996 5. Situatie 1962. voor- en een achterhuis. Het voorhuis is in 1605 geheel ver nieuwd, waarbij de eigenaar van het stadsbestuur toestemming kreeg het huis anderhalve voet breder te herbouwen. Voor het gebruik van de gemeentegrond betaalde men een cijns van 6 schellingen per jaar. Het bezit van Raphijn Janszoon ging via vererving over op zijn zoon Adriaen Rophijns, die gehuwd was met Maeyken Jacques. Dankzij de regelingen over de nalatenschap van dit echtpaar is meer bekend over het huis en het gebruik ervan. In 1605 werd er voor de weesmeesters van Bergen op Zoom een inventaris opgesteld van alle goederen en bezittingen van het echtpaar Adriaen Rophijns en Maeyken Jacques ten behoeve van de drie kinderen. Het echtpaar had veel bezittingen waaronder zeven huizen en een groot bedrag aan contant geld. In de Dubbelstraat bezat de familie drie panden waaronder het huis Cauwenborg. Het huis was voor elf vlaamse ponden verhuurd. In de rekening werd melding gemaakt van de herbouw in dat jaar van het voorhuis: 'ende is het voorhuys van 'tselve besteet vande gront nieu op te maken, mette vuijtstellinge vande muer bij nyeuw consent op een cijns van 6 schellingen tsjaers'. Deze laatste zinsnede sloeg op de toestemming om het huis anderhalve voet breder op te bouwen en daar een stukje gemeentegrond voor in gebruik te mogen nemen. Omdat de afwik keling van de erfenis een lang durige kwestie werd, komen we nog herhaaldelijk vermeldingen over de erfenis en dus over Cauwenborg tegen in de rekeningen en besluiten van de weeskamer. De afwikkeling van de erfenis wordt nog in gewikkelder wanneer een van de erfgenamen komt te overlijden. Het gevolg is wel dat alle inkomsten en uitgaven die met de erfenis verband houden ten overstaan van de weesmeesters moeten worden ver antwoord. In 1618 werd er anderhalf jaar huishuur ontvangen van Matthijs Willemszoon, die waard van beroep was. Uit een latere vermelding blijkt dat hij in Cauwenborg een herberg dreef. Het pand bleek een centraal ontmoe tingspunt in de buurt te zijn. Vlak ervoor stond een put, waar bewoners van de Dubbelstraat niet alleen dagelijks hun drinkwater haalden maar ook hun verhalen kwijt konden en nieuwtjes opdeden. Het was dus een gunstig punt voor het drijven van een herberg. De familie Rophijns was er alles aan gelegen om het huis goed te onder houden. In 1618 gaf men geld uit voor reparatiewerkzaamheden aan de ramen, voor het vegen van de schouw en het ruimen van het 'secreet'; maar ook voor ijzerwerk, plavuizen en het maken van een goot. Van Matthijs Willemszoon ontving men 72 karoli gulden aan huishuur. Voor dat jaarlijkse bedrag bleef hij het huis huren tot 1621. In dat jaar werd het verhuurd aan de schipper Adriaen Corneliszoon Cromhout, die er zes gulden per jaar meer voor betaalde. De verandering van huurder ging overigens nog met een incident gepaard. Matthijs Willemszoon was betrokken bij een moord op Steven Goortszoon. De familie van het slachtoffer kwam uiteindelijk tot verzoening met Matthijs Willems zoon op voorwaarde dat hij zich nooit meer in de stad en het Markiezaat vertoonde; hij mocht wel elders in Brabant, Zeeland of Holland wonen. Er werd in 1622 veel betaald aan onderhoud, reparatie en uitbreidin- 6. Situatie achtererf Korte Dubbel straat, circa 1965. gen. Het huis was kennelijk niet meteen verhuurd want er werd een bedrag betaald voor een brief die voor het huis werd opgehangen om te melden dat het huis te huur stond. De werkzaamheden aan het huis hebben betrekking op een nieuwe muur, op glas-in-lood werk, op een nieuwe 'blecken' goot en op het maken en stellen van een nieuwe 'schuijftaeffel'. Ik vermoed dat het hier gaat om een speeltafel, een soort biljart of een kegelbaan. Bij een latere verkoop van het huis werd dit onderdeel speciaal vermeld, toen een 'schuyfbaan' genoemd. Het moet een grote aankoop geweest zijn. De rekening maakt melding van kosten voor eten en drinken dat 'verteerd' werd bij de aankoop van de schuijftaeffel. Het Woordenboek der Nederlandse Taal en andere naslagwerken geven geen verklaring voor dit woord. Wel kan uit het woord schuif of schuiven afgeleid worden dat het om een spel ging waarbij men bijvoorbeeld met houten schijven speelde (4). In 1621 verkocht een van de erfgenamen, Jan Willemszoon, gehuwd met Neelken Adriaens, zijn deel in het huis en erf van Cauwenborg aan zijn zwager Rophijn Adriaens, die zelf de andere helft van het onroerend goed bezat. De koopsom werd vast gesteld op het niet onaanzienlijke bedrag van 1.600 caroli guldens. De eerder genoemde Jan Willems zoon behield echter een stuk van het achtererf voor zichzelf. Drie jaar later zou hij dat alsnog verkopen, ditmaal aan de eigenaar van de pottenbakkerij De Rooden Leeuw in de Dubbelstraat. Deze pottenbakker, Coenraet Douwens-

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 7