Het ontstaan van Bataafs-Braband. III 124 125 De Waterschans nr. 4. 1996 Tek.2. Gevel Boterwaag. leidinggeven (3). Zo is ook het postkantoor van Bergen op Zoom voor een groot deel tot stand gebracht door zijn hoofdontwerper J.F. Hoytema (1884-1955), die, zoals ook duide lijk in Bergen op Zoom waar te nemen, invloed onderging van Berlage. Hoytema werd adjunct Rijksbouw meester en werd vervolgens aange steld bij de Rijksgebouwendiensten van Nederlands Oost-Indië (4). Ondanks zijn leidinggevende werk zaamheden is Knuttel ook als archi tect verantwoordelijk voor een aantal nationaal belangrijke projec ten. Bekende daarvan zijn onder meer het in oorspronkelijke staat brengen van de Ridderzaal (1895-1905) (5), nadat daar eerder in de negentiende eeuw door archi tect Rose een gietijzeren kap was ondergebracht, het gebouw van de Rijkspostspaarbank te Amsterdam (Rijksmonument), thans Swee- linckconservatorium, het ministerie van Economische Zaken in Den Haag (gebouwd als ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel) en een aantal gebouwen van het KNMI te Den Bilt. Met name bij zijn postkantoren en in het bijzon der bij zijn nieuwbouwprojecten aan het Binnenhof toont hij zich een meester in het inpassen van zijn plannen in de gebouwde omgeving. In een landelijke omgeving kiest hij voor een rurale bouwwijze (hout en pleisterwerk) en voor een stad of groter dorp gaat zijn voorkeur uit naar een stedelijke stijl (bijvoor beeld schoomnetselwerk, gecombi neerd met natuursteen). In elk geval zijn schaal en silhouet in evenwicht met de overige gebouwen, waardoor zijn ontwerpen pas in tweede in stantie opvallen. Critici vinden dat Knuttel bij zijn projecten aan het Binnenhof te ver is gegaan; de schijnbare historiciteit roept hier de suggestie op dat men te maken heeft met zeventiende eeuwse gebouwen in plaats van ontwerpen uit 1909-1912. 4. Het postkantoor van Bergen op Zoom een Rijksmonument (6) Juist de specifieke functie van postkantoor, waarvoor het gebouw is ontworpen, brengt met zich mee dat het een symbool is voor de historische infrastructurele ontwik kelingen in het begin van deze eeuw. Het gebouw materialiseert daardoor de nieuwe bouwopdrach ten die in die periode noodzakelijk werden voor de opkomende massa communicatie. Geheel los daarvan staat de belangrijke stedebouwkun- dige waarde van het gebouw. Door zijn structuur, vorm en silhouet voegt het zich op overtuigende wijze binnen het stedelijk ensemble van oudere bouwkunst, grotendeels beschermd als stadsgezicht. Dit alles is mogelijk gebleken zonder verlies van eigen architectonische identiteit, zich uitend in uitgewogen materiaal gebruik, verzorgde detail lering en gedoseerde kleurwerking. Een bijzondere zeldzaamheid betreft het interieur. Doordat het gebouw als postkantoor al in de jaren zestig buiten gebruik werd gesteld bleef het gehele interieur in zijn histori sche samenhang behouden. Binnen De Waterschans nr. 4. 1996 het oeuvre van de architect neemt het een belangrijke plaats in omdat het als postkantoor vrijwel gaaf be waard bleef. Het gebouw geldt als een opus van een belangwekkend Rijksbouwmeester en als een opmerkelijke proeve van Rijksarchitectuur. noten: (1) De informatie in deze alinea is alkomstig van de door de heer P.Juten verstrekte plaatselijke geschiedenis: Gids I voor Oud Bergen, blz 54 en 55.(2) Peet, C.j v.d. e.a. De Rijksbouwmeesters. Rotterdam. 1995. 278-279.(3) De Rijk sbouwmeesters, 330.(4) Brief van de Rijksbouwmeester aan het Cuypersgenoot- schap inzake het postkantoor van Bergen op Zoom van 7 februari 1996.(5) De Rijksbouwmeesters, 291.(6) Voor de onderstaande tekst is voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van het besluit van de staatssecretaris van 14 augustus 1996 om het postkantoor van Bergen op Zoom aan te wijzen als beschermd monument. door: drs. G.A. Huijbregts I. De tijd van het Tussenbestuuur. 8 augustus 1795 - 1 januari 1796. Brabant zelfstandig? In augustus 1795 kreeg Brabant een bestuur dat werd erkend door de Staten-Generaal en geaccepteerd door de meerderheid van de bevol king. Toch was de provincie nog niet in alles gelijk aan de overige gewesten. Zo had het geen zetel in de Staten-Generaal en moest het goedvinden dat diezelfde Staten beslisten, welke 27 lieden van de 54 gekozen afgevaardigden het tussenbestuur zouden vormen. Alleen de meer radicale Brabanders hadden daar toen moeite mee. De meerderheid ging ervan uit dat de opgelegde voogdij van korte duur zou zijn, goed vier maanden. Veel tijd om zich waar te maken had het tussenbestuur dus niet. Op 23 augustus 1795 namen de Provisionele Representanten van Bataafs-Braband afscheid om plaats te maken voor hun opvolgers: 20 katholieken en 7 protestanten. Ook de 27 reserve-leden telden 20 katholieken en 7 protestanten. Meerdere representanten van het nieuwe college hadden al een zetel in het vorige. Samen met hun nieuwe collega's legden ze een plechtige eed af van zich strikt te zullen houden aan de overeenkomst met Hunne Hoog Mogenden. Vervolgens kozen ze Pieter Vreede tot president en de secretaris van Wouw, Jacobus Nicolaas de Bruyn, tot vice-president. Ook stelden ze een reglement op en wezen ze zeven leden aan voor een Comité van Algemeen Welzijn, belast met het dagelijks bestuur van de provincie. Dat werd geholpen door een Comité van Financiën van vijf leden en een Comité van Publicaties van drie leden. Dat laatste moest zorgen voor de correspondentie en voor het opstellen van de teksten voor officiële publicaties. Twee

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 4