126 727 De Waterschans nr. 4. 1996 Afb.l. De Grote Kerk van Bergen op Zoom was te groot voor de hervormde gemeente. Het gedeelte ten oosten van de dwarsbeuk werd dan ook met een hek afgescheiden van het middenschip. Alleen het middenschip was voor de diensten in gebruik. ambtenaren waren het Comité daarbij behulpzaam, namelijk mr. Paulus de la Court en mr. Petrus Vogelvanger. Eerstgenoemde zou opklimmen tot landdrost van Braband (1807-1810). Een hoofdstad had de provincie nog niet. Tilburg, Breda en Den Bosch wisselden elkaar af als residentie van de representanten. Het tussenbestuur en de Nationale Vergadering. Veel heeft het tussenbestuur niet kunnen uitrichten. Daarvoor was de toegemeten tijd te kort. Het moest in hoofdzaak aandacht schenken aan de problemen van de dag. Voor één zaak hadden de 27 toch een meer dan gewone belangstelling, namelijk het stimuleren van een spoedige reorganisatie van de Bataafse Republiek door een Nationale Conventie. Zo zou er een eind komen aan het laatste restje voogdij over Brabant. Het tussenbestuur drong bij de andere gewesten aan om haast te maken met de verkiezingen voor de volksverte genwoordiging. Daarvoor moest het Comité tot de algemene zaken van het bondgenootschap te lande, opvolger van de Raad van State, zorgen. Het was een moeizaam karwei. Er bestond verschil van mening over de vraag of de Nationale Vergadering alleen maar een staatsregeling zou moeten maken of dat de Conventie tevens de plaats van de Staten-Generaal zou innemen, dus ook een bestuurstaak zou hebben. Voorstanders van de laatste visie wonnen tenslotte het pleit. Wie mag het kerkgebouw hebben? Een van de problemen waar het tussenbestuur mee te maken kreeg was de verhouding tussen katholieken en protestanten. De katholieken, 150 jaar lang achtergesteld door de calvinistische staatskerk, grepen op vele plaatsen de herkregen vrijheid aan om de meest grievende zaken recht te zetten. Dat ging dan veelal om het bezit van het kerkgebouw, vooral in de dorpen. Maar het ging ook om het betalen van de speciaal aan katholieken opgelegde belastingen: de admissie-, recognitie- en bienvenuegelden, te voldoen respectievelijk bij het benoemen van een pastoor of kapelaan, voor het mogen houden van Eucharistievieringen in de schuur- en schuilkerken en bij het in functie treden van een schout of drossaard, een soort gouden handdruk vooraf. Ook in de andere gewesten bestonden deze illegale, maar De Waterschans nr. 4. 1996 Afb.2. De katholieke schuilkerk van Bergen op Zoom stond van 1704 tot 1829 op de Korenmarkt. In 1844 werd het gebouw een kazerne, sinds 1930 Oranje Nassau kazerne genaamd. Die werd opgeheven per 1 januari 1968 en daarna gesloopt. Hier het interieur zoals dat er vanaf 1801 vermoedelijk uitzag. De tekening is van K. Warmoeskerken naar een ontwerp van Ch. de Mooij (uit: Om de vruchten van Gods Berg, p.48). gedoogde praktijken. Eerst iets over de kerkgebouwen. Na de vrede van Munster (1648) moesten de katholieken hun kerken afstaan aan de dominees. Alle pogingenom de Brabantse bevolking te winnen voor de gereformeerde religie mislukten. De katholieken mochten trouw blijven aan hun geloof als ze er maar niet te veel van lieten merken. Datzelfde gold trouwens ook voor alle niet-gereformeerde protestanten, de dissenters. De gereformeerde of hervormde kerk (toen nog syno niem) was de door de overheid bevoorrechte kerk. Daarvan moest je lid zijn als je bijvoorbeeld in aanmerking wilde komen voor een overheisfunctie. De katholieken bouwden schuur- of schuilkerken, onopvallende gebouwtjes zonder toren, zonder klokken, zonder enig uiterlijk vertoon. Voor elke verandering van dit gebouw moest weer extra in de buidel worden getast. Tegelijkertijd moesten de Brabantse katholieken het aanzien hoe hun voormalig kerkgebouw steeds meer verviel, vooral op het platteland. Menig katholiek zal de komst van de Fransen hebben toegejuicht. Het nieuwe principe: 'Alle godsdiensten zijn gelijk voor de wet', klonk hem als orgelmuziek in de oren. Diegenen echter die weet hadden van wat er over de grenzen gebeurde en op de hoogte waren van de politiek van de Franse regering tegenover de godsdienst, zullen toch met gemengde gevoelens de toekomst tegemoet hebben gezien. In Frankrijk en België juichten de katholieken helemaal niet, want daar moesten ze een bevoorrechte positie inleveren, zoals in ons land de hervormden, en dat ging daar met het in beslag nemen van kerkelijke goederen en zelfs met geloofsvervolgingen gepaard. In menig Brabants dorp werd de kerk niet meer als zodanig gebruikt, reden voor een enkele municipaliteit om het tussenbestuur te vragen of de katholieken het gebouw weer in bezit mochten nemen. In Netersel ging de kerk al in november 1794 terug naar de meerderheid dankzij de Franse volksrepresentant Bellegarde. Het tussenbestuur gaf in Reusel en Zeelst de kerk terug aan de katholieken, maar Erp kreeg te horen dat het moest wachten op een regeling van de Nationale Conventie. Voorlopig bleef de restitutie beperkt tot een enkel kerkgebouw van de circa 200 die ervoor in aanmerking kwamen. Recognitie-, admissie- en bienvenuegelden van de baan. Het betalen van de recognitie-, admissie- en bienvenuegelden hield vanzelf op. Dat was een strop voor menige schout, want bij het 'kopen' van zijn baan was hij uitgegaan van een bepaald rendement, maar

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 5