130 GEL Y K HEID, VRYIIEIQ, BROEDERSCHAP. 131 De Waterschans nr. 4. 1996 Afb.6. Pieter Vreede (1750-1837), de fabrikant uit Tilburg. Hij vertegenwoordigde het district Bergen op Zoom in de Nationale Conventie van 1796 tot 1798 (foto: Gemeentelijke archiefdienst Tilburg). volksvertegenwoordiging kon plaatsvinden. Van Bronkhorst adviseerde in dezelfde brief het gemeentebestuur om een volkstelling te organiseren. De wijkmeesters, geholpen door een lid van de municipaliteit, voerden de opdracht uit. In navolging van Amsterdam, Rotterdam en andere steden wilde Van Bronkhorst het democratiseringsproces stimuleren door het opstellen van een reglement 'op het houden van wijk of volksvergaderingen binnen deeze stad'. Die zouden onder meer moeten uitzoeken wie wel en wie niet stemgerechtigd waren. Een commissie van vijf uit de raad ging aan het werk. Een soortgelijk reglement van de stad Tholen diende haar als voorbeeld. Op zondag 18 oktober wederom kanonschoten en klokgelui, ditmaal om af te kondigen dat de Bataafse regering officiéél bekend had gemaakt dat er een Nationale Conventie zou komen. Een maand later ontving de Bergse municipali teit het reglement 'tot de oproeping der stemmen van eene Nationale Conventie'. Huart, Timmerman en Van Bronkhorst stelden een conceptplan op 'tot het houden van wijkvergaderingen'. De muni cipaliteit liet het concept drukken en huis aan huis verspreiden, zodat ieder zich een oordeel kon vormen. Op zondag 6 december kwamen afgevaardigden uit de tien wijken op het stadhuis vertellen dat ze het een goed plan vonden. Alleen het raadslid Jan Francois de Boet (1752-1836) keurde het concept af. Hij weigerde ook om in de grond vergadering te verschijnen. Door deze houding kreeg hij de naam van een tegenstander te zijn van de nieuwe orde en verloor hij het vertrouwen van zijn collega's in de municipaliteit, reden voor De Boet om afstand te doen van zijn zetel en van zijn baan als hulp-secretaris van G. Piekenbroek Faure. Van Bronkhorst ging hem voorlopig als zodanig vervangen. In januari werd een reglement voor de wijkverg aderingen aan de kiesgerechtigde burgers ter goedkeuring voorgelegd. Een ongeldige verkiezing. Op 15 december belastte de Bergse municipaliteit Van Bronkhorst, Timmerman, Boot en Lammers met de organisatie van de verkiezingen voor twee representanten voor Ba taafs-Brabant, dus voor het college dat op 1 januari 1796 in functie moest treden als departementaal bestuur. Die verkiezing had plaats op 21 december door afgevaardig den uit de stad en omgeving, samen ongeveer 15.000 inwoners omvat tende. Het tussenbestuur hanteerde bij deze verkiezingen al het kiesreglement voor de Nationale Vergadering. Om aan 15.000 inwoners te komen omvatte het district Bergen op Zoom (circa 5.000 inwoners) ook de plaatsen Noord-Geest, Beijmoerpolder, Putte, Ossendrecht, Woensdrecht, Huijbergen, Hoogerheide, Zuid geest, Moerstraten, Wouw, Ruc- phen, Vorenseinde, Langendijk, Roosendaal (goed voor 4.600 inwoners) en Nispen. Van de kiesmannen kwamen er op die 21ste december 27 opdagen in de Witte Zaal van het Bergse stadhuis. Van Bronkhorst en Meegank ontvingen hen, openden ook de vergadering, controleerden de geloofsbrieven, lieten de aanwezigen de voorgeschreven verklaring afleggen, wezen de heren erop dat zij volgens artikel 40 van het reglement niet uiteen mochten gaan alvorens twee representanten te hebben gekozen en lieten vervolgens een voorzitter en een secretaris kiezen. Voorzitter werd Adriaen Franciscus Nieuwen- boers, de drossaard van Roosendaal. Daarna verlieten Van Bronkhorst en Meegank de vergadering, alles overeenkomstig de richtlijnen. Wie schetst hun verbazing toen ze ongeveer een uurlater hoorden dat de kiesmannen na ruim een half uur De Waterschans nr. 4. 1996 Voor Dmp&tn der. i Mbit Ttp». Wecerr.» hc» BurgetCsat, dat op «mftanOcn D «nderdag den t dec*cr al puuis liebbenter ftdegeubeid der Bjéd.komst der Nationaals Vergadering gehouden deu tfte'dvzcr alhier in den Ha, e. Nir rmnson jhh* dsm eatajescbe vetheid. lke.se EX rRA-COURANT wordt roor den gewoonen pryt uitgegecven. Afb.7. Extra editie van de Haagsche Courant van 1 maart 1796 bij gelegenheid van de plechtige openingszitting van de Nationale Conventie. heftig debatteren 'met veel confusie' onverrichter zake uiteen waren gegaan met de boodschap van de volgende dag om 9.00 uur opnieuw bijeen te komen. Uit het verslag aan het tussenbestuur blijkt dat de afgevaardigden uit Roosendaal dit uitstel hadden doorgedrukt. Op 22 december waren de heren er weer en na vier uur vergaderen viel hun keuze op Pieter Cornelis van Ghert (175- 1-1819), secretaris van Baarle-Nas- sau, en Christiaan Liefmans (1742-1821), een smid uit Oosterhout. Beiden waren katholiek en woonden buiten het kiesdistrict. Vraag was of de verkiezing geldig zou zijn. Bergen op Zoom zag toch een van haar burgers als represen tant naar Breda gaan. Het was Antonius Lambertus Roels (1737-1814), gekozen door het district Steenbergen. Het nieuwe college noemde zich het departementale bestuur van Ba- taafs-Braband. Op 28 december nam Roels afscheid als lid van de Bergse municipaliteit. Op de laatste dag van het jaar kwamen de nieuw gekozen representanten samen met de leden van het oude college in de Grote Kerk van Breda, waar ze werden toegesproken door Pieter Vreede. 'Gij hebt het roemvol geluk om een vrij volk te mogen vertegenwoordigen', hield de industrieel uit Tilburg hen voor. Het was een groots moment, want de periode van het tussenbestuur was verstreken en Noord-Brabant was 'vrij'. Twee eeuwen later zou die dag op dezelfde plaats feestelijk worden herdacht. Een commissie uit de representanten bezocht op 5 januari Bergen op Zoom en verklaarde de verkiezing van Van Ghert en Liefmans onwettig vanwege het overtreden van artikel 40 van het kiesreglement. Zes dagen later kwamen de kiesmannen van de dertig grondvergaderingen van Bergen en omstreken opnieuw bijeen en kozen ze andermaal de heren Van Ghert en Liefmans. Daarmee was het probleem opgelost. Als verzachtende omstandigheid voor het falen op 21 december werd aangevoerd dat er onder de aanwezigen meerderen waren met heel weinig vergaderervaring. II. Het laatste obstakel op de weg naar gelijkheid. Brabant in de periode van 1 januari 1796 - 1 maart 1796. Geen toegang tot de Sta- ten-Generaal. Op 1 januari 1796 was er nog geen Nationale Conventie en zo bleven Hunne Hoog Mogenden in functie. De overgangsperiode van het tussenbestuur was verstreken en dus lag het voor de hand dat Staats-Braband op voet van gelijkheid zou worden toegelaten tot de Staten-Generaal. Het gewest had reeds afgevaardigden aangewezen: mr. Joannes Franciscus Rudolphus van Hooff (1755-1816) uit Eindhoven, Willem Hubert Jr. uit Den Bosch en Hendricus Verhees uit Boxtel. Zij werden echter niet toegelaten tot het hoogste orgaan van de Republiek, zogenaamd omdat de quote voor Brabant nog niet was vastgesteld. De quote was het bedrag dat elk gewest moest opbrengen als aandeel in de gemeenschappelijke lasten van het land. Sinds oktober onderhandelden daarover Krieger, De Bruyn en Van Berckel (uit Den Bosch) met afgevaardigden van de Staten-Generaal. Zij boden f950.000, maar de tegenpartij vond dat te weinig. Daarop bood Brabant 2% van de nationale belastingsom, maar de Staten-Generaal vroegen 7%. Enkele uren voor de opheffing van de Staten-Generaal in de nacht van 29 februari-1 maart, kwam er een akkoord tot stand op basis van 3% en werden Van Hooff, Hubert en Verhees tot de laatste zitting van de Staten-Generaal toegelaten, ook al bleef Zeeland tegen. Professor P. Geyl, de historicus van de grootnederlandse gedachte, verbaast zich erover dat 'het zo lang stiefmoederlijk behandelde en in veel opzichten aan het Noorden zo vreemde Generaliteitsland' toch vrij soepel opging in de Bataafse eenheid en dat er helemaal geen stroming was die zich inzette voor hereniging met het Brabant van de Zuidelijke Nederlanden. (Zie P. Geyl: Geschiedenis van de Nederlandse Stam, deel VI 1792-1798, Amsterdam/Antwerpen 1962, pg. 1605/1606). Als verklarende omstandigheden voert de schrijver aan 'het enorm weerstandsvermogen van een eenmaal gevormd staatsverband', de inlijving van België bij Frankrijk, de geloofsvervolging aldaar en de 'radeloze staat van het Franse

Periodieken

De Waterschans | 1996 | | pagina 7