La ville de Bergen op Zoom in de jaren 1810 en 1811 30 31 De Waterschans nr. 1. 1997 groot deel van het binnen kamerinterieur. In afwijking van de oorspronkelijk situatie gaf de nieuwe bestemming van de v.m. winkel aanleiding tot het plaatsen van de scheidingswand onder de tweede moerbalk temeer daar de kast links van de schoorsteen vrijwel geheel verdwenen was. Ook de zeer ondiepe maar wel hoge alkoof achter de binnenkamer is niet gereconstrueerd. De ruimte is bij de kamer getrokken. Ter plaatse van de v.m. scheidingswand is een moerbalk uit het achterhuis met daarop een balustrade aangebracht, waarmee de ruimtelijke afscheiding voldoende herkenbaar gebleven is. De kelder is tot het oorspronkelijk niveau ontgraven. De restanten van de bakkersoven zijn geconserveerd, terwijl de trap naar de straat gereconstrueerd is. In de Kleine Linde zijn de hal en nieuwe trappen gemaakt. Uit de vondst van de zeer oude stookplaats moet geconcludeerd worden, dat er in elk geval sedert 400 jaar geen open doorgang naar achter was. De kap is grotendeels vernieuwd, de kelder is ongewijzigd gebleven. In een tussen de kelders gemaakte doorgang is de ontstaansgeschiede nis nog steeds zichtbaar (afb.8). Een vrij modem ogend venster in de achtergevel bleek bij het uitbreken een vermaakt kruiskozijn te zijn. Op het achtererf is een pleetje afgebroken. De daarbij behorende afvalput is geleegd en hersteld. Direct achter de achtergevel ligt nog een eveneens leeggemaakte regenbak, waarboven de bodem van een stenen wasbak nog aanwezig is. Bij de ontmanteling van het achterhuis bleken op de eerste verdieping in de oostgevel nog duidelijke sporen van de vroegere dakconstructie zichtbaar te zijn. Besloten is toen de kap te reconstrueren in de oorspronkelijke vorm, wel op de gehandhaafde 19de eeuwse balklaag. De ene vrijkomende moerbalk is hergebruikt in de binnenkamer. De achtergeveltop en de kozijnen in die gevel zijn aangepast, m.u.v. het authentieke topgevelvenster. Het huisje in de Zuidmolenstraat is Tek.2. De Grote en Kleine Linde. Potterstraat 22. Dwarsdoorsneden: II over het voorhuis, III over het achterhuis en IV over het pakhuis. geheel in de bestaande vorm hersteld. Gesteld mag wel worden, dat ook bij deze restauratie wijzigingen doorgevoerd zijn t.b.v. het nieuwe gebruik. Wel is de historische structuur ten volle gerespecteerd en zijn de meest kenmerkende delen met verschillende bouwperioden in hun waarde hersteld. De condities voor een zinvol voortbestaan van dit boeiende huis zijn thans weer ten volle aanwezig. noten. (I). Met dank aan mijn vrouw Ria, die de meeste historische gegevens verzamelde in het gemeente-archief; (2). L. Weijs, Opgraving in de luidmolenstraat'De Waterschans 1983/3 en 'Twee middeleeuwse muntenDe Waterschans 1984/1; (3). F.van Overveld, 'Datering van een oude bewonerslaag door zand?\ De Waterschans 1986/4. Binnenkort verschijnt hierover ook nog een artikel van M. Vermunt in Brabants Heem; (4). G. Groeneweg, 'Een afvalput met scherven uit de periode 1612-1620De Waterschans 1988/1; (5). J. Weyts, 'De Kerre', De Waterschans 1996/1; (6). Dit gegeven is welwillend beschikbaar gesteld door dhr. R. v.d. Bergh. De Waterschans nr. 1. 1997 door: drs. G.A. Huijbregts. Afb.I. Spotprent op de achteruitgang van de handel in de Franse Tijd (1795- 1813). Uit: D.Hess: Hollandia Regenerata (1797). Dit is het derde artikel over Gerard Vermeulen, burgemeester van Bergen op Zoom van 1808 tot 1814. Eerder schreef ik over hem in De Waterschans nr. 2 van de 22ste jaargang (1992) en in De Waterschans nr. 2 van de 25e jaargang (1995). Het nu volgende verhaal sluit aan bij eerstgenoemd artikel en behandelt de eerste twee jaren van de inlijving bij Frankrijk. 1. Ingelijfd bij Frankrijk. Het jaar 1810 moet voor burgemeester Gerard Vermeulen een trieste periode zijn geweest. De ellende begon al in januari, toen Franse troepen onder leiding van de heers- en hebzuchtige generaal J. Maison op bevel van keizer Napoleon zich van Bergen op Zoom meester maakten. Dat gebeurde op zaterdag 27 januari (1). Op 1 februari plaatste Maison als gouverneur van de stad de burgervader onder huisarrest en liet hem de volgende dag schriftelijk weten, dat hij voorlopig was geschorst. Als reden gaf de Franse generaal op het verzet van de burgemeester tegen het optreden van de keizer. Wat zeker ook een rol heeft gespeeld, was de weigering van Vermeulen om Maison en twee van zijn officieren een fikse maandelijkse toelage uit te betalen. Wraak dus! Hoewel Maison spoedig van het Bergse toneel verdween - hij werd al op 15 februari 1810 vervangen door generaal Laurent - duurde de schorsing van de burgemeeester voort tot 22 oktober van dat jaar. De eerste wethouder J. Vergroesen verving hem. Twee jaar eerder was die door koning Lodewijk Napoleon tot eerste wethouder van de stad benoemd. Er wachtte hem een moeilijke periode. Voor eigen initiatief boden de omstandigheden hem weinig speelruimte. Zijn hoofdtaak bestond in het uitvoeren van de bevelen die hem via de sous-prefect van Breda of rechtstreeks van legerleiders bereikten en in hoofdzaak uit rekwisities bestonden. 2. De herindeling van 1810. De inlijving bij Frankrijk bracht natuurlijk een reorganisatie van het bestuur met zich mee. De naam Brabant verdween van de kaart. Er kwam een departement van de Monden van de Rijn met als hoofdstad Den Bosch. Het gebied van dit departement strekte zich in hoofdzaak uit tussen de Maas en de Donge. Het gebied ten westen van de Donge, het arrondissement Breda, werd bestuurlijk onder gebracht bij het departement van de Twee Nethen, waarvan Antwerpen de hoofdstad was. West-Brabant werd dus gescheiden van de rest van het oude hertogdom. Aan het hoofd van een departement stond een prefect. Elk departement was onderverdeeld in onderprefecturen of arrondissementen, geleid door een sous-prefect. Bergen had graag de zetel van een sous-prefect gehad, maar zag die naar Breda gaan (2). De autoriteiten waar het Bergse stadsbestuur het meest mee te maken had, waren de Fransman Voyer d'Argenson, prefect in Antwerpen, en de Belg P. Peppe, sous-prefect te Breda. Natuurlijk werd het bestuur helemaal op Franse leest geschoeid. Om dat proces te bevorderen benoemde de keizer op de belangrijkste posten bij voorkeur Franse of Belgische ambtenaren. De Belgen hadden als voordeel dat ze vaak naast het Frans ook de Nederlandse taal machtig waren. Bovendien hoorden de Zuidelijke Nederlanden al sinds 1795 bij Frankrijk met inbegrip van Zeeuws-Vlaanderen en Staats-Lim-

Periodieken

De Waterschans | 1997 | | pagina 17