32
33
De Waterschans nr. 1. 1997
AJb.2. Keizerin Marie Louise van Habsburg met haar zoontje Napoleon, die
de titel kreeg: Koning van Rome. Schilderij van Francois Gérard. Museum
Versailles.
burg. Daar waren dus ambtenaren
met een jarenlange ervaring in de
Franse administratie. In Den Bosch
kwam een Franse prefect, de
Normandische baron Nicolas
Fremin de Beaumont. De Bredase
sous-prefect was van huis uit een
Belgische boterhandelaar, maar
intussen geschoold in het Franse
systeem (3). Napoleon lijfde in
eerste instantie alleen Brabant en
Zeeland in bij Frankrijk. Bergen op
Zoom bleef zodoende een
grensstad. Wel lag de grens ineens
ten noorden van de gemeente. Dat
was nadelig, want de Bergse
nijverheid (aardewerk!) had haar
klanten vooral in Holland en dat
was nu buitenland geworden met
hoge invoerrechten. De Bergse
potten waren er niet welkom meer
als zijnde veel te duur. Zelfs na de
inlijving enkele maanden later van
het resterende deel van het
koninkrijk Holland bij Frankrijk
bleef de douanegrens vreemd
genoeg voortbestaan (4). In het
stedelijk bestuur veranderde er
voorlopig weinig. Op de belangrijke
posten komen we dezelfde namen
tegen als voorheen. Er was
voldoende kennis van de Franse taal
aanwezig om goed te kunnen
communiceren met de Franse
regering. Per 1 januari 1811 werden
de Franse wetboeken van kracht, de
beroemde Codex Napoleon. Dat had
organisatorisch wel de nodige
consequenties, bijvoorbeeld op het
terrein van de justitie en van de
dienstplicht. Wat dit laatste betreft
was van belang, dat de conscriptie
of loting werd ingevoerd, een vorm
van militaire dienstplicht (5). Het
huurleger maakte plaats voor het
nationale leger. Een prettige
omstandigheid was de iets mindere
druk van het Franse belastin
gsysteem. Een straffe doorvoering
van het continentale stelsel was
daarentegen voor de handel een
ramp.
3. De bevoegdheden van de
burgemeester.
Bergen op Zoom was een stad met
meer dan 6.000 inwoners en had
volgens de Franse gemeentewet
recht op een burgemeester, twee
wethouders en een municipaliteit
van 30 leden. Al deze personen
waren mannen, benoemd door de
keizer. De democratie van 1795
was van korte duur geweest. De
burgemeester, zetbaas van het
staatshoofd, had heel wat
bevoegdheden. Zijn gemeenteraad
had nagenoeg niets in te brengen.
Die kwam dan ook maar zelden
bijeen; twaalf keer tijdens de
periode van de inlijving
(1810-1814) De taken van de maire
kwamen in hoofdzaak neer op de
zorg voor het beheer van de
eigendommen van de gemeente; de
zorg voor rust, veiligheid, reinheid
en handhaving van de orde op
straten, pleinen en in de openbare
gebouwen; het geven van leiding
aan de politie; de verantwoording
voor een stipte uitvoering van de
opdrachten en bevelen van
hogerhand, in hoofdzaak van de
sous-prefect en de prefect (6).
Rechtstreeks contact opnemen met
de regering in Parijs was verboden.
Uiteraard presideerde de burger
vader de vergaderingen van de
municipaliteit. Het meest overlegde
hij met zijn wethouders. Hij mocht
hen of een van hen belasten met
een of meer van zijn taken en met
de tijdelijke waarneming van zijn
De Waterschans nr. 1. 1997
Afb.3. De meest gehate Fransen tijdens de periode van de Inlijving (1810-
1813) waren wellicht de douaniers. Deze spotprent uit die periode maakt dat
duidelijk. Het onderschrift luidde: 'Zoek maar uit, zoek maar uit. Zes
douaniers voor een duit'.
ambt. Dat laatste deed zich zoals
we reeds zagen voor in Bergen op
Zoom, waar Jean Vergroesen van 2
februari 1810 tot 22 oktober 1810
zijn maire verving. De voornaamste
taak van de raad bestond in het
controleren van de inkomsten en
uitgaven van de gemeente. De leden
behoorden allen tot de beter
gesitueerden. Het lidmaatschap was
meer een onbezoldigde plicht dan
een vrijwillige keuze. Alle
overheidsdienaren dienden wel over
een financiële reserve te
beschikken, want de uitbetaling van
de salarissen liet soms lang op zich
wachten (7). Een stad van meer dan
5.000 inwoners had ook recht op
een politie-commissaris. Deze
functionaris doet in de Franse Tijd
zijn intrede. Vaak was het een
Fransman. Als eerste commissaris
van politie in Bergen op Zoom
noemen de stukken het lid van de
civiele rechtbank G.A. Roels. Reeds
in 1811 kreeg hij een opvolger in
de heer Herman Harten van
Wijnsberge, die echter korte tijd
later overleed. De uit Brugge
stammende H. Donny nam nog
hetzelfde jaar zijn plaats in voor het
magere loon van 800 francs. Met
het oog op zijn grote gezin vroeg
de man om verdubbeling van zijn
salaris, maar zonder resultaat (8).
Naast het burgerlijk bestuur had een
vestingstad een militair gezag met
de gouverneur als hoogste autoriteit.
De verhouding tussen de beide
instanties was vaak een hachelijke
zaak en vroeg van beide zijden de
nodige tact. In oorlogstijd kreeg een
garnizoensstad al gauw te maken
met de staat van beleg. Dat
betekende dat de gouverneur het
praktisch voor het zeggen had en de
burgemeester degradeerde tot
uitvoerder van de bevelen van de
militaire chef.
4. Het tweede huwelijk van keizer
Napoleon I. 1810
Het is moeilijk na te gaan hoe de
Bergenaren tegenover hun nieuwe
vorst stonden. Waren ze blij met
hem? Hadden ze veel bewondering
voor de tot dan toe succesvolle
veroveraar? Of snakten ze naar een
bevrijding van het harde regime van
de dictator? Natuurlijk hadden ze al
heel wat over hem gehoord en niet
alle berichten waren bemoedigend.
Hij had in Frankrijk orde en rust
gebracht na de woelingen en
machtswisselingen in de Franse
Revolutie. Dat wel. En had hij ook
niet een einde gemaakt aan de
geloofsvervolging door een verdrag
te sluiten met de paus, het
concordaat van 1801? Velen zullen
dat als zeer positief hebben
gewaardeerd, ook in Bergen op
Zoom. Maar in 1809 kwam
Napoleon toch weer in botsing met
Rome en dat had zijn weerslag op
zijn houding tegenover de Kerk.
Dat nieuws drong ook tot Bergen
op Zoom door, want sinds de
annexatie van België (1795) was
Frankrijk erg dichtbij. Met name
Napoleons kerkelijke politiek was
weinig bemoedigend. De
spanningen waren begonnen met de
bezetting van de Kerkelijke Staat
door Franse troepen, omdat paus
Pius VII zijn havens niet wilde
sluiten voor Engelse goederen. De
paus beantwoordde de inlijving van
zijn staat bij Frankrijk met de
kerkelijke ban uit te spreken over
allen 'die zich vergrepen hadden
aan de rechten van de Heilige
Stoel'. Daarop liet de keizer hem
arresteren en wegvoeren naar
Frankrijk. De kardinalen ontvingen
bevel om zich in Parijs te vestigen
(9). Een tweede botsing tussen paus
en keizer volgde toen Napoleon zijn
vrouw Josephine verstootte om met
de Habsburgse prinses Marie Louise
van Oostenrijk te kunnen trouwen.
Hij wilde een dynastie vestigen en
had daarvoor een kroonprins nodig.
Een kerkelijke rechtbank, door
Napoleon speciaal voor deze
kwestie opgericht, verklaarde diens
eerste huwelijk ongeldig. Pius VII
protesteerde vergeefs. Het conflict
escaleerde doordat de paus
weigerde, de door Napoleon
benoemde bisschoppen te bekrachti
gen. Volgens het concordaat van
1801 had de keizer het recht om de
bisschoppen in Frankrijk te
benoemen, maar in hetzelfde
verdrag stond tevens, dat zo'n
benoeming pas geldig zou zijn na
goedkeuring door de paus.
Napoleon trok er zich niets van aan
en benoemde toch hem welgevallige
kandidaten, maar de meerderheid
van de katholieken meed die
herders. Op 1 april 1810 had in
Parijs de inzegening plaats van het
tweede huwelijk van de keizer. Het
protest van de paus kon dat niet
beletten. Van de 27 kardinalen in
Parijs weigerden er 13 om bij de
plechtigheid aanwezig te zijn. Zij
werden uit de hoofdstad verbannen
en mochten niet meer het
kardinaalsgewaad dragen. Het
Bergse stadsbestuur liet op de dag
van de bruiloft 's morgens en 's
avonds de klokken luiden en het
verzocht de burgers om hun huis te
verlichten (10). In Antwerpen