34
55
De Waterschans nr. 1. 1997
Afb.4. Paus Pius VII, regeerde van
1800 tot 1823. Geschilderd door
J.L. David. Louvre. Parijs.
gaven alleen de ambtenaren nog
gevolg aan zo'n verzoek (11). Het
was ook juist op die eerste aprildag
dat de door Lodewijk Napoleon
afgestane gebieden Brabant en
Zeeland officieel bij Frankrijk
kwamen. Vergroesen belegde op 13
april een gecombineerde verga
dering van het stadsbestuur met de
zes leden van de Vierschaar, de zes
leden van de civiele rechtbank en
de gemeente-ontvangers om het
nieuws plechtig af te kondigen.
Tevens kon hij meedelen dat
maarschalk Oudinot had besloten,
alle ambtenaren in functie te laten.
Zij dienden hun werkzaamheden
voorlopig gewoon op de oude voet
voort te zetten (12).
5. Keizerlijk bezoek?
Eind april begon het prille
keizerlijke paar aan een reis naar de
onlangs verworven gebieden. De
laatste dag van de maand
arriveerden Napoleon en Marie
Louise in Antwerpen. De
geestelijken van de stad waren
verplicht om hun opwachting te
maken bij de vorst, die de kans
aangreep om de heren op zeer
arrogante wijze zijn ongenoegen
kenbaar te maken. Hij deed dat
graag, onder meer in Breda en
Utrecht (13). Ter ere van de keizer
liet de stad Antwerpen een
linieschip, 'De Friedland', te water
en bood het gemeentebestuur hem
een paradesloep aan (14). Op 6 mei
reisde het vorstelijk paar door naar
Breda. Voyer d'Argenson had de
autoriteiten van de Baroniestad
geïnformeerd 'met verzoek dat
Hoogstdenzelven een brill ant
onthaal mag worden bereid.' Om
drie uur arriveerde de stoet 'en na
het geeven van audiëntie ten vijf
uuren trok het gezelschap verder
naar Den Bosch. Aldus het sobere
relaas in de Bredase annalen (15).
Zou het keizerlijk paar ook Bergen
op Zoom aandoen? Op 30 april liet
Laurent per missive weten dat de
keizer diezelfde dag Antwerpen
bezocht en misschien morgen of
overmorgen in Bergen zou zijn.
Ijlings kwamen Vergroesen, Huart,
Berbiers en Mirou met de
gouverneur bijeen, om te
overleggen hoe een en ander aan te
pakken. Op dezelfde vergadering
kwam echter nog een andere
missive ter sprake, afkomstig van
de Brabantse landdrost, toen nog
Paulus de la Court. Hij vroeg of
Bergen op Zoom een deputatie
wilde afvaardigen naar Den Bosch
ten einde aan de keizer de
verschuldigde hulde te brengen.
Vergroesen was verontwaardigd dat
andere gemeenten eerder waren
ingelicht en al gecommitteerden
hadden afgevaardigd. De
loco-burgemeester had reeds een
brief opgesteld voor de landdrost
met de vraag, of zijn stad alsnog
iemand mocht sturen en zo niet, of
dan toch het belang van Bergen op
Zoom aan de keizer zou kunnen
worden voorgedragen, 'terwijl het
buiten mijne schuld is, dat wij niet
nevens andere gemeentens tot de
groote oogmerken welke men bij
het zenden van eene deputatie naar
Parijs heeft, hebben kunnen mede
werken' (16). Hier ging het dus
over het sturen van een
afvaardiging naar de hoofdstad van
het rijk om de belangen van
Brabant aan te bevelen. Nu er
evenwel sprake van was dat Zijne
Majesteit Bergen zou bezoeken,
wilde men die gelegenheid aan
grijpen, om de keizer rechtstreeks
een verzoek aan te bieden. De
notabelen van de stad kwamen
bijeen voor het opstellen van een
petitie en het bedenken van teksten
voor de op te richten erebogen.
6. De petitie van 1810.
In het goed doordachte verzoek
schrift liet de gemeente weten dat
het graag een groot garnizoen
binnen haar muren had, maar dan
wel met een goed 'cazernement'.
Daarmee bedoelde men, dat de
militairen dienden te worden
gehuisvest in kazernes en niet bij de
burgerij. Inkwartiering was steeds
een bron van ellende, zo erg dat
degenen die het zich konden
veroorloven de stad verlieten. Dat
waren natuurlijk de meer ge-
fortuneerden. Een ander facet dat
de vroede vaderen naar voren
brachten was het karakter van
Bergen op Zoom als doorvoerstad
in het handelsverkeer. Die rol
dreigde het te verliezen en dat zou
het aantal werklozen aanzienlijk
vergroten. Het verzoek was dan ook
om de hoofdwegen naar de stad te
doen verbeteren en het hoofd
kantoor van de douane te
Wuustwezel over te brengen naar
Bergen op Zoom. Verder wees het
stadsbestuur erop dat Lodewijk
Napoleon Bergen op Zoom had
verzekerd 'van de vrije visserij en
het rapen van oesters, mosselen,
kreukels op de Schelde en de
verdronken landen van Reimers-
waal'. De Bergse vissers genoten
dat voorrecht al meer dan 200 jaar
en vroegen daarom het ongestoord
genot en 'het eigendom van hunne
anchovis visscherijen'. Een ander
probleem betrof de elf 'potfa-
brieken'. Die werden met de
ondergang bedreigd door de hoge
invoerrechten die Holland ging
heffen, tot 15% van de waarde. Het
stadsbestuur stelde daarom voor om
het lastgeld af te schaffen. Dat was
een belasting op het transport. De
pottenbakkerijen waren aangewezen
op het aanvoeren van turf en het
uitvoeren van aardewerk en het
hoge lastgeld op het scheepsvervoer
verzwakte hun concurrentiepositie.
Verder verzocht het bestuur om een
einde te maken aan de rekwisities
en de stad te bevrijden van de zorg
voor het militair hospitaal. Met
enkele cijfers demonstreerden de
indieners van de petitie de ernst van
de situatie. De gemeente had een
schuld van meer dan 200.000 gul
den en moest jaarlijks alleen al aan
rente ruim f7.000,- opbrengen. Een
aardig gebaar naar de gouverneur
was het verzoek, of de stad
De Waterschans nr. 1. 1997
Afb.5. Een loteling trekt zijn lot. Prent van E. Schmetterling.
generaal Laurent mocht behouden.
De petitie eindigde met de wens dat
Bergen op Zoom, de stad die zoveel
had geleden door de Engelse
invasie 'en welker inwoners zoo
veel hebben opgeofferd, en
standvastig hebben medegewerkt
om den algemenen vijand af te
keren', een sous-prefectuur met de
daaraan verbonden tribunalen en
bureaus zou mogen krijgen. Beels,
Simons en Morgen vertaalden het
stuk in het Frans. Heeft de keizer
het gezien? Een reactie bleef in
ieder geval uit (17).
7. Napoleon 1 in Bergen op Zoom.
Is Napoleon in Bergen op Zoom
geweest? Blijkbaar wel, gezien een
klacht van de wijnhandelaar en
ontvanger van de directe belas
tingen S.P. LeBot, door deze
ingediend bij Peppe. Het gaat hier
namelijk om een declaratie van
onkosten die LeBot volgens zijn
zeggen had gemaakt voor het
ontvangen van de keizer in zijn
woning op de Grote Markt. Ook
Lodewijk Napoleon had in 1809 bij
hem gelogeerd. Burgemeester
Vermeulen had steeds geweigerd,
de declaratie van de wijnkoopman
te voldoen. Nu kwamen daar
volgens LeBot de kosten van het
verblijf van de keizer nog bij.
Dus moet Napoleon in Bergen zijn
geweest en wel op donderdag 3 mei
1810, want die dag stuurde de stad
een boodschap naar Steenbergen en
Nieuw-Vossemeer, dat de keizer
niet langs deze plaatsen zou reizen,
maar via Wouw naar Breda wilde
rijden en of men de volgende dag
voor de middag 15 span getuigde
paarden zou willen leveren. Voor
voeding van paarden en voerlieden
zou worden gezorgd en de boeren
konden rekenen op rijloon. Op die
3e mei besloot het stadsbestuur om
de vlaggen op de torens te plaatsen,
de verschillende gezindten te
waarschuwen, rentmeester Vermeu
len aan te schrijven om gauw de
Wouwseweg in orde te maken, de
gilden opdracht te geven om uit te
trekken, een nog voorhanden zijnde
ereboog voor het stadhuis te
plaatsen en de bevolking in te
lichten. Het was wel even haasten.
Vreemd is dat de notulen van de
vergaderingen van de waarnemend
burgemeester met zijn wethouders
er verder geen aandacht aan schen
ken, zodat je je afvraagt: 'Is de
keizer nou wel op bezoek geweest
of niet?'. Bovenstaande gegevens
wettigen mijns inziens een positief
antwoord (18).
8. Verboden 's nachts te vissen.
Een van de redenen waarom
Napoleon enkele maanden later heel
Holland zou annexeren was de
slappe controle van Lodewijk
Napoleon op de handel van de
Hollanders met Engeland. Die
gedoogpolitiek deed afbreuk aan het
continentale stelsel en de Franse
keizer ergerde zich daar mateloos
aan. Hij was dan ook vast van plan
om een leger douaniers over
Holland te verspreiden. Het
fanatieke beleid van deze beambten
maakte hen tot de meest gehate
personen van de Franse Tijd (19).
Bergen op Zoom maakte er al in
mei 1810 kennis mee. De landdrost
De la Court schreef 28 april dat
tegen 1 mei douaniers zouden
beginnen met het controleren van
de grenzen. De stad moest zorgen
voor huisvesting en voeding 'tegen
ordinaire betaling'. Binnen een
week deed zich het eerste conflict
voor. De douane verbood om 's
nachts te gaan vissen en sloot
daarom de Waterpoort. Vergroesen
wendde zich meteen tot Laurent
met het verzoek, om 's nachts de
Waterpoort 'op het klinket' te
stellen, zodat de vissers toch
konden uit- en binnenvaren. Het
verbieden van vissen in de nacht en
dat midden in het seizoen zou
ruïneus zijn voor de vangst van
ansjovis (20).
9. Een overijverige sous-prefect.
Het bezoek van de keizer aan zijn
nieuwe territorium inspireerde hem
blijkbaar tot het vervangen van
enkele inheemse autoriteiten door
Franse. Mr. Paulus de la Court
(1760-1848), ondanks zijn Franse
naam toch een geboren en getogen
Brabander uit Gemert, moest als
landdrost plaatsmaken voor de
Normandiër baron Nicolas Frémin
de Beaumont. Die ging als prefect
het Departement van de Monden
van de Rijn besturen vanuit Den
Bosch. Ook de Brabander F.X.
Verheijen, kwartierdrost van Breda,
werd ontslagen. De keizer
benoemde op 15 mei 1810 de Belg
P. Peppe tot sous-prefect van het
arrondissement Breda. Zijn rayon
werd losgemaakt van de Monden
van de Rijn en gevoegd bij het
Departement van de Twee Nethen.
De naam is ontleend aan twee
rivieren: De Grote en de Kleine
Nethe. Een week later liet Peppe de
ambtenaren van Bergen op Zoom
weten, dat zij zo spoedig mogelijk
(gevleugelde woorden van de
Franse administratie!) naar Breda